Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex
Homilíis Pseudo-Chrysóstomi
(Supp.,
Hom. 6 De precatione: PG 64, 462-466)
Tweede lezing
Uit de homilieën van de H. Johannes
Chrysostomus, bisschop
Het gebed is een licht voor de ziel
Het hoogte goed is het gebed
en de samenspraak met God; want dat is
de gemeenzaamheid en de vereniging met God; en zoals de ogen van het lichaam,
die het licht zien, zelf gaan stralen, zo wordt ook de ziel, die op God gericht
staat, door diens onuitsprekelijk licht verlicht. Ik bedoel hier het gebed, dat
niet uit sleur geschiedt, maar uit de ziel voortkomt; dat niet beperkt blijft
tot bepaalde tijden en uren, maar dat dag en nacht voortduurt.
Want niet alleen dán moet
men zich plotseling tot God richten als men wil gaan bidden, maar ook als ge
met verschillende verplichtingen bezig zijt, met de zorg voor armen, of met
andere zorgen, of uitingen van goed-menselijke gulheid. Ook dán moet ge deze
bezigheden als gezouten doen vergezeld gaan van een verlangen naar en een
denken aan God, om e alle voor de Heer tot en allerheerlijkste spijs te smaken,
smakelijk door de liefde tot God. We kunnen er heel ons leven lang een
overvloedige vrucht uit plukken, als wij heel veel tijd aan het gebed besteden.
Het gebed is licht voor de
zielen, ware kennis van God, middelaar tussen God en de mensen. De ziel, die
door het gebed tot de hemel wordt opgeheven, omvat God met onuitsprekelijke
omhelzingen, zoals een kind schreiend tot zijn moeder roept, vragend om
goddelijke melk. Ze vraagt om de vervulling van haar eigen wensen, en ze
ontvangt gaven, die boven heel de zichtbare natuur uit liggen.
Want het gebed is een
eerbiedwaardige middelaar bij God. Het verblijdt de ziel en brengt het gemoed
tot rust. Maar meen nu niet, dat het gebed enkel uit woorden bestaat. Het is
een verlangen naar God, een onuitsprekelijke godsvrucht, niet door mensen
geschonken, maar door Gods genade. Waarover ook de Apostel zegt: Want wij weten niet eens, hoe wij behoren te
bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.
Als God iemand eenmaal zo’n
wijze van smeken schenkt, is dat een rijkdom, die niet behoeft te verdwijnen.
Het is een hemelse spijs, die de ziel verzadigt. Die deze heeft gesmaakt, wordt
ontvlamd door een eeuwig verlangen naar de Heer als door een gloeiend vuur, dat
een ziel doet branden.
Als ge uw huis op een
oorspronkelijke manier wilt volmaken, beschilder het dan met bescheidenheid en
nederigheid. Verleen het luister door het licht van de gerechtigheid. Versier
uw huis met goede werken als met echt bladgoud en geef het aanzien door geloof
en grootmoedigheid in plaats van muren vol mozaïeken. Maar boven alles moet ge
het gebed als de gevelspits er boven op plaatsen als de bekroning van uw huis,
om het tot een volmaakt huis voor de Heer te maken en Hem daar te ontvangen als
in schitterend koninklijk paleis, Hem als een beeld voortdurend opgesteld
houdend in de tempel van uw ziel, en Hem daar bezittend door zijn genade.