SS. Wironis,
Plechelmi et Otgeri,
Patronum
Ecclesiæ localis Montis Sanctæ Odiliæ
Sollemnitas
Hoogfeest
van de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus
Patronen van
de kerk van Sint Odiliënberg
zandsteen, 140x28 cm, gepolychromeerd; 1880, W. Pohl, Aken.
De achterzijde toont de figuren van de drie ‘Thaborapostelen’:
Petrus, Johannes en Jacobus. Twee beelden van de laatste reeks,
resp. de figuren van Johannes en Jacobus zijn direct geïnspireerd
op twee middeleeeuwse Romaanse reliëfs (XII), die bij het begin
van de kerkrestauratie van 1879 zijn opgegraven en zich tot eind
2015 in het Rijksmuseum Amsterdam bevonden. Thans zijn de
twee Romaanse reliëfs nog te bezichtigen in het Roerstreekmuseum
te Sint Odiliënberg in afwachting van een waardige plaats in de
basiliek.
Bovenstaande dubbelbeelden dienden in het vooroorlogse
kerkinterieur als steunen voor de triomfboog en waren geplaatst op
het confessiealtaar van de H. Wiro.
Ad lectionis
Officium lectiones
Lezingen van
het Lezingenofficie
Lectio prior
De libro Ecclesiastici 44, 1-15
Iusti in perpétuum vivent, et apud Dóminum est merces eórum
Laudémus viros gloriósos et paréntes nostros in
generatióne sua. Multam glóriam fecit Dóminus magnificéntia sua a sæculo.
Dominántes in potestá-tibus suis hómines magni virtúte, et prudéntia sua
præditi, nuntiántes in prophétis dignitátem prophetá-rum, et imperántes in
præsénti pópulo, et virtúte prudentiæ pópulis sanctíssima verba. In perítia sua
requiréntes modos músicos, et narrántes cármina scripturárum.
Hómines dívites in virtúte pulchritúdinis stúdium
habéntes: pacificántes in dómibus suis. Omnes isti in generatiónibus gentis suæ
glóriam adépti sunt, et in diébus suis habéntur in láudibus.
Qui de illis nati sunt, reliquérunt nomen narrándi laudes
eórum: et sunt quorum non est memória: periérunt quasi qui non fuérunt: et nati
sunt, quasi non nati, et fílii ipsórum cum ipsis.
Sed illi viri misericórdiæ sunt, quorum pietátes non
defuérunt: cum sémine eórum pérmanent bona, heréditas sancta nepótes eórum, et
in testaméntis stetit semen eórum; et fílii eórum propter illos usque in
ætérnum manent: semen eórum et glória eórum non derelinquétur.
Córpora ipsórum in pace sepúlta sunt, et nomen eórum
vivit in generatiónem et generátionem. Sapiéntiam ipsórum narrent pópuli et
laudem eórum núntiet ecclésia.
Lectio altera
Ex Vita sancti Wironis episcopi
(Extractio ex Vita S. Wironis ab auctore anonymo: AASS, Maii t. II,
octav.,. Editio novissima, Parisiis-Romæ 1866, 312-314)
Nomen Iesu circumferébat verbis et exemplis
Wiro non ínfimæ conditiónis paréntibus in Scótia natus,
discéndis lítteris ac pietátis stúdiis inténtus, virtútum increméntis déditus,
terréna pro níhilo ducens, Christíque amóre accénsus, ad cæléstia totis víribus
anhelábat.
In virtútis itínere invíctus progrédiens nec frangebátur
advérsis, nec secúndis efferebátur. Vigíliis non fatigabátur, ieiúniis
lætabátur; et propósitis sibi sanctórum Patrítii, Cuthbérti et Colúmbæ piis
vestígiis, quasi cæléstem vitam in terris agébat.
Unde et peregrinándi amóre incénsus, sacra Apostolórum
límina précibus, vigíliis et lácrimis desiderábat salutáre: sed morte sui
epíscopi impedítus súbstitit atque a pópulo in successórem fuit eléctus; cuius
votis cum resístere non posset, Romam ádiit, presbytero Plechélmo una cum
Otgéro diácono comitátus, ibíque a Románo Pontífice consecrátur; et ad suos
revérsus pastorále offícium admiránda vitæ sanctimónia et religiónis pietáte,
per áliquod tempus, illic exércuit.
Sed ad prædicándum Gallis, Bélgicis Evangélium Christi
amóre incitátus, ad Pipínum Francórum ducem cum suis illis sóciis pervénit. Qui
cogníta beáti Wirónis sanctimónia, eum inter suos primum recépit, ac locum a
mundi strépitu in sylvis remótum ad Ruram flúvium tríbuit, ut cæléstium
contemplatióni libérius vacáret; qui mons Sancti Petri vocabátur, nunc Sanctæ
Odíliæ dícitur, in quo et oratórium Dei Genetríci et Vírgini Maríæ erat ædificátum.
Quo in loco admirándum se ómnibus veræ pietátis spéculum
exhíbuit. Christus illi in corde, Christus illi in ore; nec áliud præter
Christum díligens, quotídie se illi in ara cordis ante altáris sacrifícium
mactábat. Animam ab oratióne haud reláxans, et vigíliis précibus, ieiúniis se
mácerans, fortis adversus vítia fuit ne illis succúmberet, fácilis ad véniam si
quis in ea prolápsus pæniténtiam gestu aut verbis testarétur, sibi parcus,
áliis largus et benígnus, ubíque humilitátis et caritátis de se præbens
exémpla, pópulo tum doctrína tum vita præluxit. Unde et dux Pipínus, detráctis
sibi cálceis, ut sua peccáta confiterétur, quotánnis ipsum solébat adíre,
suisque adhibére consíliis secretióribus.
Tandem vero multis fractus labóribus a Dómino miles
eméritus in regnum cæléste, módica febre corréptus evocátur octávo Idus Maii.
Cuius venerándum corpus in prædícto oratório honorífice
sepúltum, plúrimis miráculis illústre fuit.
Eerste lezing
Uit het boek Jezus Sirach 44,
1-15
De
rechtvaardigen zullen leven in eeuwigheid en bij de Heer hun loon ontvangen
Laat ons nu de roemrijke mannen prijzen, onze vaderen
geslacht na geslacht. Veel roem heeft de Heer hun gegeven; zij waren groot van
oudsher. Zij waren heersers vol koninklijke
waardigheid, mannen, vermaard om hun kracht, raadgevers, rijk aan
inzicht, verkondigers van profetische woorden, leiders van het volk door hun
wijze beslissingen, heersers door hun scherpzinnigheid, geleerden die anderen
onderwezen, bedenkers van liederen, te boek stellers van spreuken.
Machtige mannen, toegerust met kracht, vredestichters in
hun woonplaatsen. Zij werden allen geëerd door hun tijdgenoten en waren de roem
van hun dagen.
Sommigen onder hen hebben een naam nagelaten, zodat men
hun verlof verkondigt. Aan anderen wordt niet meer gedacht: zij zijn verdwenen,
als hadden zij nooit bestaan; zij werden als waren zij niet geboren en zo ging
het ook met hun kinderen na hen.
De eerstgenoemden echter waren vrome mannen, wier
rechtvaardige daden niet vergeten zijn; hun bezit blijft bij hun nageslacht,
hun erfdeel bij de zonen van hun zonen. Hun nageslacht houdt zich aan het
verbond; hun kinderen doen dat om hunnentwil. Tot in lengte van dagen blijft
hun gedachtenis en hun roem wordt niet uitgewist.
Hun lichamen zijn in vrede begraven en hun naam blijft
van geslacht op geslacht. Van hun wijsheid gewaagt de vergadering en de
gemeente verkondigt hun lof.
Tweede lezing
Uit het Leven van de H. Wiro, bisschop
(Extractio ex Vita S. Wironis ab auctore anonymo: AASS, Maii t. II,
octav.,. Editio novissima, Parisiis-Romæ 1866, 312-314)
De Naam
Jezus bracht hij onder de mensen door woord en voorbeeld
Wiro, in Schotland uit ouders van niet geringe afkomst
geboren, legde zich ijverig toe op de studie der letteren en vroomheid, gaf
zich over aan de beoefening der deugden, beschouwde het aardse als nietswaardig
en in de liefde voor Christus ontstoken, streefde hij met al zijn krachten naar
de hemelse dingen.
Onvermoeid op het pad der deugd voortgaande, werd hij
niet gebroken door tegenspoed en verhief hij zich ook niet bij voorspoed. Hij
werd het niet moe >s nachts te waken en in het vasten vond hij zijn vreugde;
en met de vrome voetstappen van de H. Patricius, Cuthbertus en Columba voor
ogen, leidde hij hier op aarde als het ware een hemels leven.
Vervolgens in liefde voor het pelgrimeren ontstoken,
verlangde hij de heilige graven der Apostelen te bezoeken, daar gebeden en
tranen te storten en nachtwaken te houden; maar door de dood van zijn bisschop
verhinderd werd hij weerhouden en door het volk tot opvolger gekozen. Toen hij
aan deze verlangens niet kon weerstaan, reisde hij naar Rome, samen met de
priester Plechelmus en de diaken Otger en daar werd hij door de Bisschop van
Rome gewijd; en teruggekeerd bij de zijnen oefende hij daar een tijdlang zijn
herderlijke taak uit met een bewonderenswaardig heilige levenswandel en met
vrome godsvrucht.
Maar door de liefde voor Christus aangespoord om de
Galliërs en de Belgen het Evangelie te verkondigen, kwam hij met zijn gezellen
aan bij Pepijn, de vorst der Franken. Bekend met de heilige levenswandel van de
gelukzalige Wiro, ontving hij hem als eerste onder de zijnen en wees hem een
plaats aan in de bossen, ver verwijderd van de bedrijvigheid der wereld aan de
rivier de Roer, om zich vrij te wijden aan de beschouwingen der hemelse dingen;
deze plaats werd Sint Petrusberg genoemd en heet nu Sint Odiliënberg waar een
kapel van de Moeder Gods en maagd Maria stond.
Hier toonde hij zich voor allen een spiegel van ware
godsvrucht. Christus alléén in zijn hart, Christus alléén op zijn lippen: en
niets anders dan Christus beminnend slachtofferde hij zich dagelijks voor Hem
op het altaar van zijn hart in het H. Misoffer. Geenszins aflatend van het
gebed, zich offerend in nachtwaken, gebeden en vasten, was hij sterk tegenover
de ondeugden - opdat hij er niet voor zou zwichten - gemakkelijk tot vergeven
bereid, als iemand die bezweken was aan de zonde in woord of gebaar blijk gaf
van berouw; voor zichzelf sober, voor anderen gul en welwillend, overal
voorbeelden van nederigheid en liefde gevend, was hij een licht voor het volk,
nu eens door zijn onderricht, dan weer door woorden. Daarom ook placht Pepijn hem
jaarlijks te bezoeken, om - na zich van zijn sandalen ontdaan te hebben - zijn
zonden te belijden en hem ook bij zijn geheime raadsvergaderingen te betrekken.
Tenslotte wordt de uitgediende soldaat, gebroken door
vele inspanningen, na slechts weinig koorts, door de Heer naar het hemelrijk
geroepen op de achtste mei.
Zijn eerbiedwaardig lichaam, eervol in genoemde kapel
begraven, werd door vele wonderen beroemd.
Relieken van het gebeente van de HH. Wiro, Plechelmus,
bisschoppen en van de diaken Otgerus