Ad Officium lectionis
Introductio
Basilius natus est Cæsareæ in
Cappadocia anno 330 ex familia christiana; litteris eruditus et virtutibus
micans, vitam eremiticam agere cœpit, sed anno 370 episcopus suæ civitatis
factus est. Contra Arianos pugnavit; multa egregie scripsit, et præcipue
monasticas regulas, quibus plurimi orientales monachi etiam nunc astringuntur;
egenos magnopere iuvit. Mortuus est anno 379, die 1 ianuarii.
Gregorius eodem anno 330 prope Nazianzum natus, multas
peregrinationes suscepit ad scientiam acquirendam. Amicum Basilium in
solitudine secutus est, sed presbyter et episcopus ordinatus est. Anno 381
episcopus Constantinopolitanus electus est; attamen, propter factiones
Ecclesiam suam dividentes, Nazianzum recessit, ubi mortuus est die 25 ianuarii
anni 389 vel 390. Eximiæ doctrinæ et eloquentiæ gratia, theologus
vocatus est.
Lectio
altera
Ex Oratiónibus sancti
Gregórii Nazianzéni epíscopi
(Oratio 43, in laudem Basilii Magni, 15. 16-17. 19-21: PG 36,
514-523)
Inleiding
Basilius, in 330 uit christelijke ouders geboren te
Cesarea in Cappadocië, onderscheidde zich bijzonder door wetenschap en deugd.
Na zijn studiejaren leidde hij een verstorven leven in de eenzaamheid, maar in
370 werd hij bisschop van zijn geboortestad. Krachtig bestreed hij de dwaalleer
van de Arianen. Onder zijn vele en belangrijke geschriften nemen zijn regels
voor de monniken een geheel eigen plaats in: nu nog worden zij door monniken in
het Oosten onderhouden. Voor de armen toonde hij zich een vader. Hij stierf op
1 januari 379.
Eveneens in 330 werd Gregorius geboren nabij Nazianze.
Voordat hij zijn vriend Basilius in de eenzaamheid volgde, had hij op vele
reizen zijn geest verrijkt met kennis en wetenschap. Priester en bisschop
gewijd, werd hij in 381 gekozen tot bisschop van Constantinopel, maar toen zijn
kerk door partijtwisten verdeeld werd, trok hij zich terug in Nazianze, waar
hij op 25 januari 389 of 390 stierf. Om zijn hoogstaande leer en zijn grote
welsprekendheid wordt hij Gregorius de theoloog genoemd.
Tweede
lezing
Uit een lofrede van de heilige
Gregorius, bisschop van Nazianze († 390) op Basilius de Grote
Basilius en ik schenen maar één ziel
te hebben, al leefden wij in twee lichamen.
Basilius en ik
troffen elkaar in Athene. Als stromen van een rivier waren wij vanaf de ene
bron, ons vaderland Kappadocië, omwille van onze opvoeding in verschillende
richtingen uiteengegaan naar het buitenland en wij waren weer samengekomen. Het
leek een afspraak, maar God had ons zo geleid.
Toentertijd had
ik veel ontzag voor mijn grote vriend Basilius, omdat ik de ernst zag van zijn
leefwijze en de rijpheid van zijn woord. Bovendien probeerde ik andere jonge
mensen die ik ontmoette en die hem niet kenden, over te halen tot dezelfde
houding. Bij de meesten stond hij direct hoog in aanzien: zijn faam was hem
vooruitgegaan.
Wat gebeurde er
toen? Vrijwel als enige van de in Athene aangekomen studenten werd hij na zijn
studies in Caesarea en in Constantinopel van de algemene regels voor de
ontgroening van nieuwkomers vrijgesteld en een hogere positie waardig geacht.
Dit werd het
begin van onze vriendschap.
Daarna gebeurde
ongeveer het volgende. Want dit mag ik niet overslaan. De Armeniërs zijn, heb
ik gemerkt, een niet eenvoudig volk maar veeleer gesloten en onoprecht. Toen
kwamen enkele studenten bij hem, die hem al eerder kenden door een oude
vriendschap aan de retoricaschool van zijn vader, want zij waren op die school
geweest.
Zij wendden
vriendschap voor, maar hun drijfveer was jaloezie, geen welwillendheid. Zij
stelden hem geen steekhoudende maar gezochte vragen en probeerden hem zo bij de
eerste aanval onderuit te halen. Want zij kenden zijn goede aanleg van vroeger
en waren afgunstig op de toen verworven eer. Het was natuurlijk verschrikkelijk
dat zij die al eerder de filosofenmantel ontvangen hadden en zich geoefend
hadden in het uitkramen van woorden, het nu moesten afleggen tegen een
nieuwkomer van elders.
Maar ik was
Atheens gezind en dom, zodat ik de afgunst niet opmerkte en vertrouwen had in
hun voorwendsels. Toen echter kreeg ik het geheim van de discussies door - het
kon trouwens niet verborgen blijven en kwam duidelijk aan het licht. Ik
veranderde onmiddellijk mijn standpunt, gooide het roer om en viel hem bij. Hij
vatte moed, sloeg hen met argumenten om de oren en liet hen niet los voordat
zij volledig op de vlucht sloegen.
Toen wij na
enige tijd elkaar onze idealen bekend maakten en wisten dat de filosofie ons
beider doel was, toen waren wij alles voor elkaar: wij woonden onder hetzelfde
dak en aten aan dezelfde tafel; één van hart waren wij, gericht op éénzelfde
doel; en met de dag werd ons wederzijds streven sterker.
Het was voor
ons beiden een wedstrijd, niet om de eerste prijs te behalen, maar om die aan
de ander te geven. Want het aanzien dat de ander bereikte, beschouwden wij als
onze eigen eer. Wij schenen maar één ziel te hebben, al leefden wij in twee lichamen.
Slechts voor één zaak zetten wij ons in: de deugd en het leven, gericht op de
verwachtingen van de toekomstige eeuw. En als dit niet te groots is om te
zeggen, wij waren voor elkaar meetlat en paslood om recht van krom te
onderscheiden.
Laat ieder een
achternaam dragen die hij van zijn vader gekregen heeft, of een titel die hij
zichzelf door eigen inspanning heeft verworven, het belangrijkste voor ons was
het toen christen te zijn en die naam te dragen.