maandag 4 november 2024

DE CHRISTELIJKE HOOP IN DE VISIE VAN SINT AUGUSTINUS III

Op weg naar de verheerlijking

De Kerk vervolgt haar pelgrimsweg tot aan het einde van de dingen, tussen de vervolgingen van de kant van de wereld en de vertroostingen van God. Wakend in zoveel nachten, lijdend in zoveel ellende, vooruitkijkend en afwachtend, sterk in het verdragen en standvastig in het volhouden. Welke vrucht, denkt u, zal haar deel zijn?

“Komt, gezegenden van mijn Vader, neemt bezit van het rijk dat reeds voor u is bereid vanaf de grondvesting van de wereld” (Mt 25, 34).

De Kerk leidt als het ware een tweevoudig leven overeenkomstig de verkondiging en de belofte van de Heer: het ene in geloof, het andere in aanschouwing, het ene als pelgrim onderweg, het andere in het eeuwige huis van de Vader; het ene in moeizame inspanning, het andere in rust; het ene werkend, het andere beschouwend. Het ene verwijst naar de apostel Petrus, het tweede naar Johannes. 

Welke schat zij dragen, weten goede christenen zelf niet; eens zullen zij het echter weten. 

De wortel leeft, maar in de winter is ook de levende boom gelijk aan een verdorde boom. In de winter dragen beide - de verdorde en de levende boom - geen blad en zijn ook niet beladen met vruchten. Maar de zomer komt en toont wat in de bomen is verborgen: de levende stam en takken brengen bladeren en vruchten voort; de verdorde boom zal in de zomer leeg blijven zoals in de winter.

Onze winter is de verborgenheid van Christus, onze zomer is de openbaring van Christus. Daarom troost de apostel Paulus de goede bomen, de gelovigen: ”U bent immers gestorven, maar uw leven ligt met Christus verborgen in God” (Kol 3, 3) - u bent dood, maar dat is slechts schijn: in de wortel leeft u, en wanneer “Christus, uw leven zal verschijnen, dan zult ook u met Hem verschijnen in heerlijkheid” (Kol 3, 4).

Onze ellende enerzijds en de barmhartigheid van God anderzijds brengen mee dat een tijd van droefheid aan de tijd van vreugde vooraf moet gaan. Eerst moet er een tijd van droefheid zijn, er dan komt de verlossing; eerst een tijd van moeite en inspanning, dan de rust; eerst een tijd van geweeklaag, dan de zaligheid. De tijd van droefheid, inspanning, geweeklaag zijn het gevolg van onze zonden, de tijd van vreugde, rust en zaligheid zijn niet te danken aan onze verdiensten, maar aan de genade van Christus, onze Verlosser. We hopen op iets anders dan we verdienen: we verdienen het kwade, maar we hopen op het goede. Komt het een voort uit onze erbarmelijke toestand, het laatste komt van de erbarming van Hem die ons heeft geschapen. 

Zó groot is het geluk van de gerechtigheid, dat we daarvoor, zelfs wanneer we dit slechts een enkele dag zouden kunnen genieten, een onmetelijk lang leven met alle mogelijke goederen en genietingen gering zouden moeten schatten. 

De vrede die ons hier ten deelt valt, vloeit voort uit het geloof dat ons met God verbindt, in de eeuwigheid zal deze ons met God in de aanschouwing van Hem verbinden. Hier beneden is de vrede meer een troost in het lijden dan een zalig genieten.

De heiligheid die wij in dit leven bereiken, berust meer op de vergeving van de zonden dan op volmaaktheid in de deugd. Heiligheid betekent dat God de heerschappij bezit over de mens die Hem gehoorzaamt, en in de mens de geest over het lichaam, het verstand over de begeerte - namelijk dat men méér door de genade van God om vergeving van zonde smeekt en voor de ontvangen goedheid dankbaar is dan door eigen verdienste. Daar zal de gehoorzaamheid zelfs zo zoet en gemakkelijk zijn, als leven en heersen zalig zijn. In de vrede van deze zaligheid - in de zaligheid van deze vrede - zal het hoogste goed bestaan.

Thans leven we niet zonder strijd. We zijn tot eendracht geroepen en om onderling de vrede bewaren, maar dikwijls moeten we strijden met hen, voor wie wij menen te moeten zorgen. Iemand slaat de verkeerde weg in; u wilt hem terughalen, hij verzet zich - u strijdt met hem. De heidenen verzetten zich - u strijdt tegen het bedrog van de afgoden en demonen. De afvallige verzet zich - u strijdt tegen een andere vorm van demonische dwaalleer. Slechte katholieken willen niet rechtschapen leven; ook iemand die u na aan het hart ligt, gelooft u te moeten terechtwijzen - hoeveel niet te vermijden strijd overal! Menigeen zegt ook: “Waarom moet ik zo lijden? Ik wil mij op mezelf terugtrekken, in mijn eigen huis blijven en God in de stilte aanroepen!”

Trekt u zich nu maar op u zelf terug; u vindt strijd! “Wat wij uit onszelf najagen is in strijd met de Geest, en wat de Geest verlangt is in strijd met onszelf” (Gal 5, 17). U bent dit zelf; u bent alleen met u zelf, hebt met niemand anders te doen; maar u voelt (Rom 7, 23-25) “in alles wat ik doe een andere wet. Deze voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn verstand instem en maakt van mij een gevangene van de zonde die in mij leeft. Wie zal mij, ongelukkige mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? Dat doet God! Dank aan Hem door Jezus Christus onze Heer.

De Heer zegt: “Nog een korte tijd en jullie zien Mij niet meer, maar kort daarna zien jullie Mij terug” ( Jo 16,16). Deze belofte geldt de gehele Kerk, evenals aan de gehele Kerk werd beloofd: “Ik ben bij u, tot aan het einde van de wereld” (Mt 28,20). De Heer talmt niet met zijn belofte: een korte tijd en we zullen Hem zien. Dan zullen we Hem om niets meer vragen, niets meer te vragen hebben; niets verder nog te verlangen hebben, niets meer zoeken wat verborgen is.

Deze “korte tijd” komt ons voor als lang, omdat deze tijd nog voortduurt; als deze voorbij is, zullen we inzien hoe kort deze tijd was.

Daarom moet onze vreugde niet zijn, zoals de wereld die kent, waarover Johannes zegt: “De wereld zal zich echter verheugen” (Jo 16,20); en toch moeten we niet zonder vreugde zijn in ons smartelijk verlangen, veeleer (zoals de Apostel zegt): “Wees verheugd door de hoop die u hebt, wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt” (Rom 12, 12). Zo verheugt zich ook de barende over het kindje dat op komst is méér, dan dat zij lijdt door haar ogenblikkelijke nood. We lijden een tijd, maar niet altijd. Kort duurt de droefheid, eeuwig de zaligheid. Het verdriet houdt slechts een tijdje aan, eeuwig duurt de vreugde.

“Ons vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen. U doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart” (2 Pe 1, 19). Op die dag zal onze Heer Jezus Christus komen om te verlichten wat in het duister verborgen is. Als die dag aanbreekt zal geen licht meer nodig zijn, geen profeet meer worden gelezen en geen geschriften van de Apostelen nog worden opengeslagen - zelfs het Evangelie zullen wij niet meer nodig hebben. Alle geschriften die als heldere lampen in deze donkere wereld voor ons werden ontstoken opdat wij niet in duisternis zouden leven, zijn niet meer nodig. 

Waarover zal de blik zich dan verblijden, waarin zal dan onze zaligheid bestaan, die “geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en die in geen enkel mensenhart is opgekomen?“ (1 Kor 2,9)?

Ik vraag u, broeders - zegt de H. Augustinus - bemin met mij, verlang met mij in geloof! Laten we verlangen naar ons vaderland hierboven waarover Johannes zegt: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God” (Jo 1,1).

De dauw waarmee we hier besprenkeld worden, zal daar een bron zijn. De straal die een verduisterd, gewond en afgedwaald hart binnendringt, zal daar een onverhuld licht zijn. Met het oog op de zalige aanschouwing van de Heer worden wij nu gelouterd. 

(De wapenspreuk van de nieuwe bisschop van Roermond, Cornelis van den Hout: In exilio spes - hoop in de ballingschap, is ook op ons van toepassing)

“Zeer geliefden, we zijn nu al kinderen van God en nog niet is geopenbaard, wat wij zullen zijn; maar we weten dat wij aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal verschijnen, want dan zien we Hem zoals Hij is (1 Jo 3, 2).         

Wat zal ik zeggen, geliefden? O, zalig huis! O, zeker vaderland! O, als het hart, ook al is het gering, toch eens zou verlangen naar die onuitsprekelijke heerlijkheid! O, als we onze pelgrimstocht weliswaar onder zuchten afleggen en de wereld niet beminnen, maar steeds in gelovige gezindheid aankloppen bij Hem die ons geroepen heeft! Verlangen is de adem van de ziel. Dat ons hart groter worde, opdat ons verlangen steeds groter mag zijn! Mogen de H. Schrift dit, moge de gemeenschap van de Kerk, moge de viering van de H. Geheimen, moge dit het Doopsel, de lofzang voor God en moge ook ons bidden en spreken dit in ons verwerkelijken! Als u zó gezind bent, verheft uw hart, u allen, zoveel u kunt en u zult ontvangen wat Hij heeft beloofd. 

Niet zonder reden heeft de Kerk volgens oude overlevering de gewoonte bewaard in de Paastijd het Alleluia te zingen. Alleluia is de lof van God; het zegt ons ten tijde van beproeving wat wij eens zullen doen wanneer wij zijn rust zijn binnengegaan.

Laat ons het Alleluia zingen naar vermogen, opdat we eens verdienen het te zingen zonder onderbreking; de lof van God daar en hier: hier door hen die waken, daar door hen die zeker zijn; hier door sterfelijke mensen, daar door de zaligen die niet meer kunnen sterven; hier in hoop, daar in bezit; hier onderweg, daar in het vaderland!

Laat ons nu reeds lof zingen, niet om een zoete rust te genieten maar om de arbeid te verzoeten!

Laat ons zingen zoals pelgrims zingen: zingen onderweg! Het gezang zal ons tot troost zijn bij onze inspanningen. Laat u niet ophouden door traagheid: zingt en loopt door! Laat ons de Heer loven, onze God! Laat ons Hem loven, niet alleen met onze stem maar ook in ons gedrag. Laat onze tong hem loven, laat ons leven Hem loven. Laat zo het Alleluia uit uw mond klinken! Laten we bij het zingen van het Alleluia onze blik verheffen naar de Dag die geen einde kent naar het land van de onsterfelijkheid! Laten we ons haasten naar ons eeuwig thuis! “Zalig, die wonen in uw huis: van eeuwigheid tot eeuwigheid zullen zij U prijzen” (Ps 83[84],5).

Keren we ons tot God, laten wij Hem smeken voor ons en voor heel zijn volk opdat Hij ons in zijn barmhartige liefde behoedt en bewaart door Jezus Christus zijn Zoon, onze Heer, die met Hem leeft in de eeuwen der eeuwen

Slotgebed

Heer, onze God, U hebt ons alles gegeven - schenk ons de vrede! De vrede van de sabbat, van de sabbat zonder avond: wanneer U zo in ons zult rusten zoals U nu in ons werkt (want Gij, Heer, werkt en rust steeds daar) - waar wij U toegedaan zijn met heel ons wezen! Dan zal geen smart en ook geen plaag ons neerdrukken. Dan zal heel ons leven door uw volheid een leven in de waarheid zijn. En dit wonderlijke ‘universum’ dat U zelf ‘goed’ noemde, zal voorbij zijn wanneer de maat ervan bereikt is; en het zal geweest zijn ”een morgen en een avond”. De sabbat echter heeft geen avond en kent geen ondergang: U hebt deze dag geheiligd, opdat hij steeds mag voortduren.

Heer, onze God, U heeft ons geroepen, wij roepen tot U. 

Wij horen U roepen, wil ons roepen aanhoren! 

Leid ons daarheen waarheen U beloofde ons te leiden. 

Voltooi, God, wat u begonnen bent; verlaat de uwen niet! Amen.


4 november - H. Carolus Borromeus, bisschop Je moet handelen in overeenstemming met je woorden.

De H.  Carolus Borromeus werd geboren te Arona (Lombardije) in het jaar 1538. Na beëindiging van zijn studies in de beide rechten werd hij door zijn oom, paus Pius IV, tot kardinaal verheven. Als bisschop van Milaan toonde hij zich een goede herder: meermalen bezocht hij de parochies van zijn diocees en riep hij synodes bijeen; hij vaardigde vele heilzame bepalingen uit en beijverde zich voor het behoud van de christelijke zeden. Hij stierf op 3 november 1584.

Liturgia Horarum
Uit een toespraak van de heilige Carolus Borromeo, bisschop van Milaan († 1584)
Je moet handelen in overeenstemming met je woorden.
Zeker, wij allen zijn zwak, maar God de Heer heeft ons middelen gegeven waarmee we ons kunnen helpen als we dat willen. Een priester bijvoorbeeld zou een onberispelijk leven willen leiden. Hij erkent dat men dat van hem verwacht. Hij zou ingetogen willen zijn en, zoals het hem past, het leven van een engel willen leiden; hij denkt er echter niet aan de geschikte middelen daartoe te gebruiken, namelijk vasten, bidden, het vermijden van slecht gezelschap en van schadelijke en gevaarlijke vriendschappen.
Zo iemand klaagt erover dat hem - als hij het koor betreedt om het getijdengebed te zingen of zich klaarmaakt om de eucharistie te vieren - onmiddellijk duizenden dingen voor de geest komen die hem van God afhouden. Maar wat heeft hij in de sacristie gedaan alvorens het koor te betreden of de eucharistie te vieren? Welke middelen heeft hij aangewend om de aandacht erbij te houden?
Wil je dat ik je leer hoe je in de deugd voortgang kunt boeken? Hoe je - als je al in het koor aandachtig was - een volgende keer nog aandachtiger kunt zijn, zodat je dienst nog meer aan God behaagt? Luister dan naar wat ik zeg. Als er al een vonkje van de goddelijke liefde in je ontstoken is, haal het dan niet onmiddellijk te voorschijn en stel het niet aan de wind bloot. Laat de oven gesloten, zodat hij niet kan afkoelen en zijn warmte verliezen; dat wil zeggen: ontvlucht zoveel mogelijk de verstrooidheden, blijf verenigd met God, mijd holle gesprekken.
Is het jouw taak te prediken en te onderrichten? Studeer en leg je toe op al wat nodig is om deze taak naar behoren te vervullen. Draag er zelf zorg voor in de eerste plaats te preken door je leven en je daden, zodat je toehoorders niet spottend hun hoofd schudden bij je woorden, als ze het ene horen, maar het andere zien.
Je staat in de zielzorg? Verwaarloos dan de zorg voor jezelf niet en geef jezelf niet helemaal weg aan anderen, zodat er voor jou niets meer van jezelf overblijft. Je moet de zielen waarvoor je verantwoordelijk bent, wel indachtig zijn, maar dan wel zo dat je jezelf niet vergeet.
Medebroeders, weet wel dat er voor mensen van de kerk niets zo noodzakelijk is als het inwendig gebed, dat aan al wat we doen, voorafgaat, het begeleidt en volgt. De profeet zegt: ik zal zingen en begrijpen (vgl. Ps. 101 (100), 1 vv). Als je de sacramenten bedient, mijn broeder, overweeg wat je doet. Als je eucharistie viert, overweeg wat je offert. Als je het koorgebed zingt, overweeg wat je zegt en tegen wie je het zegt. Als je in de zielzorg staat, overweeg door welk bloed de zielen zijn gezuiverd en zo ‘zal alles bij je met liefde gebeuren’ (1 Kor. 16, 14). Op die wijze zullen we gemakkelijk alle moeilijkheden kunnen overwinnen die we elke dag noodzakelijkerwijze in groten getale - zo is nu eenmaal ons leven - ondervinden. Daardoor zullen we de kracht hebben om Christus zowel in ons als in de anderen voort te brengen.

Heer, bewaar in uw volk de gezindheid die kenmerkend was voor de heilige bisschop Carolus Borromeo. Geef dat uw kerk steeds de vormen vindt die passen bij de tijd, en een helder beeld van Christus voorhoudt op wie zij altijd zoekt te gelijken. Dat vragen wij door Hem, die met U leeft en heerst met God de Vader in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen.
Amen.

zondag 3 november 2024

Lezingen H. Mis 31e zondag door het jaar B “Het eerste is: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander gebod voornamer dan die twee.”


Eerste lezing (Deut. 6, 2-6)
Uit het boek Deuteronomium.
Mozes sprak tot het volk en zei:
“Vrees de Heer uw God
door al zijn voorschriften en geboden na te komen,
die ik u opleg.
Luister dan, Israël, en volbreng ze nauwgezet.
Dan zult ge gelukkig zijn
en talrijk worden in het land van melk en honing
dat de Heer, de God van uw vaderen, u heeft beloofd.
Luister, Israël, de Heer is onze God, de Heer alleen!
Gij moet de Heer uw God beminnen met heel uw hart,
met heel uw ziel
en met al uw krachten.
De geboden, die ik u heden voorschrijf,
moet ge in uw hart prenten.”

Tweede lezing (Hebr. 7, 23-28)
Uit de brief aan de Hebreeën.
Broeders en zusters,
in het eerste verbond moesten meerderen priester worden,
omdat de dood hen belet in functie te blijven;
maar Jezus’ priesterschap is onvergankelijk,
omdat Hij in eeuwigheid blijft.
Daarom is Hij ook in staat hen voor altijd te redden
die door zijn tussenkomst God naderen,
daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.
Zulk een hogepriester hadden wij ook nodig;
een die heilig is, schuldeloos, onbesmet,
afgescheiden van de zondaars,
hoog verheven boven de hemelen.
Hij hoeft ook niet, zoals de hogepriesters,
elke dag opnieuw eerst voor zijn eigen zonden offers op te dragen
en daarna voor die van het volk,
want dit heeft Hij eens voor al gedaan,
toen Hij zichzelf ten offer bracht.
De wet stelt als hogepriester mensen aan, met zwakheid behept;
maar de eed, die uitgesproken is ná de wetgeving,
wijst de Zoon aan, die volmaakt is in eeuwigheid.

Evangelie (Mc. 12, 28b-34)
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.
In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe
en legde Hem de vraag voor:
“Wat is het allereerste gebod?”
Jezus antwoordde:
“Het eerste is:
Hoor, Israël!
De Heer onze God is de enige Heer.
Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart,
geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht.
Het tweede is:
Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.
Er is geen ander gebod voornamer dan die twee.”
Toen zei de schriftgeleerde tot Hem:
“Juist, Meester, terecht hebt Ge gezegd:
Hij is de enige, en er bestaat geen andere buiten Hem;
en Hem beminnen met heel zijn hart,
heel zijn verstand en heel zijn kracht
en de naaste beminnen als zichzelf,
dat gaat boven alle brand- en slachtoffers.”
Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had, zei Hij hem:
“Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.”
En niemand durfde Hem nog een vraag stellen.

zaterdag 2 november 2024

Cardinal Newman: A Prayer for the Faithful Departed

O JESU, Lover of souls, we recommend unto you the souls of all your servants, who have departed with the sign of faith and sleep the sleep of peace. We beseech you, Lord and Saviour, that, as in your mercy to them you became man, so now you would admit them to your presence above.
Gracious Lord, we beseech you, remember not against them the sins of their youth and their ignorances; but be mindful of them in your heavenly glory. May the heavens be opened to them. May the Archangel St. Michael conduct them to you. May your holy Angels come forth to meet them, and carry them to the city of the heavenly Jerusalem. May they rest in peace.

John Henry Newman 1801-1890

Gezangen Requiem Chœur des moines de l'Abbaye de Ligugé

ENKELE GEDACHTEN VAN PAUS BENEDICTUS XVI BIJ DE MAAND NOVEMBER - DE OPSTANDING VAN DE DODEN.

Christenen hopen op de opstanding van de doden, zo belijden we in het Credo. Voor Paulus is de zin van de verkondiging van de christelijke boodschap verbonden met deze verwachting: zonder de opstanding uit de doden zijn geloof en verkondiging niets waard en is christelijk leven zinloos. 

In de geschiedenis van het dogma is deze uitspraak op twee manieren ontwikkeld: De overtuiging van de opstanding van de doden omvat de verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, dat betekent de zekerheid dat deze beide niet als een afvalhoop eindigen,  die tenslotte het bloed en de tranen in het leven hier, als ijdele illusies doodgemoedereerd begraaft. Nog duidelijker omvat de dogmageschiedenis een tweede aspect, dat namelijk in de christelijke beloften ook de individuele voltooiing van iedere afzonderlijke persoon is besloten, de voltooiing waarin het leven na de dood overgaat.

Paus Benedictus XII heeft dit in 1336 in de bul ‘Benedictus Dominus’ uitdrukkelijk geformuleerd:

“De zielen van de overleden gelovigen die geen verdere reiniging nodig hebben, zijn nog vóór de Opstanding van de doden en het Algemeen Oordeel in de hemel en aanschouwen het wezen van God, van aangezicht tot aangezicht”.

Het moet klaar en duidelijk worden gezegd: Christenen zien verwachtingsvol uit naar de hemel – ook tegenwoordig nog. In een wereld, die de wet van de instandhouding van energie kent, hoeft men zich niet te verwonderen, dat ook deze geheimnisvolle energie die wij ‘geest’ of ‘ziel’ noemen, niet verloren gaat en tenslotte door alle schaduwen heen haar bestaansgrond ziet en daarmee en juist daardoor met heel de schepping communiceert.

*

De Litanie van alle Heiligen drukt de gezindheid van de gelovige christenen tegenover de dood als volgt in een van de beden uit: “Van een plotselinge en onvoorziene dood, verlos ons Heer”. Het plotseling weggenomen worden, zonder zich te kunnen voorbereiden, zonder zich gereed gemaakt te hebben, komt de christen voor als een gevaar waarvan hij verlost wil worden. Het laatste deel van de weg wil hij graag bewust afleggen: hij wil zelf sterven. Zou men vandaag de dag een litanie van de ongelovigen moeten formuleren, dan zou de bede ongetwijfeld omgekeerd luiden: Schenk ons een plotselinge en  onopgemerkte dood, Heer. De dood zou onverhoeds moeten intreden en geen tijd laten om na te denken. Hier wordt eerstens duidelijk dat de volkomen uitbanning van de metafysische vrees niet is gelukt. Men zou het liefste hiermee klaar komen door de dood zelf te produceren zodat deze zo als een de techniek overstijgende vraag naar het menszijn űberhaupt verdwijnt. De betekenis die de euthanasiekwestie zienderogen krijgt, berust hierop dat de dood als een verschijnsel dat mij tegenstaat, moet worden vermeden en door een technische dood moet worden vervangen, die ik zelf niet hoef te ondergaan. 

Voor het hiernamaals worden de deuren dichtgeslagen,  alvorens het zich kan openen.

*

Christus stierf biddend. Heel zijn denken is verzonken in God, Hij ademt de atmosfeer van God, de liefde. Ontroerend wordt dit uitgedrukt in het lied: O quantum in cruce sprirant amorem caput tuum, inclinatum, manus expansæ, pectus apertum! En daarom is Hij onsterfelijk en staat Hij boven de dood. Maar er is nog een kwestie: Jezus was niet onsterfelijk in de zin zoals mensen zich van oudsher wensen wanneer zij naar het kruid tegen de dood zoeken. Jezus is gestorven. Zijn onsterfelijkheid heeft de vorm van een opstanding uit de dood, die het eerst intreedt. Wat betekent dit? De liefde is altijd iets dat met de dood van doen heeft: in het huwelijk, in het gezin, in de dagelijkse omgang. Vanuit deze achtergrond kan men de macht van het egoïsme verstaan: het is de maar al te goed begrijpelijke vlucht voor het geheim van de dood, dat in de liefde vervat is. Maar tegelijk zien we: slechts deze dood, die in de liefde is, maakt vruchtbaar; het egoïsme dat de dood uit de weg wil gaan verarmt de mens juist en maakt hem leeg.; slechts de gestorven graankorrel brengt veel vrucht voort. Het egoïsme verwoest de wereld en is de ware toegangspoort tot de dood, zijn oppermachtige prikkel. De Gekruisigde echter is de poort van het Leven. Hij is de sterkere, die de sterke bindt. De dood, de sterkste macht van de wereld, is slechts de macht op één na, omdat in de Zoon van God de liefde zich als de sterkere heeft bewezen. De overwinning ligt bij de Zoon, en hoe meer wij naar zijn voorbeeld leven, des te meer zal ook in deze wereld die macht reddend en helend zichtbaar worden, die door de dood de definitieve overwinning toekomt: de gekruisigde liefde van Christus.

Vertaald naar onze spiritualiteit betekent dit:

Sterven aan onszelf, aan de wereld en aan alles wat niet van Christus is –

Met Hem begraven willen worden om met Hem te verrijzen.