Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex
Epístola sancti Cleméntis papæ Primi ad Corínthios
(Cap.
7, 4 — 8, 3; 8, 5 — 9, 1; 13, 1-4; 19, 2: Funk 1, 71-73. 77-79. 87)
Pænitemini
Sánguinem Christi inténtis
óculis intueámur, et cognoscámus quam pretiósus sit Deo et Patri eius, qui
propter nostram salútem effúsus toti mundo pæniténtiæ grátiam óbtulit.
Perveniámus ad omnes mundi
ætátes et discámus quod in omni generatióne, voléntibus ad ipsum convérti,
Dóminus pæniténtiæ locum concésserit. Noe pæniténtiæ præco fuit, et qui ei
obtemperárunt, salváti sunt. Ionas Ninivítis excídium prædicávit; illi autem,
peccatórum pæniténtiam agéntes, précibus Deum placárunt et salútem consecúti
sunt, licet aliéni a Deo essent.
Divínæ grátiæ minístri,
Spíritu Sancto affláti, de pæniténtia locúti sunt. Ipse étiam rerum ómnium
Dóminus cum iuraménto de pæniténtia locútus est: Vivo, inquit Dóminus, nolo
mortem peccatóris sicut pæniténtiam, addens ínsuper dictum egrégium:
Resipíscite, domus Israel, ab iniquitáte vestra. Dic fíliis pópuli mei: Si
peccáta vestra a terra ad cælum usque pertíngant, si cocco rubrióra et cilício
nigrióra fúerint, et ad me ex toto corde convérsi fuéritis et dixéritis: Pater;
tamquam pópulo sancto aurem vobis præbébo.
Volens, ígitur, omnes
diléctos suos pæniténtiæ fíeri partícipes, effátum illud omnipoténti sua
voluntáte roborávit.
Quare magníficæ eius et
gloriósæ voluntáti obsequámur, et, supplíciter misericórdiam et benignitátem
eius implorántes, ad miseratiónes eius advolvámur et convertámur, relíctis
vanis opéribus et contentióne et æmulatióne, quæ ad mortem ducit.
Húmiles ergo mente simus,
fratres, fastum omnem et supérbiam et améntiam et iras deponéntes, et quod
scriptum est faciámus; dicit enim Spíritus Sanctus: Non gloriétur sápiens in
sapiéntia sua, nec fortis in fortitúdine sua, nec dives in divítiis suis, sed
qui gloriátur, in Dómino gloriétur, quæréndo illum et faciéndo ius et
iustítiam, memória præcípue recoléntes sermónes Dómini Iesu, quos, æquitátem et
longanimitátem docens, locútus est.
Sic enim dixit: Miserémini,
ut misericórdiam consequámini; dimíttite, ut vobis dimittátur; prout fácitis,
ita vobis fiet; sicut datis, ita vobis retribuétur; sicut iudicátis, ita
iudicabímini; sicut benígni estis, ita benignitátem experiémini; qua mensúra
metímini, eádem vobis mensurábitur.
Hoc præcépto et his mandátis
stabiliámus nos ipsos, ut in obœdiéntia sanctórum eloquiórum eius cum omni
humilitáte semper ambulémus. Dicit enim verbum sanctum: Super quem respíciam,
nisi super húmilem et quiétum et treméntem sermónes meos?
Quare multórum magnorúmque et
illústrium factórum partícipes facti, recurrámus ad pacis scopum nobis ab
inítio tráditum, et totíus mundi Paréntem et Creatórem diligénter intueámur
atque illíus magníficis et exsuperántibus donis pacis et benefíciis fírmiter
adhæreámus.
Tweede lezing
Uit de brief van de H. Paus Clemens aan de
Corinthiërs
Doet boete
Laten wij het Bloed van
Christus aandachtig beschouwen en erkennen hoe kostbaar voor God, zijn vader,
dat Bloed is, dat voor ons heil werd vergoten en aan heel de wereld de gnade
van de bekering heeft aangeboden.
Laten we al die tijden van
de wereld eens nagaan en dan zien hoe de
Heer in elk geslacht de kans heeft
gegeven om boete te doen, aan allen die zich wilden bekeren. Noë preekte
boetvaardigheid, en die naar hem luisterden werden gered. Jonas voorspelde de
ondergang van de Ninivieten; zij deden boete voor hun zonden, baden tot God,
verzoenden Hem en ontvingen het heil, hoewel ze vreemden waren voor God.
De bedienaren van Gods
genade, door de Heilige Geest bezield, spraken over boete. Ja, de Heer van
alles sprak zelf onder ede over de boetvaardigheid: Zo waar ik leef, zei de Heer, Ik wil de dood van de zondaar niet maar
zijn bekering, en Hij voegt er dit buitengewone woord aan toe: Bekeer u van uw boosheid, huis van Israël. Zeg aan de zonen van mijn
volk: Al zouden uw zonden reiken van de aarde tot aan de hemel en al waren ze
roder dan scharlaken en zwarter dan as; als ge u van ganser harte zoudt bekeren
en uitroepen: Vader! –dan zou Ik naar u luisteren als naar een heilig
volk.
Omdat Hij dan ook wil, dat al zijn geliefde
mensen deelachtig worden aan de genade van de bekering, heeft hij deze
uitspraak met zijn almachtige wil bekrachtigd.
Laten wij ons daarom
onderwerpen aan zijn verheven en glorievolle Wil en nederig zijn barmhartigheid
en goedertierenheid afsmeken. Laten wij
voor Hem neerknielen en zijn erbarming afsmeken, ons bekeren en afzien van onze
ijdele werken, van twist en naijver, die tot de dood leiden.
Laten wij nederig van geest
zijn, broeders, alle hooghartigheid en trots, alle dwaasheid en toorn afleggen
en doen wat er geschreven staat, want de Heilige Geest zegt: De wijze roeme niet op zijn wijsheid, noch
de sterke op zijn kracht, noch de rijke op zijn bezit, maar wie roemen wil,
roeme in de Heer, door Hem te zoeken en door recht en gerechtigheid te doen,
vooral de woorden indachtig van de Heer Jezus, die Hij sprak, toenHij
zachtmoedigheid en grootmoedigheid leerde.
Hij sprak immers aldus: Heb medelijden en ge zult medelijden
ontvangen. Vergeeft opdat ook aan u vergeven wordt. Zoals ge zelf doet, zo zal
ook u geschieden. Zoals gij geeft, zo zal u vergolden worden. Zoals gij
oordeelt, zult gij geoordeeld worden. Zoals gij welwillend zijt, zult gij ook
welwillend behandeld worden. Met de maat, waarmee gij meet, zal ook u
uitgemeten worden.
Laten we door dit gebod en
deze voorschriften onszelf staande houden, om in gehoorzaamheid aan zijn heilige
uitspraken steeds met alle nederigheid voort te gaan. Het heilig woord zegt
immers: Op wien anders zal mijn blik
rusten, dan op de mens die nederig en rustig mijn woorden eerbiedigt.
Laten wij dus, omdat ons
zoveel goeds en schoons is ten deel gevallen, het grote doel van de vrede voor
ogen houden, dat ons vanaf het begin is overgeleverd en laten wij oplettend
onze ogen gericht houden op de Vader en Schepper van heel de wereld en
onwrikbaar vasthouden aan zijn grote weldaden en alles overtreffende gave van
zijn vrede.
Second Reading
From a letter to the Corinthians by Saint Clement, pope
Repent
Let us fix our attention on the blood of Christ and recognise how precious it is to God his Father, since it was shed for our salvation and brought the grace of repentance to all the world.
If we review the various ages of history, we will see that in every generation the Lord has offered the opportunity of repentance to any who were willing to turn to him. When Noah preached God’s message of repentance, all who listened to him were saved. Jonah told the Ninevites they were going to be destroyed, but when they repented, their prayers gained God’s forgiveness for their sins, and they were saved, even though they were not of God’s people.
Under the inspiration of the Holy Spirit, the ministers of God’s grace have spoken of repentance; indeed, the Master of the whole universe himself spoke of repentance with an oath: As I live, says the Lord, I do not wish the death of the sinner but his repentance. He added this evidence of his goodness: House of Israel, repent of your wickedness. Tell the sons of my people: If their sins should reach from earth to heaven, if they are brighter than scarlet and blacker than sackcloth, you need only turn to me with your whole heart and say, “Father,” and I will listen to you as a holy people.
In other words, God wanted all his beloved ones to have the opportunity to repent and he confirmed this desire by his own almighty will. That is why we should obey his sovereign and glorious will and prayerfully entreat his mercy and kindness. We should be suppliant before him and turn to his compassion, rejecting empty works and quarrelling and jealousy which only lead to death.
Brothers, we should be humble in mind, putting aside all arrogance, pride and foolish anger. Rather, we should act in accordance with the Scriptures, as the Holy Spirit says: The wise man must not glory in his wisdom nor the strong man in his strength nor the rich man in his riches. Rather, let him who glories glory in the Lord by seeking him and doing what is right and just. Recall especially what the Lord Jesus said when he taught gentleness and forbearance. Be merciful, he said, so that you may have mercy shown to you. Forgive, so that you may be forgiven. As you treat others, so you will be treated. As you give, so you will receive. As you judge, so you will be judged. As you are kind to others, so you will be treated kindly. The measure of your giving will be the measure of your receiving.
Let these commandments and precepts strengthen us to live in humble obedience to his sacred words. As Scripture asks: Whom shall I look upon with favour except the humble, peaceful man who trembles at my words?
Sharing then in the heritage of so many vast and glorious achievements, let us hasten toward the goal of peace, set before us from the beginning. Let us keep our eyes firmly fixed on the Father and Creator of the whole universe, and hold fast to his splendid and transcendent gifts of peace and all his blessings.