zaterdag 7 mei 2022

Collectegebed – Vierde zondag van Pasen Zondag van de Goede Herder

Ego sum pastor bonus

De Paasliturgie van de Kerk is het getrouwe spiegelbeeld van de eerste blijde tijd van het christendom. Elk alleluia van de Paastijd is één dank- en juichkreet van het verloste leven, dat vrij is van zonde.
Deze dankbare jubel en lof van de Kerk geldt Christus de Heer. Machtig sterk ontvlamt de liefde tot Hem. Hij heeft de verlossing gebracht. In Hem is Gods liefde mens geworden en heeft zij het werk der verlossing onder veel smarten ten einde gebracht. Hij is de Leidsman van het nieuwe leven. Hij voert de rei der verlosten naar de Vader. Daarom vult Hij heel het denken en leven van de Kerk. Zij ziet Hem onder telkens nieuwe beelden, Hem haar Verlosser. Hij is de overwinnaar, de held en triomfator, die dood en hel overwonnen en de slang de kop vertrapt heeft. Hij is de bruidegom, die de gevangen bruid – de zondige mensheid – verlost heeft. Hij is de kostbare vrucht aan de nieuwe levensboom van het kruis: de nieuwe appel, die geen dood en ontbinding te proeven geeft, maar geurt van verrijzenis en onsterfelijkheid. Hij is de goddelijke melk, het ongedesemde brood, de wijn van het nieuwe leven. Hij is de Heer van de bruiloft en het feestelijke maal van de genodigden. Hij is de ram, die geslacht werd om de schapen te verlossen – «het Lam (de ram) verloste de schapen (1) » –, en Hij is ook de Herder van de zijnen.
In de wondervolle eenheid van alle aardse beelden, die in de alles omvattende godheid van het Oertype samenvallen, zijn herder en ram één.

T e k s t
Missale Romanum 1970
Omnipotens sempiterne Deus,
deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
ut eo perveniat humilitas gregis,
quo processit fortitudo pastoris.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige, eeuwige God,
leid ons op de weg naar de eeuwige vreugde.
Geef dat de kleine kudde
de Herder daarheen mag volgen waar Deze
 – machtig en groot – is voorgegaan.
Werkvertaling
Almachtige, eeuwige God,
voer ons naar de gemeenschap van de hemelse vreugde
zodat de nederigheid van de kudde daar aankomt
van waar de machtige verhevenheid van de Herder is voortgekomen.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e de n t e n
Het collectegebed kwam niet voor in de preconciliaire edities van het Missale Romanum maar gaat terug op het Sacramentarium Gelasianum, 524, (Vat. Reg. Lat.316), 1e helft 8e eeuw. Voor het nieuwe Romeinse Missaal van Paulus VI werden zoals bekend een aantal collectegebeden uit de Pius V- editie van Trente geschrapt en vervangen door oudere bronnen zoals het Gelasianum vetus en het Leonianum 2e helft 6e eeuw. Ook werd voor het postconciliaire Romeinse Missaal geput uit de Ambrosiaanse, Gallicaanse en Visigotische tradities of “componeerde” men nieuwe versies door het adapteren van bestaande formuleringen en zinswendingen (centonisatie) zoals dat ook werd toegepast op het terrein van het gregoriaanse repertoire.
De vierde zondag van Pasen wordt de “Zondag van de Goede Herder” genoemd vanwege de lezing van het 10e hoofdstuk uit het Evangelie van Johannes. Het collectegebed bevat pastorale motieven zoals gregis (van de kudde), pastoris (van de herder) en misschien het werkwoord deduco (leiden).
In de preconciliaire kalender was de derde zondag van Pasen aan de Goede Herder gewijd.
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t I j l f I g u r e n
1.Omnipotens sempiterne Deus,
2.deduc nos ad societatem caelestium gaudiorum,
3.ut eo perveniat humilitas gregis,
4. quo processit fortitudo pastoris.
Het collectegebed van deze zondag is een kleine parel! In één enkele smeekbede wordt met fraaie retorische motieven God gevraagd om wat iedere mens nodig heeft.
Ad 1
God wordt in de anaklese met drie vocativusvormen, retorisch aangesproken met twee adiectieven die een feitelijk statement uitdrukken: de almacht van God roept de bede op dat Hij ons zal voeren naar het gezelschap van hen die de vreugde van de hemel genieten.
Ad 2
Deduc, voer, leid, is het prædicaat in de imperativusvorm; nos, ons,  het object van het verbum deduc; nos kan begrepen worden als degenen die herboren zijn in de Heilige Geest – alle gedoopten. Het eerste verhoopte effect is dat God degenen die herboren zijn in de Geest de genade mag schenken zijn koninkrijk binnen te gaan. Ad societatem caelestium gaudiorum, bijwoordelijke bepaling bij het verbum in de accusativusvorm, bepaald door het præpositum ad (naar, tot, aan, bij) en op te splitsen in het substantivum societatem gevolgd door twee congruerende genitivusvormen, die genoemd substantief nader illustreren: genitivus explicativus.
Ad 3
Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolghebbende bijzin ingeleid door het voegwoord ut die Interpretatief het effect verwoordt van de eerste bede aan de hand van een mooi en kunstig parallellisme: dat de humilitas, de nederigheid van de kudde daar mag arriveren, vanwaar de fortitudo, de kracht, de verheven macht van de herder is gekomen.
De aardige constructie eo…quo springt onmiddellijk in het oog. Ook de genitivusvormen gregis en pastoris op het einde van de laatste twee zinnen vormen samen een enkel concept en maken de oratie zingbaar.
De stijlfiguur hier is een synchesis (Grieks
σύγχυσις) een “vermenging”, dikwijls gebruikt door Latijnse en Griekse schrijvers om de lezer te concentreren op de betekenis van woorden door een bepaalde plaatsing in de zin: een parallelisme van grammaticale vormen: “ut A-B-C-D, A-B-C-D” die een antithese vormen: eo/quo, perveniat/processit, humilitas/fortitudo en gregis/pastoris.
Het voegwoord ut heeft het verbum perveniat in de coniunctivusvorm bij zich vanwege het wenskarakter (optativus). Subject is humilitas gregis en dit subject samen met het subject fortitudo pastoris (r. 4) zijn twee voorbeelden van synecdoche (Grieks συν-εκδοχή), iets wat samen met iets anders wordt verstaan, een deel dat in werkelijkheid een groter geheel aanduidt, een vorm van beeldspraak.
Eo …quo (r.4): bijwoordelijke bepalingen die de verba perveniat en processit vergezellen; eo, oude dativusvorm van is, ea, id en quo, oorspronkelijk quoi, dativus- en ablativusvormen van het neutrum van qui, quæ, quod.
Ad 4
Processit, is voortgekomen, is voorgegaan, prædicaat in de indicativusvorm perfecti vanwege de feitelijkheid.
In de woordstructuur van de oratie klinkt het ordelijke voortschrijden als bij een processie.
Het is goed te bedenken hoe deze oraties, gespróken, klinken, en vooral als ze worden gezongen. Het zijn heel vaak kleine stukjes poëzie vol schoonheid. Die dimensie kan gemakkelijk over het hoofd worden gezien als de oratie alleen maar in stilte vanaf het blad wordt gelezen. Het zou goed zijn wanneer toekomstige vertalers van de Latijnse oraties deze gebeden bij hun vertaalarbeid luid zouden lezen en zelfs zingen!

B i j b e l s e  c o n t e x t
Het beeld van de herder en zijn kudde komt veel voor in het O.T. als beeld van het Godsvolk en de leiding en zorg van God of de Messias. Enkele vindplaatsen: Jes 40,11; Jer 23,1-4; Ez 34; Ps 73,1; 76,21; 78,13; 79,2; 94,7.
N.T.: Mt 9,36; 18,12; Joh 10; 21,17; Hebr 13,20, 1 Pe 2,25 (geen volledige opsomming)

C h r i s t e l i j k e  l i t e r a t u u r
Tegenwoordig is het gewoon Christus de “Goede Herder” te noemen. In de oude Kerk werd Christus afgebeeld als een jonge herder met een schaap over zijn schouders. Als titel (aanspreekvorm) evenwel was “Bone Pastor” niet gebruikelijk in oude tijden.


De benaming werd slechts eenmaal gebruikt door de H. Augustinus van Hippo († 430) in een belangrijke preek tegen de Donatisten (Sermo 138) over Christus als de “Goede Herder” (Cf Jo 10). Na Augustinus schijnt de benaming niet vaak meer gebruikt te zijn tot de Carmina van Sedulius Scotus († 828) niet te verwarren met Coelius Sedulius [† 5e eeuw] van wie enkele verzen werden bewaard in het getijdengebed. De H. Thomas van Aquino († 1274) gebruikt “Bone Pastor” in zijn sequens Lauda Sion: “Bone pastor, panis vere … O, goede Herder, O, waarlijk Brood”. Deze zinsnede van de sequens was ooit een gewild aflaatgebed bij de opheffing van de H.Hostie.

Talloos zijn de overwegingen en de preken over het beeld van Christus als de Goede Herder. Wij noemen enkele die als tweede lezing in het Lezingenofficie van het Getijdengebed zijn opgenomen:
· Homilie van de H. Asterius van Amasea (13) Over de navolging van het herderschap van de Heer (donderdag na de 1e zondag van de Vasten)
· Homilie van de H. Gregorius de Grote (14,3-6) Christus, de goede Herder (4e zondag van Pasen)
· Preek van de H.Augustinus (Sermo 47, 1.2.36 Over de schapen (maandag 13e week door het jaar)
· Commentaar van de H. Thomas van Aquino op Johannes 10 (maandag 21e week).
· Preek van de H. Augustinus Over de herders (Sermo 46) (24e zondag t/m vrijdag 25e week). Schitterend commentaar op Ezechiël 34.
· Commentaar van de H. Gregorius van Nyssa op het Hooglied: Gebed tot de goede Herder (donderdag 33e week door het jaar).

V o c a b u l a r i u m
Societas, atis betekent “gezelschap, genootschap, vereniging, associatie, verbond, gemeenschap, samenleving”. Het is meer dan een toevallig bijeengebrachte groep en wel een groep die bijeengebracht is voor een gemeenschappelijk doel. Het begrip roept ook het concept “communio” op: een in het Nieuwe Testament gebezigde term voor de gemeenschap van de gelovigen in de richting gaat van de relatie die we in de hemel zullen hebben en daaraan anticipeert. In de Nederlandse vertaling van de oratie bleef dit begrip dat in het christelijk Latijn frequent wordt gebruikt onvertaald. De teksten van de H.Mis verdienen een mooie en zorgvuldige vertaling. Incorrecte versies doen geen recht aan degenen die de vertaalopdracht geven en de gelovigen die een correcte vertaling verwachten.
Er is een mooi contrast tussen humilitas en fortitudo. Het lijken tegenstellingen. Overeenkomstig het oudromeinse taalgevoel heeft humilitas de negatieve connotatie van “laagheid”, in de zin van verachtelijkheid, minderwaardigheid of ellende. Daarentegen betekent fortitudo “kracht” en zelfs “moed, getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering; onverschrokkenheid, dapperheid,”. In het Sacramentarium Gelasianum van de 8e eeuw waaruit de collecte van vandaag afkomstig is, stond in plaats van fortitudo oorspronkelijk celsitudo. De Lewis and Short-dictionary geeft als betekenissen: 1. Verheven lichaamshouding en 2. In later Latijn een titel: Uwe Hoogheid. Fortitudo kan een dichterlijke verwijzing zijn naar Christus’morele kracht en vastberaden volharding in zijn Lijden en Dood. Bovendien kiest de Heer de zwakken uit en maakt hen sterk met zijn kracht, zijn fortitudo (vgl. 1 Kor 1,26-28). Zwakheid en kracht moeten ook hier niet gewogen worden naar wereldse successen.
Slechts zelden werd in het klassieke Latijn fortitudo gebruikt ter aanduiding van louter fysieke kracht. Dus betekent het “standvastigheid, moed getoond bij het verduren of op zich nemen van ontbering, dapperheid en vastberadenheid”.

Hedendaagse vertalers veranderen soms een abstract idee dat klinkt als een bezit (een troop synecdoche genoemd), zoals “de nederigheid van de kudde” of “de macht van de herder” in een karakteristiek van de bezitter, zoals in “de kleine kudde” of “de machtige herder”. Heel zeker gaat daarbij schoonheid van de Latijnse tekst verloren.

Procedo betekent “tevoorschijn komen, voor de dag komen, voorspruiten” maar ook “voortbewegen, vooruitgaan, voorgaan”. In overdrachtelijke zin krijgt het de betekenis van ”gunstig uitpakken voor, voordelig aflopen” of iets dergelijks.

In het collectegebed hebben we een beeld van Christus als Herder van de schapen die met grote vastberadenheid zijn kleine kudde leidt naar de hemelse vreugden die geen einde kennen.

Hij voert ons terug naar dat waaruit Hij eerst voortkwam, de communio met de Vader en de H. Geest. In de Griekse neoplatoonse filosofie die het vroegchristelijke gedachtegoed voedde, vinden we dikwijls het paradigma van het voortgaan (Grieks: πρó-οδος, of in het Latijn exitus), een rondgaan en een terugkeer (Grieks: επι-ςτροφη, of Latijn reditus). De oude oratie van deze zondag lijkt een echo te zijn van dit algemeen klassieke patroon.

Het collectegebed van deze zondag roept welhaast vanzelf de mozaïeken in de absiden van de oude basilieken in Rome en Ravenna op. (Zie de illustraties)

Deze kunstwerken van het vroege christendom, vervaardigd uit uiterst kleine stukje gekleurde steen en glas zijn samengevoegd tot schitterende werken van grote spirituele betekenis. In zekere zin is de Kerk, het Mystieke Lichaam van Christus, met een mozaïek te vergelijken: wij, kleine individuele katholieken met een verschillende roeping, op diverse plaatsen en zelfs met historische afstanden, hebben elk hun eigen aandeel bij het realiseren van een groter werk: iedere steen (of tessera) dient om de schoonheid van de andere te vergroten, iedere steen heeft een functie ten opzichte van de andere alsof zij leden waren van een societas. Op zichzelf beschouwd zijn de individuele steentjes niet de moeite van het bekijken waard, en blijven onopgemerkt. Eenmaal echter door de hand van de kunstenaar bijeengebracht in een bepaalde ordening, hebben ze iets verbluffends.



In deze absismozaïeken is Christus soms glorierijk afgebeeld met keizerlijke attributen. Aan zijn beide zijden staan dikwijls Apostelen en heiligen als zijn keizerlijke hof, gekoppeld aan voorstellingen van Bethlehem of van het aardse en hemelse Jeruzalem als begin- en eindpunt. Dikwijls ziet men in deze mozaïeken onder de voeten van de verheerlijkte Christus enkele rijen schapen die naar een veilige groene plaats met stromend water – symbool van de Jordaan en ons eigen Doopsel - worden geleid.

Het collectegebed herinnert ons aan het grote werk van de Verlosser bij zijn intrede in deze wereld. Hij heeft ook beloofd terug te zullen komen. De tweede Persoon van de H. Drieëenheid, komt van alle eeuwigheid voort (procedit) uit de Vader. Hij vertoonde zich (procedebat) dus in deze wereld met een machtige gebaar van zelfontlediging om ons te verlossen van onze zonden, om ons te leren wie wij zijn en om ons uit het verderf van de eeuwige dood te voeren naar het glorievolle geluk in vereniging met God in de hemel. Hij kwam bij zijn eerste komst in nederigheid (in humilitate) om onze ellende (humilitas) op Zich te nemen. Bij zijn tweede komst zal Hij, bekleed met zijn eigen fortitudo, ons weiden in de nieuwe societas in de hemel.

(1) Sequens Victimæ paschali laudes van Pasen.

Commentaar gedeeltelijk met toestemming en onder dankzegging ontleend aan wdtprs.com (Father John Zuhlsdorf)