zaterdag 27 februari 2021

Lezingenofficie 2e zondag van de Veertigdagentijd Liturgia Horarum "De Wet is door Mozes gegeven; de genade echter en de waarheid zijn ons geworden door Jezus Christus"


Lezingen van het Lezingenofficie


 Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit het Boek Exodus
13, 17-14, 9

De tocht van de Joden tot aan de Rode Zee

Toen de farao het volk had laten vertrekken, leidde God hen niet langs de weg die door het gebied van de Filistijnen loopt, ook al was dat de kortste route. God dacht namelijk: Als ze strijd zouden moeten leveren, konden ze wel eens spijt krijgen en teruggaan naar Egypte. Daarom liet hij het volk een omweg maken en door de woestijn naar de Rietzee trekken. De Israëlieten waren als een geordend leger uit Egypte weggetrokken. Mozes had het lichaam van Jozef meegenomen, omdat Jozef de Israëlieten plechtig had laten zweren dat te zullen doen. ‘God zal zich jullie lot aantrekken,’ had hij gezegd, ‘en dan moeten jullie mijn lichaam van hier met je meenemen.’

Nadat ze Sukkot hadden verlaten, sloegen ze hun kamp op in Etam, aan de rand van de woestijn. De Heer ging voor hen uit om hun de weg te wijzen, overdag in een wolkkolom, ’s nachts in een lichtende vuurzuil. Zo konden ze dag en nacht verder trekken. Overdag ging de wolkkolom het volk voortdurend voor, en ’s nachts de vuurzuil.

De Heer zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten dat ze omkeren en hun kamp opslaan voor Pi-Hachirot, tussen Migdol en de zee; jullie moeten je kamp recht tegenover Baäl-Sefon opslaan, vlak bij de zee. De farao zal denken dat jullie de weg kwijt zijn geraakt en de woestijn niet meer uit kunnen komen. Ik zal ervoor zorgen dat hij onverzettelijk blijft, zodat hij jullie achtervolgt, en dan zal ik mijn majesteit tonen door de farao en zijn hele leger ten val te brengen. Dan zullen de Egyptenaren beseffen dat ik de Heer ben.’ De Israëlieten gehoorzaamden.

Toen aan de farao, de koning van Egypte, bericht werd dat het volk gevlucht was, kregen hij en zijn hovelingen spijt. ‘Hoe konden we Israël zomaar laten vertrekken!’ zeiden ze. ‘Nu zijn we onze slaven kwijt.’ De farao liet zijn strijdwagen inspannen en verzamelde zijn krijgsvolk. Hij nam de zeshonderd beste wagens van Egypte mee, en ook alle andere, stuk voor stuk bemand met officieren. De Heer zorgde ervoor dat de farao, de koning van Egypte, onverzettelijk bleef, zodat hij de achtervolging van de Israëlieten inzette, die onbevreesd vertrokken waren. De Egyptenaren achtervolgden hen, en haalden hen in bij Pi-Hachirot, waar het volk van Israël zijn kamp had opgeslagen, dicht bij de zee, tegenover Baäl-Sefon.

Tweede lezing
Uit de Preken van Leo I, de Grote, paus

De Wet is door Mozes gegeven; de genade echter en de waarheid zijn ons geworden door Jezus Christus

Voor de ogen van uitverkoren getuigen openbaart de Heer zijn heerlijkheid, en de gedaanten van Zijn lichaam, die Hij met de overige mensen gemeen heeft, glanst nu met zulk een heerlijkheid, dat zijn gelaat gelijk is aan de glans van de zon en zijn klederen gelijken op de blankheid van sneeuw.

Bij deze gedaanteverandering werd dit vooral beoogd: uit de harten van de leerlingen de schande van het kruis weg te nemen. Ook zou de vernedering van zijn vrijwillig lijden hun geloof niet schokken, nadat hun de majesteit van zijn verborgen waardigheid was geopenbaard.

Maar met niet minder voorzorg werd daarmee de hoop van de heilige Kerk gefundeerd, zodat heel het Lichaam van Christus zou erkennen, hoedanig de vernedering zou zijn, die het zou krijgen; en alle ledematen en deelgenootschap in het vooruitzicht hadden in die heerlijkheid, die zij nu reeds in het Hoofd hadden zien glanzen.

Dit had de Heer al in gelijke zin gezegd, toen Hij over zijn komst in heerlijkheid sprak: Dan zullen de rechtvaardigen schitteren als de zon in het Rijk van hun Vader. Terwijl ook de heilige apostel Paulus hetzelfde getuigt, als hij zegt: want ik ben van mening, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat. En elders: Gij zijt immers gestorven en uw leven, en nu met Christus verborgen in God, Christus is uw leven, en wanneer Hij verschijnt, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.

Om zijn leerlingen in de waarheid te bevestigen en tot de volledige kennis te brengen, voegde Hij bij dit wonder nog een andere onderrichting.

Want Mozes en Elias, de Wet namelijk en de Profeten, verschenen en spraken met Christus, opdat op de meest werkelijke manier in de tegenwoordigheid van die vijf mannen vervuld zou worden wat gezegd was: elk woord is betrouwbaar bij twee of drie getuigen.

Wat is meer betrouwbaar, wat zekerder dan het woord, waarbij de bazuin van het oude en nieuwe Testament meeklinkt, wanneer het gepredikt wordt, en waarbij de instrumenten van de oude getuigenissen met de evangelische leer meeklinken?

De inhoud van beide verbonden stemmen met elkaar overeen. En de voorafgaande tekenen onder het omhulsel van mysteries hadden Hem voorspeld, die de glans van de heerlijkheid nu openlijk en duidelijk toonde. Omdat, zoals de H. Johannes zegt: de Wet is gegeven door Mozes, maar de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus,  in Wie de belofte van de profetische beelden werd vervuld, en de betekenis duidelijk werd van de wettelijke voorschriften, omdat Hij door zijn tegenwoordigheid de waarheid leerde van de profetie en door de genade de onderhouding van de geboden mogelijk maakte.

Moge dan volgens de prediking van het allerheiligste Evangelie het geloof bij allen bevestigd worden, en laat niemand zich schamen voor het kruis van Christus, waardoor de wereld is verlost.

En laat ook niemand ofwel vrezen iets te moeten lijden voor de gerechtigheid, ofwel wantrouwend staan tegenover de vervulling van de belofte, want door de arbeid komt men tot de rust en door de dood gaat men over tot het leven. Omdat Hij alle zwakte van onze onbeduidendheid op zich genomen heeft, zullen wij in Hem overwinnen wat Hij overwonnen heeft en ontvangen wat Hij beloofd heeft, als wij Hem blijven belijden en beminnen.

Daarom, hetzij om zijn geboden te onderhouden of tegenslagen te dragen, altijd moet de stem van de Vader, die er aan vooraf ging, in onze oren blijven klinken: Deze is mijn Zoon, mijn Welbeminde, in Wie Ik mijn welbehagen heb: Luistert naar Hem.