zaterdag 7 mei 2022

Lezingen H. Mis 4e zondag van Pasen, jaar C Mijn schapen zullen in eeuwigheid niet verloren gaan.

Eerste lezing (Hand. 13, 14.43-52)
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen reisde Paulus en Barnabas langs Perge naar Antiochië in Pisidië, waar zij op de sabbat de synagoge binnengingen. Na afloop van de dienst in de synagoge liepen vele joden en godvrezende proselieten met Paulus en Barnabas mee; deze spraken hen toe en drongen er bij hen op aan in de genade van God te volharden. De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van God te luisteren. Bij het zien van die grote menigte werden de Joden zeer afgunstig en beantwoordden de uiteenzetting van Paulus met beschimpingen. Toen verklaarden Paulus en Barnabas in alle vrijmoedigheid: “Tot u moest wel het eerst het woord van God gesproken worden, maar omdat gij het afwijst en uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt, daarom richten wij ons voortaan tot de heidenen. Want aldus luidt de opdracht van de Heer tot ons: Ik heb u bestemd als een licht voor de heidenen, opdat gij redding zoudt brengen tot aan het uiteinde van de aarde.” Toen de heidenen dit hoorden waren zij verheugd en verheerlijkten het woord van God, en allen die tot het eeuwig leven waren voorbestemd namen het geloof aan. Het woord des Heren verbreidde zich door heel die streek, maar de Joden hitsten de godvrezende vrouwen op die uit de toonaangevende kringen kwamen en ook de voornaamste burgers uit de stad; zij veroorzaakten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en verjoegen hen uit hun gebied. Dezen schudden het stof van hun voeten ten teken dat zij met hen gebroken hadden en gingen naar Ikonium. De leerlingen echter waren vervuld van vreugde en van de heilige Geest.

Tweede lezing (Apok. 7, 9.14b-17)
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes.
Ik, Johannes zag een geweldige menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. Toen zei een van de oudsten tot mij: “Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van het Lam. Daarom staan zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in zijn tempel, en Hij die op de troon is gezeten zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal hen treffen, want het Lam in het midden van de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen van het leven en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.”

Evangelie (Joh. 10, 27-30)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: “Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en ze volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers die ze Mij gegeven heeft is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn één.”