donderdag 9 januari 2020

Gebed is "herinnering aan God"


Het gebed is het leven van het nieuwe hart. Het moet ons op elk moment bezielen. Maar, we vergeten Hem die ons leven en ons al is. Daarom leggen de geestelijke vaders, in de traditie van het boek Deuteronomium en van de profeten, de nadruk op het gebed als "herinnering aan God", als het herhaaldelijk opwekken van het "geheugen van het hart". "Men moet zich God vaker herinneren dan men ademhaalt". Maar men kan niet "te allen tijde" bidden, als men niet welbewust bidt op vastgestelde ogenblikken: dat zijn de centrale momenten, de sterke tijden van het christelijke gebed, qua intensiteit en tijdsduur (CKK 2697).

De Heer geeft leiding aan elke persoon langs wegen en op de manier die Hem behagen. Het hangt echter ook van de gerichtheid van het hart en van de persoonlijke gebedsvormen af hoe elke gelovige Hem antwoord geeft. Toch heeft de christelijke traditie drie belangrijke uitdrukkingswijzen van het gebedsleven aangehouden: het mondgebed, de overweging (meditatie) en het beschouwende (contemplatieve) gebed. Eén wezenlijke eigenschap hebben zij gemeenschappelijk: de inkeer van het hart. Deze waakzaamheid om het woord van God te bewaren en om in de tegenwoordigheid van God te blijven, maakt deze drie uitdrukkingswijzen tot sterke tijden van het gebedsleven (CKK 2699).