donderdag 16 januari 2020

H. Antonius Abt over de hoofddeugden van de monnik II

Abt Antonius over de hoofddeugden van de monnik II: 


Verder sprak abt Antonius: Er zijn er die hun lichaam door
gestrengheid afbeulen, en toch, omdat ze geen onderscheid
wisten te maken, ver van God afstonden.

Deze spreuk nodigt uit om de rangorde van waarden te eerbiedigen.
Lichamelijke ascese is nooit doel op zich, men kan zich uitputten en
zich er totaal aan overgeven en toch ver blijven van God. Alleen de
liefde verenigt ons met Hem en verdraagt geen buitensporigheden.

De onderscheiding, deze kostbaarste onder de deugden, leert ons
elke steen juist te plaatsen in de constructie van het geestelijk
bouwwerk en houdt ons op de ‘via regia’, de koninklijke weg van
het juiste midden. Het impliceert tegelijkertijd zekerheid van
oordeel en gevoel voor maat.
Johannes Cassianus becommentarieert deze gedachte waarvan
de kern aan Antonius zelf wordt toegeschreven:
“Deze deugd, die zich van overdrijving naar de ene kant en naar
de andere kant onthoudt, leert de monnik steeds de koninklijke
weg te gaan en staat hem niet toe af te wijken, noch naar rechts
doordat hij dwaas en vermetel in een overdreven ijver de grenzen
van de matigheid overschrijdt,noch naar links, naar verslapping
en ondeugd, doordat hij onder voorwendsel van voorziening
van het lichaam, traag en lui wordt van geest… Dit is het oordeel
des onderscheids (Latijn: discretio), dat in het Evangelie het oog
en de lamp van het lichaam wordt genoemd… Het onderscheidt
inderdaad alle gedachten en daden van de mens: alles wat gedaan
moet worden, doorzoekt en doorziet het. Indien dit troebel is in
de mens, dat wil zeggen niet steunt op gezond inzicht en kennis,
en door dwaling en inbeelding wordt bedrogen, dan maakt het
heel ons lichaam duister, vertroebelt onze daden en alle helderheid
van onze geest… In het onderscheid is wijsheid gelegen, verstand
en begrip, zonder welke ons innerlijk huis niet kan worden gebouwd
of geestelijke rijkdom vergaard…. Het onderscheid is de deugd die
de monnik met vaste tred en veilig naar God leidt en die de andere
deugden voortdurend gaaf bewaart (1).

(1)   Monnik en woestijnvader, 4e-5e eeuw die geschriften naliet
Over het monnikenwezen.
Bekend zijn zijn Collationes / Gesprekken I-X.

Met dank en toestemming ontleend aan Monastieke Cahiers nr. 10,
uitgegeven door de Benedictinessen van Bonheiden 1981