donderdag 29 mei 2025

Why Did Jesus Ascend to Heaven? - Bishop Barron's Sunday Sermon

Prefatie I Hemelvaart van Christus



Heilige Vader, machtige eeuwige God,
om recht te doen aan uw heerlijkheid,
om heil en genezing te vinden,
zullen wij U danken, altijd en overal.

Want de Heer Jezus, de Koning der glorie,
de overwinnaar van zonde en dood,
is tot verwondering van de Engelen
naar het hoogste der hemelen opgestegen,
waar hij zetelt als Middelaar tussen God en de mensen,
als Rechter der wereld en Heer van alle machten.

Viri Galilei Introitus Hemelvaart (Gregoriaans)


Lezingen H. Mis (Lectionarium) van de Hemelvaart van de Heer Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen

Eerste lezing (Hand. 1, 1-11)
Uit de Handelingen der Apostelen.
Mijn eerste boek, Teófilus, heb ik geschreven
over alles wat Jezus gedaan en geleerd heeft
tot aan de dag, waarop Hij zijn opdracht gaf
aan de Apostelen, die Hij door de heilige Geest
had uitgekozen, en waarop Hij ten hemel werd opgenomen.
Na zijn sterven toonde Hij hun met vele bewijzen,
dat Hij in leven was.
Hij verscheen hun gedurende veertig dagen
en sprak met hen over het Rijk Gods.
Terwijl Hij met hen at,
beval Hij hun Jeruzalem niet te verlaten,
maar de belofte van de Vader af te wachten
die, zo zei Hij, gij van Mij vernomen hebt:
“Johannes doopte met water,
maar gij zult over enkele dagen
gedoopt worden met de heilige Geest.”
Terwijl zij eens bijeengekomen waren,
stelden zij Hem de vraag:
“Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?”
Maar Hij gaf hun ten antwoord:
“Het komt u niet toe dag en uur te kennen,
die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld.
Maar gij zult kracht ontvangen
van de heilige Geest, die over u komt,
om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem,
in geheel Judea en Samaria
en tot het einde der aarde.”
Na deze woorden
werd Hij ten aanschouwen van hen omhooggeheven
en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
Terwijl zij Hem bij zijn hemelvaart gespannen nastaarden,
stonden opeens twee mannen in witte gewaden bij hen die zeiden:
“Mannen van Galilea,
wat staat ge naar de hemel te kijken?
Deze Jezus,
die van u is weggenomen naar de hemel,
zal op dezelfde wijze wederkeren
als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan.”

Tweede lezing (Ef. 1, 17-23)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efese.
Broeders en zusters,
ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus,
de Vader der heerlijkheid,
u de Geest te geven van wijsheid en openbaring
om Hem waarachtig te kennen.
Moge Hij uw innerlijk oog verlichten
om te zien, hoe groot de hoop is waartoe Hij u roept,
hoe rijk
de heerlijkheid van zijn erfdeel te midden der heiligen
en hoe overgroot zijn macht is in ons die geloven.
Dezelfde sterkte en kracht heeft Hij betoond in Christus,
toen Hij Hem opwekte uit de dood
en zette aan zijn rechterhand in de hemelen,
hoog boven alle heerschappijen,
machten, krachten en hoogheden
en boven elke naam, die genoemd wordt,
niet alleen in deze maar ook in de toekomstige tijd.
Alles heeft God onder zijn voeten gelegd,
en Hemzelf, verheven boven alles,
heeft Hij als Hoofd gegeven aan de kerk,
die zijn lichaam is,
de volheid van Hem, die het al in alles vervult.

Evangelie (Mc 16, 15-20)
In die tijd, toen Jezus aan de elf verscheen,
sprak Hij tot hen:
“Gaat uit over de hele wereld
en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.
Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden,
maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen:
in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven,
nieuwe talen spreken,
slangen opnemen;
zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen;
en als ze aan zieken de handen opleggen
zullen dezen genezen zijn.”
Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen
en Hij zit aan de rechterhand van God.
Maar zij trokken uit om overal te prediken,
en de Heer werkte met hen mee
en schonk kracht aan hun woord
door de tekenen die het vergezelden.

maandag 26 mei 2025

26 mei H. Filippus Neri, priester Verheugt u in de Heer te allen tijde.



Filippus Neri werd in 1515 te Florence geboren. Op latere leeftijd vertrok hij naar Rome en trok zich het lot aan van de jeugd aldaar. Zijn beleving van het evangelie beperkte zich echter niet hiertoe. In zijn bezorgdheid voor zieke armen richtte hij een vereniging op die zich met ziekenbezoek belastte. Priester gewijd in 1551, stichtte hij het oratorium waarin geestelijke lezing, zang en liefdewerken tot de religieuze opdracht behoorden. Filippus was een man van uitzonderlijke naastenliefde en evangelische eenvoud en diende God met grote blijmoedigheid. Hij stierf in 1595.

uit de lezingendienst:

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Verheugt u in de Heer te allen tijde.

De Apostel schrijft ons voor om ons te verheugen, maar in de Heer, niet in de wereld. Want zoals de Schrift zegt: ‘Wie met de wereld bevriend wil zijn, maakt zich tot vijand van God’ (Jak. 4, 4). Zoals echter geen mens twee heren dienen kan, zo kan ook niemand zich tegelijk in de Heer en in de wereld verheugen. Laat dus de vreugde in de Heer de overhand hebben totdat de vreugde in de wereld ten einde gaat. Laat de vreugde in de Heer steeds vermeerderen, en de vreugde in de wereld steeds minder worden totdat die ophoudt. Dat wil niet zeggen dat wij ons niet verheugen mogen terwijl wij in deze wereld zijn, maar dat wij ons al in de Heer verheugen terwijl wij nog in deze wereld zijn.
Maar daar zegt iemand: ik ben in de wereld; dus als ik blij ben, ben ik blij daar waar ik ben. Wat hebben we nu? Omdat ge in de wereld zijt, zijt ge niet in God? Luister naar diezelfde apostel wanneer hij tot de Atheners spreekt, en wanneer hij in de Handelingen van de Apostelen over God en over onze Heer de Schepper zegt: ‘In Hem hebben wij het leven, het bewegen en het zijn’ (Hand. 17, 28). Want wie overal is, waar is Hij niet? Heeft Hij ons niet hiertoe vermaand: ‘Weest onbezorgd. De Heer is nabij!’ (Fil. 4, 5b-6).
Dit is iets groots, dat Hij opgestegen is boven alle hemelen en toch nabij is aan hen die nog op aarde verblijven. Wie is Hij die veraf en nabij is, anders dan Hij die ons zo nabij gekomen is uit barmhartigheid?
Want heel het menselijk geslacht is die mens, die achtergelaten door rovers halfdood op de weg lag, aan wie de priester en de leviet vol minachting voorbijgingen, maar naar wie de Samaritaan, die voorbijkwam, toeging om hem te verzorgen en te helpen.
De Onsterfelijke en Rechtvaardige was ver weg van ons, sterfelijke en zondige mensen, maar Hij daalde naar ons af, zodat Hij die veraf was, ons nabij zou worden.
‘Hij handelt met ons niet zoals wij verdienen, vergeldt ons niet onze schuld’ (Ps. 103 (102), 10), want wij zijn zijn kinderen. Hoe bewijzen wij dat? De enige Zoon is voor ons gestorven, om niet de Enige te blijven. Hij die als de Enige stierf, wilde niet de Enige blijven. Want de enige Zoon van God maakte velen tot kinderen van God. Hij kocht zich broeders en zusters met zijn bloed; zelf verworpen, erkende Hij hen; zelf verkocht, kocht Hij ze los; Hij eerde hen terwijl Hij zelf veracht werd; zelf werd Hij gedood en maakte hen levend.
Dus, broeders en zusters, verheugt u in de Heer, niet in de wereld, dat wil zeggen: verheugt u in de waarheid, niet in de ongerechtigheid, verheugt u in de hoop op de eeuwigheid, niet in de glans der ijdelheid. Dus verheugt u: waar ge ook zijt en hoe lang ge hier ook zult zijn. De Heer is nabij. Weest onbezorgd!


zondag 25 mei 2025

The Holy Spirit Will Teach You Everything - Bishop Barron's Sunday Sermon 6PC

Lezingenofficie Zesde zondag van Pasen Liturgia Horarum Het Woord des levens en het licht van God


Lezingen van het Lezingenofficie


Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit de Eerste brief van de Apostel Johannes 1,1-10

Het Woord des levens en het licht van God

Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat leven is. et leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen u het eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons verschenen is. Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons verbonden bent. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. We schrijven u deze brief om onze vreugde volkomen te maken. Dit is wat wij hem hebben horen verkondigen en wat we u verkondigen: God is licht, er is in hem geen spoor van duisternis.
Als we zeggen dat we met hem verbonden zijn terwijl we onze weg in het duister gaan, liegen we en leven we niet volgens de waarheid. Maar gaan we onze weg in het licht, zoals hijzelf in het licht is, dan zijn we met elkaar verbonden en reinigt het bloed van Jezus, zijn Zoon, ons van alle zonde.
Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons. Belijden we onze zonden, dan zal hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad. Als we zeggen dat we nooit gezondigd hebben, maken we hem tot een leugenaar en is zijn woord niet in ons.

Tweede lezing

Uit de Commentaren op de Tweede Brief aan de Korinthiërs van de H. Cyrillus van Alexandrië, bisschop
(Cap. 5, 5 — 6, 2: PG 74, 942-943)

God heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de bediening van de verzoening toevertrouwd

Zij, die het onderpand van de Geest bezitten en de hoop op de verrijzenis, en die de toekomstige verwachting reeds als iets tegenwoordigs beschouwen, zeggen, dat zij van nu af niemand meer beoordelen naar het vlees. Want allen zijn wij geestelijk en vreemd aan het vleselijk bederf. Want als de Eniggeborene voor ons oplicht, worden wij in dat Woord zelf, dat alles levend maakt, omgevormd. Zoals wij namelijk in de banden van de dood lagen verstikt, toen de zonde heerste, zo hebben wij het bederf van ons afgeworpen, toen de gerechtigheid van Christus in ons doordrong.

Derhalve leeft niemand meer in het vlees, dat is in de vleselijke zwakheid, waartoe met recht en reden o.a. het bederf gerekend moet worden, als de Apostel eraan toevoegt: Want al hebben wij Christus naar het vlees beoordeeld, thans beoordelen wij Hem zo niet meer. Alsof hij wilde zeggen: Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, en voor ons aller leven heeft Hij de dood naar vlees het ondergaan, zo hebben wij Hem leren kennen; maar van nu af kennen wij Hem zo niet meer. Want hoewel Hij het vlees behouden heeft – Hij die toch op de derde dag herleefde en bij de Vader verblijft in de hemel – weten wij, dat Hij boven het vlees is uitgestegen: want eenmaal gestorven, sterft Hij niet meer; de dood heeft geen macht meer over Hem. Want dat Hij gestorven is wil zeggen, dat Hij stierf voor de zonde, eens en voorgoed, maar dat Hij leeft, is een leven voor God.

Als Hij zich dan op deze wijze tot voorvechter heeft gemaakt voor ons leven, moeten wij ook zeker zijn voetstappen volgen en worden wij verondersteld niet als in het vlees maar boven het vlees uit te leven. Daarom zegt de H. Paulus zeer terecht: Zo wordt dus wie in Christus is, nieuw geschapen: het oude is voorbij, zie het nieuwe is daar. Want we zijn gerechtvaardigd door het geloof in Christus en de kracht van de vloek is gebroken. Want omdat Hij om ons is verrezen, is de macht van de dood overwonnen. In waarheid en in zijn eigen natuur erkennen wij God, die wij in geest en waarheid vereren, met als Middelaar zijn Zoon, die de hemelse zegeningen van de Vader aan de wereld meedeelt.

Daarom zegt de H. Paulus zo vol wijsheid: Alles is uit God, die zich met ons verzoend heeft door Christus. Want inderdaad is het mysterie van de Menswording, met als gevolg onze vernieuwing, niet buiten de wil van de Vader om. Immers door Christus hebben wij toegang tot Hem gekregen, daar niemand tot de Vader komt, zoals Christus zelf zegt, dan door Hem. Derhalve: Alles is uit God, die ons door Christus met zich verzoende en ons de bediening van die verzoening toevertrouwde.

Lezingen H. Mis 6e zondag van Pasen, jaar C “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden"

Eerste lezing (Hand. 15, 1-2.22-29)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen verkondigden enige mensen die van Judea waren gekomen, aan de broeders de leer: “Indien ge u niet naar Mozaïsch gebruik laat besnijden, kunt ge niet gered worden.” Toen hierover onenigheid ontstond en Paulus en Barnabas in een felle woordenwisseling met hen raakten, droeg men Paulus en Barnabas en enkele andere leden van de gemeente op met deze strijdvraag naar de apostelen en oudsten in Jeruzalem te gaan. Deze besloten samen met de hele gemeente enige mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te sturen: Judas, bijgenaamd Barsabbas en Silas, mannen van aanzien onder de broeders, en hun het volgende schrijven mee te geven: “De apostelen en de oudsten zenden hun broederlijke groet aan de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. Daar wij gehoord hebben dat sommigen van ons u door woorden in verwarring hebben gebracht en uw gemoederen hebben verontrust, zonder dat ze van ons enige opdracht hadden gekregen, hebben wij eenstemmig besloten enige mannen uit te kiezen en naar u toe te sturen, in gezelschap van onze dierbare Barnabas en Paulus, mensen die zich geheel en al hebben ingezet voor de naam van onze Heer Jezus Christus. Wij hebben dus Judas en Silas afgevaardigd die ook mondeling hetzelfde zullen overbrengen. De heilige Geest en wij hebben namelijk besloten u geen zwaardere last op te leggen dan het strikt noodzakelijke: namelijk u te onthouden van spijzen die aan afgoden geofferd zijn, van bloed, van verstikt vlees en van ontucht. Als gij uzelf daarvoor in acht neemt zal het u goed gaan. Vaarwel!”

Tweede lezing (Apok. 21, 10-14.22-23)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Een engel bracht mij, Johannes in de geest op een zeer hoge berg en toonde mij de heilige Stad, Jeruzalem, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde, stralend van de heerlijkheid Gods; zij schitterde als het kostbaarste gesteente en als kristalheldere jaspis. De Stad was omringd door een zeer hoge muur met twaalf poorten en aan de poorten stonden twaalf engelen; namen waren daarop gegrift, de namen van de twaalf stammen van Israël. Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen. En de stadsmuur had twaalf grondstenen en daarop stonden de twaalf namen van de twaalf apostelen van het Lam. Maar een tempel zag ik er niet want God, de Heer, de Albeheerser is haar tempel zoals ook het Lam. En de Stad heeft het licht van zon en maan niet nodig want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam.

Evangelie (Joh. 14, 23-29)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
.In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie Mij niet liefheeft onderhoudt mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort is niet van Mij maar van de Vader die Mij gezonden heeft. Dit zeg Ik u terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij hebt Mij horen zeggen: Ik ga heen maar Ik keer tot u terug. Als Gij mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt, zult geloven.”

Introitus Zesde Zondag van Pasen Vocem Jucunditatis

zaterdag 17 mei 2025

The Love That Jesus Commands - Bishop Barron's Sunday Sermon - VPC

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Dominica V Paschæ Christus est dies


Ad Officium lectionis


Lectio altera

Ex Sermónibus sancti Máximi Taurinénsis epíscopi
(Sermo 53, 1-2. 4: CCL 23, 214-216)

Christus est dies

Per resurrectiónem Christi aperítur tártarum, per neóphytos Ecclésiæ innovátur terra, cælum per Sanctum Spíritum reserátur; apértum enim tártarum reddit mórtuos, innováta terra gérminat resurgéntes, cælum reserátum súscipit ascendéntes.

Dénique ascéndit latro in paradísum, sanctórum córpora ingrediúntur in sanctam civitátem, ad vivos mórtui revertúntur; et proféctu quodam in resurrectióne Christi ad altióra cuncta eleménta se tollunt.

Tártarum quos habet reddit ad súperos, terra quos sépelit mittit ad cælum, cælum quos súscipit repræséntat ad Dóminum; et una eadémque operatióne Salvatóris pássio élevat de imis, súscitat de terrénis, cóllocat in excélsis.

Resurréctio enim Christi defúnctis est vita, peccatóribus vénia, sanctis est glória. Omnem ergo creatúram ad festivitátem resurrectiónis Christi prophéta sanctus invítat; ait enim exsultándum in hac die quam fecit Dóminus et lætándum.

Lux Christi dies est sine nocte, dies sine fine. Quod autem iste dies Christus sit, Apóstolus dicit: Nox præcéssit, dies autem appropinquávit. Præcéssit, inquit, nox, non séquitur, ut intéllegas, superveniénte Christi lúmine, diáboli ténebras effugári et peccatórum obscúra non súbsequi; et iugi splendóre prætéritas calígines depélli, subrepéntia delícta prohibéri.

Ipse est enim dies Fílius, cui Pater dies divinitátis suæ erúctat arcánum. Ipse, inquam, est dies, qui ait per Salomónem: Ego feci ut orirétur in cælo lumen indefíciens.

Sicut ergo diem cæli nox omníno non séquitur, ita et Christi iustítiam peccatórum ténebræ non sequúntur. Semper enim dies cæli splendet, lucet et fulget, neque áliqua potest obscuritáte conclúdi; ita et lumen Christi semper micat, rádiat, corúscat, nec áliqua potest delictórum calígine comprehéndi, unde ait evangelísta Ioánnes: Et lux in ténebris lucet, et ténebræ eam non comprehendérunt.

Igitur, fratres, omnes in hac die sancta exsultáre debémus. Nullus se a commúni lætítia peccatórum consciéntia súbtrahat, nullus a públicis votis delictórum sárcina revocétur! Quamvis enim peccátor, in hac die de indulgéntia non debet desperáre; est enim prærogatíva non parva. Si enim latro paradísum méruit, cur non mereátur véniam christiánus?

Tweede lezing

Uit de preken van de H. Maximus van Turijn, bisschop.
(Sermo 53, 1-2. 4: CCL 23, 214-216)

Christus is de dag

Door de verrijzenis van Christus wordt de onderwereld geopend, door de nieuw gedoopten in de Kerk wordt de aarde vernieuwd en door de H. Geest wordt de hemel ontsloten. Want de geopende onderwereld geeft haar doden terug, de hernieuwde aarde brengt verrijzenden voort en de ontsloten hemel neemt die opstijgenden op.

Tenslotte stijgt de goede moordenaar op naar het paradijs, de lichamen der heiligen komen in de Heilige Stad, doden worden weer levend en door een zekere werking bij de verrijzenis van Christus verheffen alle elementen zich tot een hogere orde.

De onderwereld geeft wat ze heeft aan de bovenwereld terug; de aarde zendt degenen, die ze begraven heeft, naar de hemel; de hemel geleidt hen, die hij ontvangt, tot voor de Heer. Door een en dezelfde werking verheft het lijden van de Verlosser hen vanuit de diepten, doet hen opstaan van het aardse en plaatst hen in de hoogten.

Want de verrijzenis van Christus is voor de overledenen het leven, voor de zondaars de vergiffenis, voor de heiligen de glorie. Elk schepsel wordt tot het feest van de Verrijzenis van Christus door de heilige profeet uitgenodigd. Want hij zegt, dat men op deze dag, die de Heer gemaakt heeft, moet jubelen en zich verheugen.

Het licht van Christus is een dan zonder nacht, een dag zonder einde. Maar dat die dag Christus zelf is, zegt de Apostel: De nacht is voorbij, de dag breekt aan. Hij zegt: De nacht is voorbij ze volgt niet, opdat ge zoudt begrijpen, dat bij het verschijnen van Christus’ licht en duisternissen van de duivel worden verdreven en de donkerte van de zonde niet meer volgt: dat de vroegere duisternissen door een blijvende glans zijn verdreven en de misdaad niet meer kan binnensluipen.

De Zoon zelf toch is de dag, aan Wie de Vader als de dag de verborgenheden van zijn Godheid schenkt. Ik zeg, de dag is Hijzelf, die door Salomon zegt: Ik deed het blijvende licht aan de hemel opgaan.

Zoals er dus geen sprake van is, dat in de hemel op de dag een nacht zal volgen, zo zullen op Christus’ gerechtigheid geen duisternissen volgen van zonden. Want altijd schittert de dag in de hemel, geeft daar licht en glans, en kan niet door enige duisternis omsloten worden. Zo ook schittert altijd het licht van Christus, straalt en glanst, en kan niet omhuld worden door een duisternis van boosheid. Vandaar dat de Evangelist Johannes zegt: En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis nam het niet aan.
Daarom, broeders, moeten wij allen juichen op deze heilige dag. Niemand mag zich aan de algemene vreugde onttrekken door het bewustzijn van zijn zonden. Niemand worde door de last van zijn misdaden teruggehouden van het openbaar gebed! Want hoewel iemand zondaar is, moet hij op deze dag niet wanhopen aan de vergiffenis, haar aanduiding is immers niet gering. Want als de goede moordenaar het paradijs verdiende, waarom zou dan de christen geen vergiffenis verdienen?


Introitus: Cantate Domino canticum novum Dominica V Paschae

Lezingen H. Mis 5e zondag van Pasen, jaar C - Gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad,

Eerste lezing (Hand. 14, 21-27)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen keerden Paulus en Barnabas terug naar Lystra, Ikonium en Antiochië. Daar bevestigden zij de leerlingen in hun goede gesteldheid, spoorden hen aan in het geloof te volharden en zeiden dat zij door vele kwellingen het Rijks Gods moeten binnengaan. In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan, en vertrouwden hen toe aan de Heer in wie zij nu geloofden. Zij reisden door Pisidië naar Pamfylië, predikten het woord in Perge en bereikten Attalia. Daar gingen ze scheep naar Antiochië vanwaar zij, aan Gods genade toevertrouwd, vertrokken waren naar het werk dat zij volbracht hadden. Na hun aankomst riepen zij de gemeente bijeen en vertelden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend.

Tweede lezing (Apok. 21, 1-5a)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. En ik zag de heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem van God uit de hemel neerdalen, schoon als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: “Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn want al het oude is voorbij.” En Hij die op de troon is gezeten sprak: “Zie Ik maak alles nieuw.”

Evangelie (Joh. 13, 31-33a.34-35)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd zei Jezus tot de leerlingen: “Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem. Als God in Hem verheerlijkt is zal God ook Hem in zichzelf verheerlijken, ja, Hij zal Hem spoedig verheerlijken. Kindertjes, nog maar kort zal Ik bij u zijn. Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.”


zondag 11 mei 2025

The Voice in the Depths of Your Soul - Bishop Barron's Sunday Sermon - 4PC

Introitus: Misericordia Domini - Dominica IV Paschae

Collectegebed – Vierde zondag van Pasen Zondag van de Goede Herder

Ego sum pastor bonus

De Paasliturgie van de Kerk is het getrouwe spiegelbeeld van de eerste blijde tijd van het christendom. Elk alleluia van de Paastijd is één dank- en juichkreet van het verloste leven, dat vrij is van zonde.
Deze dankbare jubel en lof van de Kerk geldt Christus de Heer. Machtig sterk ontvlamt de liefde tot Hem. Hij heeft de verlossing gebracht. In Hem is Gods liefde mens geworden en heeft zij het werk der verlossing onder veel smarten ten einde gebracht. Hij is de Leidsman van het nieuwe leven. Hij voert de rei der verlosten naar de Vader. Daarom vult Hij heel het denken en leven van de Kerk. Zij ziet Hem onder telkens nieuwe beelden, Hem haar Verlosser. Hij is de overwinnaar, de held en triomfator, die dood en hel overwonnen en de slang de kop vertrapt heeft. Hij is de bruidegom, die de gevangen bruid – de zondige mensheid – verlost heeft. Hij is de kostbare vrucht aan de nieuwe levensboom van het kruis: de nieuwe appel, die geen dood en ontbinding te proeven geeft, maar geurt van verrijzenis en onsterfelijkheid. Hij is de goddelijke melk, het ongedesemde brood, de wijn van het nieuwe leven. Hij is de Heer van de bruiloft en het feestelijke maal van de genodigden. Hij is de ram, die geslacht werd om de schapen te verlossen – «het Lam (de ram) verloste de schapen (1) » –, en Hij is ook de Herder van de zijnen.
In de wondervolle eenheid van alle aardse beelden, die in de alles omvattende godheid van het Oertype samenvallen, zijn herder en ram één.

T e k s t
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
ut eo perveniat humilitas gregis,
quo processit fortitudo pastoris.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige, eeuwige God,
leid ons op de weg naar de eeuwige vreugde.
Geef dat de kleine kudde
de Herder daarheen mag volgen waar Deze
 – machtig en groot – is voorgegaan.
Werkvertaling
Almachtige, eeuwige God,
voer ons naar de gemeenschap van de hemelse vreugde
zodat de nederigheid van de kudde daar aankomt
van waar de machtige verhevenheid van de Herder is voortgekomen.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e de n t e n
Het collectegebed kwam niet voor in de preconciliaire edities van het Missale Romanum maar gaat terug op het Sacramentarium Gelasianum, 524, (Vat. Reg. Lat.316), 1e helft 8e eeuw. Voor het nieuwe Romeinse Missaal van Paulus VI werden zoals bekend een aantal collectegebeden uit de Pius V- editie van Trente geschrapt en vervangen door oudere bronnen zoals het Gelasianum vetus en het Leonianum 2e helft 6e eeuw. Ook werd voor het postconciliaire Romeinse Missaal geput uit de Ambrosiaanse, Gallicaanse en Visigotische tradities of “componeerde” men nieuwe versies door het adapteren van bestaande formuleringen en zinswendingen (centonisatie) zoals dat ook werd toegepast op het terrein van het gregoriaanse repertoire.
De vierde zondag van Pasen wordt de “Zondag van de Goede Herder” genoemd vanwege de lezing van het 10e hoofdstuk uit het Evangelie van Johannes. Het collectegebed bevat pastorale motieven zoals gregis (van de kudde), pastoris (van de herder) en misschien het werkwoord deduco (leiden).
In de preconciliaire kalender was de derde zondag van Pasen aan de Goede Herder gewijd.
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t I j l f I g u r e n
1.Omnipotens sempiterne Deus,
2.deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
3.ut eo perveniat humilitas gregis,
4. quo processit fortitudo pastoris.
Het collectegebed van deze zondag is een kleine parel! In één enkele smeekbede wordt met fraaie retorische motieven God gevraagd om wat iedere mens nodig heeft.
Ad 1
God wordt in de anaklese met drie vocativusvormen, retorisch aangesproken met twee adiectieven die een feitelijk statement uitdrukken: de almacht van God roept de bede op dat Hij ons zal voeren naar het gezelschap van hen die de vreugde van de hemel genieten.
Ad 2
Deduc, voer, leid, is het prædicaat in de imperativusvorm; nos, ons,  het object van het verbum deduc; nos kan begrepen worden als degenen die herboren zijn in de Heilige Geest – alle gedoopten. Het eerste verhoopte effect is dat God degenen die herboren zijn in de Geest de genade mag schenken zijn koninkrijk binnen te gaan. Ad societatem caelestium gaudiorum, bijwoordelijke bepaling bij het verbum in de accusativusvorm, bepaald door het præpositum ad (naar, tot, aan, bij) en op te splitsen in het substantivum societatem gevolgd door twee congruerende genitivusvormen, die genoemd substantief nader illustreren: genitivus explicativus.
Ad 3
Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolghebbende bijzin ingeleid door het voegwoord ut die Interpretatief het effect verwoordt van de eerste bede aan de hand van een mooi en kunstig parallellisme: dat de humilitas, de nederigheid van de kudde daar mag arriveren, vanwaar de fortitudo, de kracht, de verheven macht van de herder is gekomen.
De aardige constructie eo…quo springt onmiddellijk in het oog. Ook de genitivusvormen gregis en pastoris op het einde van de laatste twee zinnen vormen samen een enkel concept en maken de oratie zingbaar.
De stijlfiguur hier is een synchesis (Grieks
σύγχυσις) een “vermenging”, dikwijls gebruikt door Latijnse en Griekse schrijvers om de lezer te concentreren op de betekenis van woorden door een bepaalde plaatsing in de zin: een parallelisme van grammaticale vormen: “ut A-B-C-D, A-B-C-D” die een antithese vormen: eo/quo, perveniat/processit, humilitas/fortitudo en gregis/pastoris.
Het voegwoord ut heeft het verbum perveniat in de coniunctivusvorm bij zich vanwege het wenskarakter (optativus). Subject is humilitas gregis en dit subject samen met het subject fortitudo pastoris (r. 4) zijn twee voorbeelden van synecdoche (Grieks συν-εκδοχή), iets wat samen met iets anders wordt verstaan, een deel dat in werkelijkheid een groter geheel aanduidt, een vorm van beeldspraak.
Eo …quo (r.4): bijwoordelijke bepalingen die de verba perveniat en processit vergezellen; eo, oude dativusvorm van is, ea, id en quo, oorspronkelijk quoi, dativus- en ablativusvormen van het neutrum van qui, quæ, quod.
Ad 4
Processit, is voortgekomen, is voorgegaan, prædicaat in de indicativusvorm perfecti vanwege de feitelijkheid.
In de woordstructuur van de oratie klinkt het ordelijke voortschrijden als bij een processie.
Het is goed te bedenken hoe deze oraties, gespróken, klinken, en vooral als ze worden gezongen. Het zijn heel vaak kleine stukjes poëzie vol schoonheid. Die dimensie kan gemakkelijk over het hoofd worden gezien als de oratie alleen maar in stilte vanaf het blad wordt gelezen. Het zou goed zijn wanneer toekomstige vertalers van de Latijnse oraties deze gebeden bij hun vertaalarbeid luid zouden lezen en zelfs zingen!

B i j b e l s e  c o n t e x t
Het beeld van de herder en zijn kudde komt veel voor in het O.T. als beeld van het Godsvolk en de leiding en zorg van God of de Messias. Enkele vindplaatsen: Jes 40,11; Jer 23,1-4; Ez 34; Ps 73,1; 76,21; 78,13; 79,2; 94,7.
N.T.: Mt 9,36; 18,12; Joh 10; 21,17; Hebr 13,20, 1 Pe 2,25 (geen volledige opsomming)

C h r i s t e l i j k e  l i t e r a t u u r
Tegenwoordig is het gewoon Christus de “Goede Herder” te noemen. In de oude Kerk werd Christus afgebeeld als een jonge herder met een schaap over zijn schouders. Als titel (aanspreekvorm) evenwel was “Bone Pastor” niet gebruikelijk in oude tijden.


De benaming werd slechts eenmaal gebruikt door de H. Augustinus van Hippo († 430) in een belangrijke preek tegen de Donatisten (Sermo 138) over Christus als de “Goede Herder” (Cf Jo 10). Na Augustinus schijnt de benaming niet vaak meer gebruikt te zijn tot de Carmina van Sedulius Scotus († 828) niet te verwarren met Coelius Sedulius [† 5e eeuw] van wie enkele verzen werden bewaard in het getijdengebed. De H. Thomas van Aquino († 1274) gebruikt “Bone Pastor” in zijn sequens Lauda Sion: “Bone pastor, panis vere … O, goede Herder, O, waarlijk Brood”. Deze zinsnede van de sequens was ooit een gewild aflaatgebed bij de opheffing van de H.Hostie.

Talloos zijn de overwegingen en de preken over het beeld van Christus als de Goede Herder. Wij noemen enkele die als tweede lezing in het Lezingenofficie van het Getijdengebed zijn opgenomen:
· Homilie van de H. Asterius van Amasea (13) Over de navolging van het herderschap van de Heer (donderdag na de 1e zondag van de Vasten)
· Homilie van de H. Gregorius de Grote (14,3-6) Christus, de goede Herder (4e zondag van Pasen)
· Preek van de H.Augustinus (Sermo 47, 1.2.36 Over de schapen (maandag 13e week door het jaar)
· Commentaar van de H. Thomas van Aquino op Johannes 10 (maandag 21e week).
· Preek van de H. Augustinus Over de herders (Sermo 46) (24e zondag t/m vrijdag 25e week). Schitterend commentaar op Ezechiël 34.
· Commentaar van de H. Gregorius van Nyssa op het Hooglied: Gebed tot de goede Herder (donderdag 33e week door het jaar).

V o c a b u l a r i u m
Societas, atis betekent “gezelschap, genootschap, vereniging, associatie, verbond, gemeenschap, samenleving”. Het is meer dan een toevallig bijeengebrachte groep en wel een groep die bijeengebracht is voor een gemeenschappelijk doel. Het begrip roept ook het concept “communio” op: een in het Nieuwe Testament gebezigde term voor de gemeenschap van de gelovigen in de richting gaat van de relatie die we in de hemel zullen hebben en daaraan anticipeert. In de Nederlandse vertaling van de oratie bleef dit begrip dat in het christelijk Latijn frequent wordt gebruikt onvertaald. De teksten van de H.Mis verdienen een mooie en zorgvuldige vertaling. Incorrecte versies doen geen recht aan degenen die de vertaalopdracht geven en de gelovigen die een correcte vertaling verwachten.
Er is een mooi contrast tussen humilitas en fortitudo. Het lijken tegenstellingen. Overeenkomstig het oudromeinse taalgevoel heeft humilitas de negatieve connotatie van “laagheid”, in de zin van verachtelijkheid, minderwaardigheid of ellende. Daarentegen betekent fortitudo “kracht” en zelfs “moed, getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering; onverschrokkenheid, dapperheid,”. In het Sacramentarium Gelasianum van de 8e eeuw waaruit de collecte van vandaag afkomstig is, stond in plaats van fortitudo oorspronkelijk celsitudo. De Lewis and Short-dictionary geeft als betekenissen: 1. Verheven lichaamshouding en 2. In later Latijn een titel: Uwe Hoogheid. Fortitudo kan een dichterlijke verwijzing zijn naar Christus’morele kracht en vastberaden volharding in zijn Lijden en Dood. Bovendien kiest de Heer de zwakken uit en maakt hen sterk met zijn kracht, zijn fortitudo (vgl. 1 Kor 1,26-28). Zwakheid en kracht moeten ook hier niet gewogen worden naar wereldse successen.
Slechts zelden werd in het klassieke Latijn fortitudo gebruikt ter aanduiding van louter fysieke kracht. Dus betekent het “standvastigheid, moed getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering, dapperheid en vastberadenheid”.

Hedendaagse vertalers veranderen soms een abstract idee dat klinkt als een bezit (een troop synecdoche genoemd), zoals “de nederigheid van de kudde” of “de macht van de herder” in een karakteristiek van de bezitter, zoals in “de kleine kudde” of “de machtige herder”. Heel zeker gaat daarbij schoonheid van de Latijnse tekst verloren.

Procedo betekent “tevoorschijn komen, voor de dag komen, voorspruiten” maar ook “voortbewegen, vooruitgaan, voorgaan”. In overdrachtelijke zin krijgt het de betekenis van ”gunstig uitpakken voor, voordelig aflopen” of iets dergelijks.

In het collectegebed hebben we een beeld van Christus als Herder van de schapen die met grote vastberadenheid zijn kleine kudde leidt naar de hemelse vreugden die geen einde kennen.

Hij voert ons terug naar dat waaruit Hij eerst voortkwam, de communio met de Vader en de H. Geest. In de Griekse neoplatoonse filosofie die het vroegchristelijke gedachtegoed voedde, vinden we dikwijls het paradigma van het voortgaan (Grieks: πρó-οδος, of in het Latijn exitus), een rondgaan en een terugkeer (Grieks: επι-ςτροφη, of Latijn reditus). De oude oratie van deze zondag lijkt een echo te zijn van dit algemeen klassieke patroon.

Het collectegebed van deze zondag roept welhaast vanzelf de mozaïeken in de absiden van de oude basilieken in Rome en Ravenna op. (Zie de illustraties)

Deze kunstwerken van het vroege christendom, vervaardigd uit uiterst kleine stukje gekleurde steen en glas zijn samengevoegd tot schitterende werken van grote spirituele betekenis. In zekere zin is de Kerk, het Mystieke Lichaam van Christus, met een mozaïek te vergelijken: wij, kleine individuele katholieken met een verschillende roeping, op diverse plaatsen en zelfs met historische afstanden, hebben elk hun eigen aandeel bij het realiseren van een groter werk: iedere steen (of tessera) dient om de schoonheid van de andere te vergroten, iedere steen heeft een functie ten opzichte van de andere alsof zij leden waren van een societas. Op zichzelf beschouwd zijn de individuele steentjes niet de moeite van het bekijken waard, en blijven onopgemerkt. Eenmaal echter door de hand van de kunstenaar bijeengebracht in een bepaalde ordening, hebben ze iets verbluffends.



In deze absismozaïeken is Christus soms glorierijk afgebeeld met keizerlijke attributen. Aan zijn beide zijden staan dikwijls Apostelen en heiligen als zijn keizerlijke hof, gekoppeld aan voorstellingen van Bethlehem of van het aardse en hemelse Jeruzalem als begin- en eindpunt. Dikwijls ziet men in deze mozaïeken onder de voeten van de verheerlijkte Christus enkele rijen schapen die naar een veilige groene plaats met stromend water – symbool van de Jordaan en ons eigen Doopsel - worden geleid.

Het collectegebed herinnert ons aan het grote werk van de Verlosser bij zijn intrede in deze wereld. Hij heeft ook beloofd terug te zullen komen. De tweede Persoon van de H. Drieëenheid, komt van alle eeuwigheid voort (procedit) uit de Vader. Hij vertoonde zich (procedebat) dus in deze wereld met een machtige gebaar van zelfontlediging om ons te verlossen van onze zonden, om ons te leren wie wij zijn en om ons uit het verderf van de eeuwige dood te voeren naar het glorievolle geluk in vereniging met God in de hemel. Hij kwam bij zijn eerste komst in nederigheid (in humilitate) om onze ellende (humilitas) op Zich te nemen. Bij zijn tweede komst zal Hij, bekleed met zijn eigen fortitudo, ons weiden in de nieuwe societas in de hemel.

(1) Sequens Victimæ paschali laudes van Pasen.

Commentaar gedeeltelijk met toestemming en onder dankzegging ontleend aan wdtprs.com (Father John Zuhlsdorf)

Lezingen H. Mis 4e zondag van Pasen, jaar C Mijn schapen zullen in eeuwigheid niet verloren gaan.

Eerste lezing (Hand. 13, 14.43-52)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen reisde Paulus en Barnabas langs Perge naar Antiochië in Pisidië, waar zij op de sabbat de synagoge binnengingen. Na afloop van de dienst in de synagoge liepen vele joden en godvrezende proselieten met Paulus en Barnabas mee; deze spraken hen toe en drongen er bij hen op aan in de genade van God te volharden. De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van God te luisteren. Bij het zien van die grote menigte werden de Joden zeer afgunstig en beantwoordden de uiteenzetting van Paulus met beschimpingen. Toen verklaarden Paulus en Barnabas in alle vrijmoedigheid: “Tot u moest wel het eerst het woord van God gesproken worden, maar omdat gij het afwijst en uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt, daarom richten wij ons voortaan tot de heidenen. Want aldus luidt de opdracht van de Heer tot ons: Ik heb u bestemd als een licht voor de heidenen, opdat gij redding zoudt brengen tot aan het uiteinde van de aarde.” Toen de heidenen dit hoorden waren zij verheugd en verheerlijkten het woord van God, en allen die tot het eeuwig leven waren voorbestemd namen het geloof aan. Het woord des Heren verbreidde zich door heel die streek, maar de Joden hitsten de godvrezende vrouwen op die uit de toonaangevende kringen kwamen en ook de voornaamste burgers uit de stad; zij veroorzaakten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en verjoegen hen uit hun gebied. Dezen schudden het stof van hun voeten ten teken dat zij met hen gebroken hadden en gingen naar Ikonium. De leerlingen echter waren vervuld van vreugde en van de heilige Geest.

Tweede lezing (Apok. 7, 9.14b-17)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes zag een geweldige menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. Toen zei een van de oudsten tot mij: “Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam. Daarom staan zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in zijn tempel, en Hij die op de troon is gezeten zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen, want het Lam in het midden van de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.”

Evangelie (Joh. 10, 27-30)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en ze volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn één.”

woensdag 7 mei 2025

8 mei 2025 Hoogfeest HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus, Kerkpatronen

Ook vandaag worden de vlaggen op de kerkberg gehesen!

De basiliek is open van 14.00 u tot na de Vespers. Rondleiding op verzoek mogelijk.

Zoals elk jaar vieren we op donderdag 8 mei het Patroonsfeest van de Bergse heiligen met om 9.30 u een gezongen Hoogmis, opgedragen door onze oud vicaris-generaal Mgr. R. Maessen in concelebratie met pastoor L’Ortye.

Verering van de relieken en Wirolied.

Sinds kort verheugt de basiliek zich in een nieuw reliquiarium, een reliekenkistje met partikels van het gebeente van de kerkpatronen dat het Catharijne Convent Utrecht als langdurig bruikleen aan de basiliek ter beschikking heeft gesteld. Dit kistje is afkomstig uit de inmiddels opgeheven Benedictijner abdij uit Oosterhout.

Op 8 mei wordt het kistje in de kerk tentoongesteld.

17.30 u Gezongen Vespers van het feest met verering van de relieken.

Aansluitend ontvangst in de Priorij met koffie en vlaai.

19.00 u Voordracht door mevrouw Dr. Evelyne Verheggen, kunsthistorica en erfgoeddeskundige, over ‘Flowerpower in de Contrareformatie (katholieke herleving). Bloemen en planten in de katholieke verbeelding van deugdzaamheid’. Een analyse hoe en waarom katholieken na de Reformatie bloemen en planten als symbool voor deugden en goede werken inzetten als wapen in de religieuze, ideologische strijd met de protestanten.




maandag 5 mei 2025

Basiliek geopend periode mei-september 2025- nu met expositie op oksaal aanpalend aan zuidertoren

 


Vanaf zondag 4 mei is de basiliek elke zondag weer geopend voor bezoek en bezichtiging van 13.15 u tot 17.00 u, van mei t/m september.

Vanaf zaterdag 3 mei is de basiliek weer open op zaterdag en woensdag van 13.15 u tot 15.00 u, van mei t/m oktober.

Tijdens deze openstelling is de fotogalerij van “80 Jaar bevrijding van ons dorp” te bezichtigen op het oksaal dat bereikbaar is via de zuidertoren.





zondag 4 mei 2025

Becoming a Disciple of Jesus - Bishop Barron's Sunday Sermon Third Sunday of Easter

Muziek voor de Vespers in de Basiliek zondag 4 mei 2025 - Programma

 


1. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Kerksonate in F [KV 224]

2. Anonymus (Tours, Stadsbibliotheek, manuscript nr. 172)

Magnificat du Premier Ton (±1720)

Gregoriaans-alternatim volgens de koortraditie van Trente

Orgel en zang wisselen elkaar daarbij gelijkwaardig af

Fond d’orgue [Introduction]

-Magnificat anima mea Dominum

Basse de Trompette

-Quia respexit

Récit [Les Bourdons]

-Et misericordia eius

Récit [Les Cornets]

-Deposuit potentes

Basse de Trompette

-Suscepit Israel

Duo [avec Cromorne]

-Gloria Patri et Filio

Dialogue

3. Mozaïek van het Magnificat

1. Gregoriaans (← 800)

Magnificat anima mea Dominum

2. Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Et exsultavit spiritus meus [uit: BWV 243]

3. Jean Adam Guilain (1680-1730)

Quia respexit humilitatem ancillae suae

‘Trio des Flûtes’ uit: Pièces d’Orgue pour le Magnificat

4. Pierre du Mage (±1676-1751)

Quia fecit mihi magna qui potens est

‘Tierce en taille’ uit: Livre d’Orgue

5. Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Et misericordia a progenie in progenies [uit: BWV 243]

6. Louis-Nicolas Clérambault (1676-1749)

Fecit potentiam

Dialogue sur les grands jeux’, uit: Livre d’Orgue

7. Jean-François Dandrieu (1684?-1740)

Deposuit potentes de sede

‘Duo du Magnificat’ uit: Premier Livre de Pièces d’Orgue

8. Antonio Vivaldi (1678-1741)

Esurientes implevit bonis [uit: RV 610]

9. Johann Sebastian Bach (1685-1750)

Suscepit Israel / Er denket seine Gerechtigkeit [uit: BWV 10]

10. Anonymus (±1540)

Sicut locutes est ad patres nostros

uit: Monumenta Musica Neerlandica, VIII – 3

Illustre Lieve Vrouwe Broederschap 's-Hertogenbosch

Codex 73, Tomus III, Septimi toni Magnificat instrumentaliter

4. Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Kerksonate in D [KV 144]

Overweging "Goede woorden komen van God"



Toen het evangelie werd geschreven, was Petrus al lang overleden.

Dit evangelie moet dus ook voor ons van betekenis zijn. Laten we hier eens naar zoeken. 

Petrus gaat vissen, net alsof Jezus niet meer leeft ; herkennen sommigen zich daar ook niet in ? In hun doen en laten, maar ook bij hun zorgen en verdriet, houden mensen er vaak geen rekening mee, dat de liefdevolle God er ook nog is, Hij die ons juist nabij wil zijn.

Gebeurt het niet vaak dat wij ons aftobben en dat alles misgelopen is ?

En dan zegt iemand ons iets, een bemoedigend woord of een advies. Of er komt een gedachte in ons op, die bijna belachelijk lijkt. En toch gaan we erop in en ineens wordt alles anders, al is het maar dat we de moed hebben om verder te gaan. En net zoals Petrus hebben wij niet in de gaten, wie daar eigenlijk achter staat.

Goede woorden, goede invallen, die komen van God, want de mens kan iets van God ervaarbaar maken.

De liefdevolle God kan ook in de stilte tot ons spreken. Als wij onze dagelijkse beslommeringen even vergeten, en wij de tijd nemen om ons rustig te bezinnen, om oog en oor voor God te hebben, dan kunnen we een meer optimistische kijk op het leven krijgen. We kunnen het leven beter aan, we hebben meer vertrouwen. We weten dat we grond onder onze voeten hebben.

Ons bezinnen en bidden, doen we dat ook niet in de Eucharistie, in de Mis?  Merken ook wij dat het ons goed doet om naar de kerk te gaan ?

Dat we ons geborgen weten in dat grote Mysterie van licht en liefde, in God ?  Er kan een kracht van uitgaan, die ons rust geeft.

Voorwaarde daarvoor is echter dat we de invloed en werking van God in ons toelaten. Maar het is wel de moeite waard want Christus is gekomen opdat wij het leven in zijn volheid zouden bezitten.


Iubilate Deo omnis terra - Introitus 3rd sunday Easter - chant




Lezingen H. Mis 3e zondag van Pasen, jaar C "Weid mijn schapen"

Eerste lezing (Hand. 5, 27b-32.40b-41)
Uit de Handelingen der Apostelen.
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: “Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de naam van Jezus onderricht te geven? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen.” Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen.” Maar men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelde hen in vrijheid. Zij verlieten de Hoge Raad, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van Jezus’ Naam.

Tweede lezing (Apok. 5, 11-14)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes zag toe en hoorde de stem van talloze engelen rondom de troon en de stem van levende wezens en van de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen; en zij riepen luid: “Waardig is het Lam dat geslacht werd te ontvangen de macht en de rijkdom, de wijsheid en de kracht, en eer en heerlijkheid en lof.” En elk schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en in de zee, het ganse heelal hoorde ik roepen: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen!” En de vier levende wezens zeiden. “Amen.” En de oudsten vielen in aanbidding neer.

Evangelie (Joh. 21, 1-19)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. De verschijning verliep als volgt: Er waren bijeen Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen. Simon Petrus zei tot hen: “Ik ga vissen.” Zij antwoordden: “Dan gaan wij mee.” Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon te worden stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus sprak hen aan: “Vrienden, hebben jullie soms wat vis?” “Neen,” zeiden ze. Toen beval Hij hun: “Werpt het net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.” Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen. Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het is de Heer!” Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij zijn bovenkleed aan – want hij droeg slechts een onderkleed – en sprong in het meer. De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij waren niet ver van de kust, slechts ongeveer tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan. Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis erop en brood. Jezus sprak tot hen: “Haalt wat van de vis die gij juist ontvangen hebt.” Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet. Jezus zei hun: “Komt ontbijten.” Wetend dat het de Heer was durfde geen van de leerlingen Hem vragen: “wie zijt Gij?” Jezus trad dichterbij, nam het brood en gaf het hun en zo ook de vis. Dit was nu de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan. Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: “Simon, Zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?” Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus zei hem:” “Weid mijn lammeren.” Nog een tweede maal zei Hij tot hem: “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief?” En deze antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus hernam: “Hoed mijn schapen.” Voor de derde maal vroeg Hij: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?” Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt gij Mij lief? en hij zeide Hem: “Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin.” Daarop zei Jezus hem: “Weid mijn schapen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen ge jong waart deed ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.” Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: “Volg Mij.”