Eerste lezing (Job 7, 1-4.6-7)
Uit het boek Job.
Job sprak:
Moet de mens niet zwoegen op aarde,
dagen maken van een dagloner?
Hij snakt naar schaduw,
ziet verlangend uit naar betaling.
Zo ken ik vruchteloze maanden
en nachten lang van getob.
‘s Avonds denk ik: wanneer wordt het morgen?
En ‘s morgens: wanneer wordt het avond?
En zolang het licht is, ben ik ziek van onrust.
Mijn dagen verschieten sneller dan een weversspoel,
ze lopen af, de draad is ten einde.
Bedenk dat mijn leven een ademtocht is,
dat mijn ogen het geluk niet meer zullen zien.
Tweede lezing (1 Kor. 9, 16-19.22-23)
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
dat ik het evangelie predik is voor mij geen reden om te roemen:
ik kan niet anders.
Wee mij als ik het evangelie niet verkondig!
Deed ik het uit eigen beweging, dan had ik recht op loon;
maar zo is het niet:
het is een taak, die mij is toevertrouwd.
Wat is dan mijn verdienste?
Dat ik het evangelie kosteloos verkondig
en geen gebruik maak van het recht aan de prediking verbonden.
Van allen onafhankelijk, heb ik mij de slaaf van allen gemaakt
om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen.
Met de zwakken ben ik zwak geworden
om de zwakken te winnen.
Alles ben ik voor allen
om er tot elke prijs enkelen te redden.
En ik doe alles voor het evangelie
om er ook zelf deel aan te krijgen.
Evangelie (Mc. 1, 29-39)
In die tijd toen Jezus uit de synagoge kwam,
ging Hij met Jakobus en Johannes
naar het huis van Simon en Andreas.
De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed; zij spraken Hem aanstonds over haar.
Hij ging naar haar toe,
pakte ze bij de hand en deed haar opstaan;
zij werd vrij van koorts en bediende hen.
In de avond, na zonsondergang,
bracht men allen, die lijdend of bezeten waren bij Hem.
Heel de stad stroomde voor de deur samen.
Velen, die aan allerhande ziekten leden, genas Hij
en Hij dreef tal van geesten uit,
Maar Hij liet niet toe dat de boze geesten spraken, omdat zij Hem kenden.
Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op,
ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats,
waar Hij bleef bidden.
Simon en diens metgezellen kwamen Hem achterop
en toen ze Hem gevonden hadden, zeiden ze:
“Iedereen zoekt U.
Hij antwoordde hun:
“Laten we ergens anders heen gaan,
naar de dorpen in de omtrek,
opdat Ik ook daar kan prediken.
Daartoe immers ben Ik uitgegaan.”
Hij trok door heel Galilea,
predikte in hun synagogen
en dreef de boze geesten uit.