woensdag 17 februari 2021
Gedeelte uit de Kapitteltoespraak daags voor Aswoensdag Bij het begin van de Veertigdagentijd 2020 "Het is voor ieder van ons de opgave "de beste versie" van onszelf te worden".
BIJ HET BEGIN VAN DE VEERTIGDAGENTIJD
Binnen enkele dagen begint de Veertigdagentijd, een tijd van boete en een tijd van voorbereiding op het Paasfeest.
Oorspronkelijk lag het accent in deze liturgisch tijd niet op boete en vasten, maar op de plechtige statiemis die als voorbereiding op het Paasfeest dagelijks in Rome werd gevierd. Die voorbereiding bestond uit een frequenter en plechtiger vieren van de H. Eucharistie en een zich nauwer in gebed aaneensluiten van de christelijke gemeenschap. Het vasten was afhankelijk van deze plechtige pausmissen die gewoonlijk na de Vespers werden opgedragen; de gelovigen die aan deze vieringen deelnamen bleven daarom tot zonsondergang nuchter.
De prefaties van het Romeins Missaal voor de Veertigdagentijd verwijzen in hun formuleringen naar bovengenoemde oorsprong. De prefatie is, zoals bekend, een wezenlijk bestanddeel van het Eucharistisch Gebed dat van oudsher en naar het woord dankzegging is. Het element van lofprijzing en dankzegging komt juist het sterkste tot uitdrukking in de prefatie: de priester verheerlijkt uit naam van het volk God de Vader en brengt Hem dank voor het heilswerk in het algemeen of voor een heilsdaad naar gelang de dag, het feest of de liturgische tijd.
In de Prefaties van de Veertigdagentijd wordt God gedankt omdat Hij ons de vreugde schenkt jaarlijks met een zuiver hart naar het Paasfeest toe te gaan: het is immers een tijd van meer toeleg op het bidden, van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste, een tijd van grotere trouw aan de Sacramenten, waarin wij zijn herboren (Pref. I).
God schenkt ons deze heilzame tijd om ons hart weer zuiver te maken: vrij van zelfzucht en zonde en om het vergankelijke zó te gebruiken, dat ons hart, het centrum van ons wezen, gericht blijft op het eeuwige (Pref. II).
Met onszelf te versterven brengen wij Hem dank, behoedt Híj ons, zondaars, voor overmoed en eigenwaan en leert Hij ons van onze overvloed met milde hand te geven (Pref. III).
Als wij ons matigen weerhoudt Hij ons van het kwaad, richt Hij onze geest op Hem, maakt ons tot deugdzame mensen en schenkt ons de overwinning door Christus, zijn Zoon en onze Heer (Pref. IV).
Op zijn vergiffenis mogen wij rekenen als wij onze zwakheid rouwmoedig bekennen en onze fouten willen herstellen, teneinde als nieuwe mensen het paasmysterie te kunnen vieren naar het beeld van Hem die als eersteling uit de doden is opgestaan.
Een bekend gebed van kardinaal Newman smeekt dat ieder mens de bedoeling ontdekt, die God met zijn of haar leven heeft en dat hij erin slaagt dit te vervullen. Ook Paus Johannes Paulus II riep mensen vaak op om "te worden wie zij naar Gods bedoeling (dus in de beste versie van zichzelf) konden worden”. Het is voor ieder van ons de opgave “de beste versie van onszelf“ te worden, verantwoordelijke, sterke deugdzame mensen die moedig het leven met al zijn “moeilijkheden, kruisen en teleurstellingen” tegemoet treden. Dat is een lange weg, een levensweg.
Het is maar heel langzaam dat onze dikwijls verstarde harten ontdooien en de overdenking van Christus’ beproevingen en smarten ons waarlijk ontroert. Die verandering vindt niet plaats door af en toe aan Christus te denken. Hij wil leven in ons. Alleen door het oog van onze geest en ons hart op Hem te richten en rustig en trouw voort te gaan zullen wij groeien in goedheid en naastenliefde. Wij zullen die verandering in ons niet eens zelf waarnemen. Het zal zijn als het ontluiken van de bladeren in de lente, we zien ze niet groeien ook niet bij nauwkeurig gadeslaan, maar iedere dag heeft hen toch groei gebracht. Zo is het ook met ons, wellicht niet iedere morgen, maar op bepaalde tijden kunnen we toch vaststellen dat ons lever voller is: van knechten die hun plicht doen omgevormd tot echte kinderen van God.
Laten we met Christus in deze heilzame tijd met Hem door beproevingen en kruis de weg naar Pasen gaan. God leidt ons soms langs vreemde wegen. Wij weten dat hij ons geluk verlangt, maar waarin ons geluk eigenlijk bestaat of welke weg Hij ons wil laten volgen, dat weten wij niet. Aan onszelf overgelaten zouden wij de verkeerde weg kunnen inslaan. Wij moeten het in geloof, hoop en liefde aan Hem overlaten.
Een zalige Vastentijd.