donderdag 29 mei 2025
Prefatie I Hemelvaart van Christus
Lezingen H. Mis (Lectionarium) van de Hemelvaart van de Heer Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen
Uit de Handelingen der Apostelen.
Mijn eerste boek, Teófilus, heb ik geschreven
over alles wat Jezus gedaan en geleerd heeft
tot aan de dag, waarop Hij zijn opdracht gaf
aan de Apostelen, die Hij door de heilige Geest
had uitgekozen, en waarop Hij ten hemel werd opgenomen.
Na zijn sterven toonde Hij hun met vele bewijzen,
dat Hij in leven was.
Hij verscheen hun gedurende veertig dagen
en sprak met hen over het Rijk Gods.
Terwijl Hij met hen at,
beval Hij hun Jeruzalem niet te verlaten,
maar de belofte van de Vader af te wachten
die, zo zei Hij, gij van Mij vernomen hebt:
“Johannes doopte met water,
maar gij zult over enkele dagen
gedoopt worden met de heilige Geest.”
Terwijl zij eens bijeengekomen waren,
stelden zij Hem de vraag:
“Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?”
Maar Hij gaf hun ten antwoord:
“Het komt u niet toe dag en uur te kennen,
die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld.
Maar gij zult kracht ontvangen
van de heilige Geest, die over u komt,
om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem,
in geheel Judea en Samaria
en tot het einde der aarde.”
Na deze woorden
werd Hij ten aanschouwen van hen omhooggeheven
en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
Terwijl zij Hem bij zijn hemelvaart gespannen nastaarden,
stonden opeens twee mannen in witte gewaden bij hen die zeiden:
“Mannen van Galilea,
wat staat ge naar de hemel te kijken?
Deze Jezus,
die van u is weggenomen naar de hemel,
zal op dezelfde wijze wederkeren
als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan.”
Tweede lezing (Ef. 1, 17-23)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efese.
Broeders en zusters,
ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus,
de Vader der heerlijkheid,
u de Geest te geven van wijsheid en openbaring
om Hem waarachtig te kennen.
Moge Hij uw innerlijk oog verlichten
om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij u roept,
hoe rijk
de heerlijkheid van zijn erfdeel te midden der heiligen
en hoe overgroot zijn macht is in ons die geloven.
Dezelfde sterkte en kracht heeft Hij betoond in Christus,
toen Hij Hem opwekte uit de dood
en zette aan zijn rechterhand in de hemelen,
hoog boven alle heerschappijen,
machten, krachten en hoogheden
en boven elke naam, die genoemd wordt,
niet alleen in deze maar ook in de toekomstige tijd.
Alles heeft God onder zijn voeten gelegd,
en Hemzelf, verheven boven alles,
heeft Hij als Hoofd gegeven aan de kerk,
die zijn lichaam is,
de volheid van Hem, die het al in alles vervult.
Evangelie (Mc 16, 15-20)
In die tijd, toen Jezus aan de elf verscheen,
sprak Hij tot hen:
“Gaat uit over de hele wereld
en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.
Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden,
maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen:
in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven,
nieuwe talen spreken,
slangen opnemen;
zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen;
en als ze aan zieken de handen opleggen
zullen dezen genezen zijn.”
Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen
en Hij zit aan de rechterhand van God.
Maar zij trokken uit om overal te prediken,
en de Heer werkte met hen mee
en schonk kracht aan hun woord
door de tekenen die het vergezelden.
maandag 26 mei 2025
26 mei H. Filippus Neri, priester Verheugt u in de Heer te allen tijde.
uit de lezingendienst:
Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)
Verheugt u in de Heer te allen tijde.
De Apostel schrijft ons voor om ons te verheugen, maar in de Heer, niet in de wereld. Want zoals de Schrift zegt: ‘Wie met de wereld bevriend wil zijn, maakt zich tot vijand van God’ (Jak. 4, 4). Zoals echter geen mens twee heren dienen kan, zo kan ook niemand zich tegelijk in de Heer en in de wereld verheugen. Laat dus de vreugde in de Heer de overhand hebben totdat de vreugde in de wereld ten einde gaat. Laat de vreugde in de Heer steeds vermeerderen, en de vreugde in de wereld steeds minder worden totdat die ophoudt. Dat wil niet zeggen dat wij ons niet verheugen mogen terwijl wij in deze wereld zijn, maar dat wij ons al in de Heer verheugen terwijl wij nog in deze wereld zijn.
Maar daar zegt iemand: ik ben in de wereld; dus als ik blij ben, ben ik blij daar waar ik ben. Wat hebben we nu? Omdat ge in de wereld zijt, zijt ge niet in God? Luister naar diezelfde apostel wanneer hij tot de Atheners spreekt, en wanneer hij in de Handelingen van de Apostelen over God en over onze Heer de Schepper zegt: ‘In Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn’ (Hand. 17, 28). Want wie overal is, waar is Hij niet? Heeft Hij ons niet hiertoe vermaand: ‘Weest onbezorgd. De Heer is nabij!’ (Fil. 4, 5b-6).
Dit is iets groots, dat Hij opgestegen is boven alle hemelen en toch nabij is aan hen die nog op aarde verblijven. Wie is Hij die veraf en nabij is, anders dan Hij die ons zo nabij gekomen is uit barmhartigheid?
Want heel het menselijk geslacht is die mens, die achtergelaten door rovers halfdood op de weg lag, aan wie de priester en de leviet vol minachting voorbijgingen, maar naar wie de Samaritaan, die voorbijkwam, toeging om hem te verzorgen en te helpen.
De Onsterfelijke en Rechtvaardige was ver weg van ons, sterfelijke en zondige mensen, maar Hij daalde naar ons af, zodat Hij die veraf was, ons nabij zou worden.
‘Hij handelt met ons niet zoals wij verdienen, vergeldt ons niet onze schuld’ (Ps. 103 (102), 10), want wij zijn zijn kinderen. Hoe bewijzen wij dat? De enige Zoon is voor ons gestorven, om niet de Enige te blijven. Hij die als de Enige stierf, wilde niet de Enige blijven. Want de enige Zoon van God maakte velen tot kinderen van God. Hij kocht zich broeders en zusters met zijn bloed; zelf verworpen, erkende Hij hen; zelf verkocht, kocht Hij ze los; Hij eerde hen terwijl Hij zelf veracht werd; zelf werd Hij gedood en maakte hen levend.
Dus, broeders en zusters, verheugt u in de Heer, niet in de wereld, dat wil zeggen: verheugt u in de waarheid, niet in de ongerechtigheid, verheugt u in de hoop op de eeuwigheid, niet in de glans der ijdelheid. Dus verheugt u: waar ge ook zijt en hoe lang ge hier ook zult zijn. De Heer is nabij. Weest onbezorgd!
zondag 25 mei 2025
Lezingenofficie Zesde zondag van Pasen Liturgia Horarum Het Woord des levens en het licht van God
Lezingen H. Mis 6e zondag van Pasen, jaar C “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden"
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen verkondigden enige mensen die van Judea waren gekomen, aan de broeders de leer: “Indien ge u niet naar Mozaïsch gebruik laat besnijden, kunt ge niet gered worden.” Toen hierover onenigheid ontstond en Paulus en Barnabas in een felle woordenwisseling met hen raakten, droeg men Paulus en Barnabas en enkele andere leden van de gemeente op met deze strijdvraag naar de apostelen en oudsten in Jeruzalem te gaan. Deze besloten samen met de hele gemeente enige mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te sturen: Judas, bijgenaamd Barsabbas en Silas, mannen van aanzien onder de broeders, en hun het volgende schrijven mee te geven: “De apostelen en de oudsten zenden hun broederlijke groet aan de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. Daar wij gehoord hebben dat sommigen van ons u door woorden in verwarring hebben gebracht en uw gemoederen hebben verontrust, zonder dat ze van ons enige opdracht hadden gekregen, hebben wij eenstemmig besloten enige mannen uit te kiezen en naar u toe te sturen, in gezelschap van onze dierbare Barnabas en Paulus, mensen die zich geheel en al hebben ingezet voor de naam van onze Heer Jezus Christus. Wij hebben dus Judas en Silas afgevaardigd die ook mondeling hetzelfde zullen overbrengen. De heilige Geest en wij hebben namelijk besloten u geen zwaardere last op te leggen dan het strikt noodzakelijke: namelijk u te onthouden van spijzen die aan afgoden geofferd zijn, van bloed, van verstikt vlees en van ontucht. Als gij uzelf daarvoor in acht neemt zal het u goed gaan. Vaarwel!”
Tweede lezing (Apok. 21, 10-14.22-23)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Een engel bracht mij, Johannes in de geest op een zeer hoge berg en toonde mij de heilige Stad, Jeruzalem, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde, stralend van de heerlijkheid Gods; zij schitterde als het kostbaarste gesteente en als kristalheldere jaspis. De Stad was omringd door een zeer hoge muur met twaalf poorten en aan de poorten stonden twaalf engelen; namen waren daarop gegrift, de namen van de twaalf stammen van Israël. Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen. En de stadsmuur had twaalf grondstenen en daarop stonden de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. Maar een tempel zag ik er niet want God, de Heer, de Albeheerser is haar tempel zoals ook het Lam. En de Stad heeft het licht van zon en maan niet nodig want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam.
Evangelie (Joh. 14, 23-29)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
.In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie Mij niet liefheeft onderhoudt mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort is niet van Mij maar van de Vader die Mij gezonden heeft. Dit zeg Ik u terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij hebt Mij horen zeggen: Ik ga heen maar Ik keer tot u terug. Als Gij mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt, zult geloven.”
zaterdag 17 mei 2025
Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Dominica V Paschæ Christus est dies
Lezingen H. Mis 5e zondag van Pasen, jaar C - Gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad,
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen keerden Paulus en Barnabas terug naar Lystra, Ikonium en Antiochië. Daar bevestigden zij de leerlingen in hun goede gesteldheid, spoorden hen aan in het geloof te volharden en zeiden dat zij door vele kwellingen het Rijks Gods moeten binnengaan. In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan, en vertrouwden hen toe aan de Heer in wie zij nu geloofden. Zij reisden door Pisidië naar Pamfylië, predikten het woord in Perge en bereikten Attalia. Daar gingen ze scheep naar Antiochië vanwaar zij, aan Gods genade toevertrouwd, vertrokken waren naar het werk dat zij volbracht hadden. Na hun aankomst riepen zij de gemeente bijeen en vertelden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend.
Tweede lezing (Apok. 21, 1-5a)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem van God uit de hemel neerdalen, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: “Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn want al het oude is voorbij.” En Hij die op de troon is gezeten sprak: “Zie Ik maak alles nieuw.”
Evangelie (Joh. 13, 31-33a.34-35)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd zei Jezus tot de leerlingen: “Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem. Als God in Hem verheerlijkt is zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken. Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn. Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.”
zondag 11 mei 2025
Collectegebed – Vierde zondag van Pasen Zondag van de Goede Herder
deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
ut eo perveniat humilitas gregis,
quo processit fortitudo pastoris.
2.deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
3.ut eo perveniat humilitas gregis,
4. quo processit fortitudo pastoris.
De aardige constructie eo…quo springt onmiddellijk in het oog. Ook de genitivusvormen gregis en pastoris op het einde van de laatste twee zinnen vormen samen een enkel concept en maken de oratie zingbaar.
De stijlfiguur hier is een synchesis (Grieks σύγχυσις) een “vermenging”, dikwijls gebruikt door Latijnse en Griekse schrijvers om de lezer te concentreren op de betekenis van woorden door een bepaalde plaatsing in de zin: een parallelisme van grammaticale vormen: “ut A-B-C-D, A-B-C-D” die een antithese vormen: eo/quo, perveniat/processit, humilitas/fortitudo en gregis/pastoris.
Het is goed te bedenken hoe deze oraties, gespróken, klinken, en vooral als ze worden gezongen. Het zijn heel vaak kleine stukjes poëzie vol schoonheid. Die dimensie kan gemakkelijk over het hoofd worden gezien als de oratie alleen maar in stilte vanaf het blad wordt gelezen. Het zou goed zijn wanneer toekomstige vertalers van de Latijnse oraties deze gebeden bij hun vertaalarbeid luid zouden lezen en zelfs zingen!
B i j b e l s e c o n t e x t
Het beeld van de herder en zijn kudde komt veel voor in het O.T. als beeld van het Godsvolk en de leiding en zorg van God of de Messias. Enkele vindplaatsen: Jes 40,11; Jer 23,1-4; Ez 34; Ps 73,1; 76,21; 78,13; 79,2; 94,7.
N.T.: Mt 9,36; 18,12; Joh 10; 21,17; Hebr 13,20, 1 Pe 2,25 (geen volledige opsomming)
C h r i s t e l i j k e l i t e r a t u u r
Talloos zijn de overwegingen en de preken over het beeld van Christus als de Goede Herder. Wij noemen enkele die als tweede lezing in het Lezingenofficie van het Getijdengebed zijn opgenomen:
· Homilie van de H. Asterius van Amasea (13) Over de navolging van het herderschap van de Heer (donderdag na de 1e zondag van de Vasten)
· Homilie van de H. Gregorius de Grote (14,3-6) Christus, de goede Herder (4e zondag van Pasen)
· Preek van de H.Augustinus (Sermo 47, 1.2.36 Over de schapen (maandag 13e week door het jaar)
· Commentaar van de H. Thomas van Aquino op Johannes 10 (maandag 21e week).
· Preek van de H. Augustinus Over de herders (Sermo 46) (24e zondag t/m vrijdag 25e week). Schitterend commentaar op Ezechiël 34.
· Commentaar van de H. Gregorius van Nyssa op het Hooglied: Gebed tot de goede Herder (donderdag 33e week door het jaar).
V o c a b u l a r i u m
Societas, atis betekent “gezelschap, genootschap, vereniging, associatie, verbond, gemeenschap, samenleving”. Het is meer dan een toevallig bijeengebrachte groep en wel een groep die bijeengebracht is voor een gemeenschappelijk doel. Het begrip roept ook het concept “communio” op: een in het Nieuwe Testament gebezigde term voor de gemeenschap van de gelovigen in de richting gaat van de relatie die we in de hemel zullen hebben en daaraan anticipeert. In de Nederlandse vertaling van de oratie bleef dit begrip dat in het christelijk Latijn frequent wordt gebruikt onvertaald. De teksten van de H.Mis verdienen een mooie en zorgvuldige vertaling. Incorrecte versies doen geen recht aan degenen die de vertaalopdracht geven en de gelovigen die een correcte vertaling verwachten.
Er is een mooi contrast tussen humilitas en fortitudo. Het lijken tegenstellingen. Overeenkomstig het oudromeinse taalgevoel heeft humilitas de negatieve connotatie van “laagheid”, in de zin van verachtelijkheid, minderwaardigheid of ellende. Daarentegen betekent fortitudo “kracht” en zelfs “moed, getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering; onverschrokkenheid, dapperheid,”. In het Sacramentarium Gelasianum van de 8e eeuw waaruit de collecte van vandaag afkomstig is, stond in plaats van fortitudo oorspronkelijk celsitudo. De Lewis and Short-dictionary geeft als betekenissen: 1. Verheven lichaamshouding en 2. In later Latijn een titel: Uwe Hoogheid. Fortitudo kan een dichterlijke verwijzing zijn naar Christus’morele kracht en vastberaden volharding in zijn Lijden en Dood. Bovendien kiest de Heer de zwakken uit en maakt hen sterk met zijn kracht, zijn fortitudo (vgl. 1 Kor 1,26-28). Zwakheid en kracht moeten ook hier niet gewogen worden naar wereldse successen.
Hedendaagse vertalers veranderen soms een abstract idee dat klinkt als een bezit (een troop synecdoche genoemd), zoals “de nederigheid van de kudde” of “de macht van de herder” in een karakteristiek van de bezitter, zoals in “de kleine kudde” of “de machtige herder”. Heel zeker gaat daarbij schoonheid van de Latijnse tekst verloren.
Procedo betekent “tevoorschijn komen, voor de dag komen, voorspruiten” maar ook “voortbewegen, vooruitgaan, voorgaan”. In overdrachtelijke zin krijgt het de betekenis van ”gunstig uitpakken voor, voordelig aflopen” of iets dergelijks.
In het collectegebed hebben we een beeld van Christus als Herder van de schapen die met grote vastberadenheid zijn kleine kudde leidt naar de hemelse vreugden die geen einde kennen.
Hij voert ons terug naar dat waaruit Hij eerst voortkwam, de communio met de Vader en de H. Geest. In de Griekse neoplatoonse filosofie die het vroegchristelijke gedachtegoed voedde, vinden we dikwijls het paradigma van het voortgaan (Grieks: πρó-οδος, of in het Latijn exitus), een rondgaan en een terugkeer (Grieks: επι-ςτροφη, of Latijn reditus). De oude oratie van deze zondag lijkt een echo te zijn van dit algemeen klassieke patroon.
Het collectegebed van deze zondag roept welhaast vanzelf de mozaïeken in de absiden van de oude basilieken in Rome en Ravenna op. (Zie de illustraties)
Deze kunstwerken van het vroege christendom, vervaardigd uit uiterst kleine stukje gekleurde steen en glas zijn samengevoegd tot schitterende werken van grote spirituele betekenis. In zekere zin is de Kerk, het Mystieke Lichaam van Christus, met een mozaïek te vergelijken: wij, kleine individuele katholieken met een verschillende roeping, op diverse plaatsen en zelfs met historische afstanden, hebben elk hun eigen aandeel bij het realiseren van een groter werk: iedere steen (of tessera) dient om de schoonheid van de andere te vergroten, iedere steen heeft een functie ten opzichte van de andere alsof zij leden waren van een societas. Op zichzelf beschouwd zijn de individuele steentjes niet de moeite van het bekijken waard, en blijven onopgemerkt. Eenmaal echter door de hand van de kunstenaar bijeengebracht in een bepaalde ordening, hebben ze iets verbluffends.
Het collectegebed herinnert ons aan het grote werk van de Verlosser bij zijn intrede in deze wereld. Hij heeft ook beloofd terug te zullen komen. De tweede Persoon van de H. Drieëenheid, komt van alle eeuwigheid voort (procedit) uit de Vader. Hij vertoonde zich (procedebat) dus in deze wereld met een machtige gebaar van zelfontlediging om ons te verlossen van onze zonden, om ons te leren wie wij zijn en om ons uit het verderf van de eeuwige dood te voeren naar het glorievolle geluk in vereniging met God in de hemel. Hij kwam bij zijn eerste komst in nederigheid (in humilitate) om onze ellende (humilitas) op Zich te nemen. Bij zijn tweede komst zal Hij, bekleed met zijn eigen fortitudo, ons weiden in de nieuwe societas in de hemel.
(1) Sequens Victimæ paschali laudes van Pasen.
Lezingen H. Mis 4e zondag van Pasen, jaar C Mijn schapen zullen in eeuwigheid niet verloren gaan.
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen reisde Paulus en Barnabas langs Perge naar Antiochië in Pisidië, waar zij op de sabbat de synagoge binnengingen. Na afloop van de dienst in de synagoge liepen vele joden en godvrezende proselieten met Paulus en Barnabas mee; deze spraken hen toe en drongen er bij hen op aan in de genade van God te volharden. De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van God te luisteren. Bij het zien van die grote menigte werden de Joden zeer afgunstig en beantwoordden de uiteenzetting van Paulus met beschimpingen. Toen verklaarden Paulus en Barnabas in alle vrijmoedigheid: “Tot u moest wel het eerst het woord van God gesproken worden, maar omdat gij het afwijst en uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt, daarom richten wij ons voortaan tot de heidenen. Want aldus luidt de opdracht van de Heer tot ons: Ik heb u bestemd als een licht voor de heidenen, opdat gij redding zoudt brengen tot aan het uiteinde van de aarde.” Toen de heidenen dit hoorden waren zij verheugd en verheerlijkten het woord van God, en allen die tot het eeuwig leven waren voorbestemd namen het geloof aan. Het woord des Heren verbreidde zich door heel die streek, maar de Joden hitsten de godvrezende vrouwen op die uit de toonaangevende kringen kwamen en ook de voornaamste burgers uit de stad; zij veroorzaakten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en verjoegen hen uit hun gebied. Dezen schudden het stof van hun voeten ten teken dat zij met hen gebroken hadden en gingen naar Ikonium. De leerlingen echter waren vervuld van vreugde en van de heilige Geest.
Tweede lezing (Apok. 7, 9.14b-17)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes zag een geweldige menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. Toen zei een van de oudsten tot mij: “Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam. Daarom staan zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in zijn tempel, en Hij die op de troon is gezeten zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen, want het Lam in het midden van de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.”
Evangelie (Joh. 10, 27-30)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en ze volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn één.”
woensdag 7 mei 2025
8 mei 2025 Hoogfeest HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus, Kerkpatronen
De basiliek is open van 14.00 u tot na de Vespers. Rondleiding op verzoek mogelijk.
Zoals elk jaar vieren we op donderdag 8 mei het Patroonsfeest van de Bergse heiligen met om 9.30 u een gezongen Hoogmis, opgedragen door onze oud vicaris-generaal Mgr. R. Maessen in concelebratie met pastoor L’Ortye.
Verering van de relieken en Wirolied.
Sinds kort verheugt de basiliek zich in een nieuw reliquiarium, een reliekenkistje met partikels van het gebeente van de kerkpatronen dat het Catharijne Convent Utrecht als langdurig bruikleen aan de basiliek ter beschikking heeft gesteld. Dit kistje is afkomstig uit de inmiddels opgeheven Benedictijner abdij uit Oosterhout.
Op 8 mei wordt het kistje in de kerk tentoongesteld.
17.30 u Gezongen Vespers van het feest met verering van de relieken.
Aansluitend ontvangst in de Priorij met koffie en vlaai.
19.00 u Voordracht door mevrouw Dr. Evelyne Verheggen, kunsthistorica en erfgoeddeskundige, over ‘Flowerpower in de Contrareformatie (katholieke herleving). Bloemen en planten in de katholieke verbeelding van deugdzaamheid’. Een analyse hoe en waarom katholieken na de Reformatie bloemen en planten als symbool voor deugden en goede werken inzetten als wapen in de religieuze, ideologische strijd met de protestanten.
maandag 5 mei 2025
Basiliek geopend periode mei-september 2025- nu met expositie op oksaal aanpalend aan zuidertoren
Vanaf zondag 4 mei is de basiliek elke zondag weer geopend voor bezoek en bezichtiging van 13.15 u tot 17.00 u, van mei t/m september.
Vanaf zaterdag 3 mei is de basiliek weer open op zaterdag en woensdag van 13.15 u tot 15.00 u, van mei t/m oktober.
Tijdens deze openstelling is de fotogalerij van “80 Jaar bevrijding van ons dorp” te bezichtigen op het oksaal dat bereikbaar is via de zuidertoren.
zondag 4 mei 2025
Muziek voor de Vespers in de Basiliek zondag 4 mei 2025 - Programma
1. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Kerksonate in F [KV 224]
2. Anonymus (Tours, Stadsbibliotheek, manuscript nr. 172)
Magnificat du Premier Ton (±1720)
Gregoriaans-alternatim volgens de koortraditie van Trente
Orgel en zang wisselen elkaar daarbij gelijkwaardig af
Fond d’orgue [Introduction]
-Magnificat anima mea Dominum
Basse de Trompette
-Quia respexit
Récit [Les Bourdons]
-Et misericordia eius
Récit [Les Cornets]
-Deposuit potentes
Basse de Trompette
-Suscepit Israel
Duo [avec Cromorne]
-Gloria Patri et Filio
Dialogue
3. Mozaïek van het Magnificat
1. Gregoriaans (← 800)
Magnificat anima mea Dominum
2. Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Et exsultavit spiritus meus [uit: BWV 243]
3. Jean Adam Guilain (1680-1730)
Quia respexit humilitatem ancillae suae
‘Trio des Flûtes’ uit: Pièces d’Orgue pour le Magnificat
4. Pierre du Mage (±1676-1751)
Quia fecit mihi magna qui potens est
‘Tierce en taille’ uit: Livre d’Orgue
5. Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Et misericordia a progenie in progenies [uit: BWV 243]
6. Louis-Nicolas Clérambault (1676-1749)
Fecit potentiam
Dialogue sur les grands jeux’, uit: Livre d’Orgue
7. Jean-François Dandrieu (1684?-1740)
Deposuit potentes de sede
‘Duo du Magnificat’ uit: Premier Livre de Pièces d’Orgue
8. Antonio Vivaldi (1678-1741)
Esurientes implevit bonis [uit: RV 610]
9. Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Suscepit Israel / Er denket seine Gerechtigkeit [uit: BWV 10]
10. Anonymus (±1540)
Sicut locutes est ad patres nostros
uit: Monumenta Musica Neerlandica, VIII – 3
Illustre Lieve Vrouwe Broederschap 's-Hertogenbosch
Codex 73, Tomus III, Septimi toni Magnificat instrumentaliter
4. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)
Kerksonate in D [KV 144]
Overweging "Goede woorden komen van God"
Toen het evangelie werd geschreven, was Petrus al lang overleden.
Dit evangelie moet dus ook voor ons van betekenis zijn. Laten we hier eens naar zoeken.
Petrus gaat vissen, net alsof Jezus niet meer leeft ; herkennen sommigen zich daar ook niet in ? In hun doen en laten, maar ook bij hun zorgen en verdriet, houden mensen er vaak geen rekening mee, dat de liefdevolle God er ook nog is, Hij die ons juist nabij wil zijn.
Gebeurt het niet vaak dat wij ons aftobben en dat alles misgelopen is ?
En dan zegt iemand ons iets, een bemoedigend woord of een advies. Of er komt een gedachte in ons op, die bijna belachelijk lijkt. En toch gaan we erop in en ineens wordt alles anders, al is het maar dat we de moed hebben om verder te gaan. En net zoals Petrus hebben wij niet in de gaten, wie daar eigenlijk achter staat.
Goede woorden, goede invallen, die komen van God, want de mens kan iets van God ervaarbaar maken.
De liefdevolle God kan ook in de stilte tot ons spreken. Als wij onze dagelijkse beslommeringen even vergeten, en wij de tijd nemen om ons rustig te bezinnen, om oog en oor voor God te hebben, dan kunnen we een meer optimistische kijk op het leven krijgen. We kunnen het leven beter aan, we hebben meer vertrouwen. We weten dat we grond onder onze voeten hebben.
Ons bezinnen en bidden, doen we dat ook niet in de Eucharistie, in de Mis? Merken ook wij dat het ons goed doet om naar de kerk te gaan ?
Dat we ons geborgen weten in dat grote Mysterie van licht en liefde, in God ? Er kan een kracht van uitgaan, die ons rust geeft.
Voorwaarde daarvoor is echter dat we de invloed en werking van God in ons toelaten. Maar het is wel de moeite waard want Christus is gekomen opdat wij het leven in zijn volheid zouden bezitten.
Lezingen H. Mis 3e zondag van Pasen, jaar C "Weid mijn schapen"
Uit de Handelingen der Apostelen.
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: “Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de naam van Jezus onderricht te geven? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen.” Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen.” Maar men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelde hen in vrijheid. Zij verlieten de Hoge Raad, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van Jezus’ Naam.
Tweede lezing (Apok. 5, 11-14)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes zag toe en hoorde de stem van talloze engelen rondom de troon en de stem van levende wezens en van de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen; en zij riepen luid: “Waardig is het Lam dat geslacht werd te ontvangen de macht en de rijkdom, de wijsheid en de kracht, en eer en heerlijkheid en lof.” En elk schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en in de zee, het ganse heelal hoorde ik roepen: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen!” En de vier levende wezens zeiden. “Amen.” En de oudsten vielen in aanbidding neer.
Evangelie (Joh. 21, 1-19)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. De verschijning verliep als volgt: Er waren bijeen Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen. Simon Petrus zei tot hen: “Ik ga vissen.” Zij antwoordden: “Dan gaan wij mee.” Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon te worden stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus sprak hen aan: “Vrienden, hebben jullie soms wat vis?” “Neen,” zeiden ze. Toen beval Hij hun: “Werpt het net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.” Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen. Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het is de Heer!” Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij zijn bovenkleed aan – want hij droeg slechts een onderkleed – en sprong in het meer. De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij waren niet ver van de kust, slechts ongeveer tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan. Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis erop en brood. Jezus sprak tot hen: “Haalt wat van de vis die gij juist ontvangen hebt.” Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet. Jezus zei hun: “Komt ontbijten.” Wetend dat het de Heer was durfde geen van de leerlingen Hem vragen: “wie zijt Gij?” Jezus trad dichterbij, nam het brood en gaf het hun en zo ook de vis. Dit was nu de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan. Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: “Simon, Zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?” Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus zei hem:” “Weid mijn lammeren.” Nog een tweede maal zei Hij tot hem: “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief?” En deze antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus hernam: “Hoed mijn schapen.” Voor de derde maal vroeg Hij: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?” Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt gij Mij lief? en hij zeide Hem: “Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin.” Daarop zei Jezus hem: “Weid mijn schapen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen ge jong waart deed ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.” Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: “Volg Mij.”