Memoria
Ad Officium lectionis
Introductio
Paulus in Iaponia natus est annis 1564/1566.
Societatem Iesu ingressus, apud cives magno cum fructu Evangelium prædicavit.
Ingravescente persecutione contra catholicos, una cum viginti quinque aliis
comprehensus est. Aspera ludibria perpessi, tandem in urbem Nagasaki deducti,
cruci affixi sunt anno 1597, pridie huius diei.
Lectio altera
Ex História martýrii sanctórum Pauli Miki
eiúsque sociórum ab auctóre coævo conscrípta (Cap. 14,
109-110: Acta Sanctorum Febr. 1, 769)
Crúcibus defíxis, mirábile fuit vidére ómnium constántiam, ad quam eos
hortabántur, partim Pater Pásius, partim Pater Rodríguez. Pater Commissárius
semper cónstitit quasi immótus óculis in cælum coniéctis. Frater Martínus ad
agéndum divínæ bonitáti grátias concinébat quosdam psalmos, adiúncto versículo In
manus tuas, Dómine. Frater Francíscus Blancus étiam clara voce Deo agébat
grátias. Frater Gunsálvus ádmodum eláta voce dicébat domínicam oratiónem et
salutatiónem angélicam.
Paulus Miki frater noster, videns se consístere in suggéstu ómnium, quos
umquam habúerat, honoratíssimo, primum circumstántibus apéruit se Iapónium et
de Societáte Iesu esse, moríque propter annuntiátum Evangélium, et grátias Deo
ob benefícium tam exímium ágere, deínde hæc verba subiécit: «Cum ad hoc témporis punctum pervénerim e vobis néminem esse opínor, qui
me credat velle párcere veritáti. Decláro ítaque vobis nullam esse ad salútem
viam, nisi quam tenent christiáni. Quæ cum dóceat me ignóscere inimícis, et
ómnibus qui me offendérunt, ego libénter regi omnibúsque meæ mortis auctóribus
ignósco, eósque rogo ut christiáno baptísmo initiári velint».
Hinc óculis in sócios convérsis cœpit eos in hoc extrémo conflíctu
animáre; in quorum ómnium vúltibus lætítia quædam apparébat, sed in Ludovíco
singuláris; cui cum álius quidam christiánus acclamáret, brevi eum futúrum in
Paradíso, digitórum totiúsque córporis gestu gáudii pleno, ómnium in se
spectántium óculos convértit.
Antónius, qui Ludovíci claudébat latus, óculis cælo infíxis, post
invocátum sanctíssimum nomen Iesu et Maríæ, occínuit psalmum Laudáte, púeri,
Dóminum, quem didícerat Nagasáki in institutióne catechéseos; in ea enim
dédita ópera púeris quidam psalmi hanc in rem ediscéndi tradúntur.
Alii dénique repetébant: «Iesu, María», seréna fácie; nonnúlli étiam
exhortabántur circumstántes ad vitam christiáno dignam; hisque et áliis
simílibus actiónibus promptitúdinem moriéndi demonstrábant.
Tum carnífices quáttuor cœpére vagínis (quæ Iapóniis usitátæ sunt) exímere
lánceas, ad quarum horríficum conspéctum omnes fidéles acclamárunt: «Iesu,
María» et, quod plus, est complorátio secúta miserábilis ipsos fériens cælos.
Carnífices quemque eórum uno alteróque ictu, brevíssimo témpore, exanimárunt.
Uit het verhaal van de marteldood van de heilige Paulus Miki en zijn gezellen († 1597)
Gij zult mijn getuigen zijn.
Toen men Paulus Miki en zijn gezellen gekruisigd had, was het wonderlijk om te zien, hoe standvastig zij allen waren. Voor een deel spoorde pater Pasius hen tot deze standvastigheid aan, voor een deel pater Rodriguez. Pater overste hield voortdurend zijn ogen onbeweeglijk op de hemel gericht. Broeder Martinus zong enkele psalmen om God voor zijn goedheid dank te brengen, waaraan hij het vers toevoegde: ‘In uw handen beveel ik mijn geest’ (Lc. 23, 46; Ps. 31 (30), 6). Broeder Franciscus Blancus dankte eveneens God met heldere stem. Broeder Gonsalvus bad met zeer luide stem het onzevader en het weesgegroet.
Toen onze broeder Paulus Miki zag dat hij op een hogere ereplaats stond dan ooit tevoren, maakte hij aan de omstanders bekend dat hij Japanner was en lid van de Sociëteit van Jezus. Hij stierf omwille van de verkondiging van het evangelie en daarom bracht hij God dank voor zo’n grote weldaad. Vervolgens voegde hij eraan toe: ‘Nu voor mij dit uur is aangebroken, zal er wel niemand zijn die gelooft dat ik de waarheid voor mij wil houden. Derhalve verklaar ik hier openlijk voor u dat er geen enkele andere weg naar het heil voert dan die van de christenen. Omdat deze weg mij leert te vergeven aan mijn vijanden en aan allen die mij kwaad doen, vergeef ik gaarne de koning en allen die aan mijn dood medeschuldig zijn. Ik bid dat zij zich door het doopsel in de gemeenschap van de christenen willen laten opnemen.’
Na zijn ogen afgewend te hebben van de omstanders, keek hij naar zijn metgezellen en begon hen bij deze laatste beproeving te bemoedigen. Op het gelaat van allen, maar vooral op dat van Ludovicus, een jongen van ongeveer twaalf jaar, stond blijdschap te lezen. Toen één van de christenen hem toeriep dat hij binnen korte tijd in het paradijs zou zijn, vestigde Ludovicus de ogen van alle toeschouwers op zich door de beweging van zijn vingers en de houding van zijn lichaam: een houding die louter vreugde uitstraalde.
Antonius, een jongen van dertien jaar, die naast Ludovicus hing, riep de allerheiligste naam van Jezus en Maria aan en zong met luide stem, zijn ogen strak op de hemel gericht, de psalm: ‘Verheerlijkt, kinderen, de Heer’ (Ps. 113 (112), 1). Deze psalm had hij bij zijn godsdienstonderricht in Nagasaki geleerd. Daar laat men de kinderen namelijk enkele psalmen van buiten leren.
Tenslotte antwoordden allen met vreugde op het gelaat: ‘Jezus, Maria.’ Sommigen spoorden zelfs de omstanders aan een leven te leiden, een christen waardig. Op deze manier toonden zij hun bereidheid te sterven.
Toen trokken de vier beulen hun lans uit de schede, zoals die door de Japanners gebruikt wordt. Bij de huiveringwekkende aanblik hiervan riepen alle gelovigen: ‘Jezus, Maria’ en, wat meer is, hierna steeg uit de menigte een jammerklacht op ten hemel. De beulen doodden nu de een na de ander met een stoot van hun lans.