Hoogfeest
van Christus, Koning van het heelal
Het koningschap is
voor veel mensen van onze tijd een achterhaald
instituut. Heeft menigeen nog wel wat sympathie voor de romantiek, die
soms hangt rond een koninklijke familie; bemoeit de koning zich echter ergens mee,
dan zijn de negatieve reacties niet van de lucht. Het koningschap staat dan ook
haaks op onze tijd van inspraak en democratie.
Het mag dan niet
verwonderen, dat ook de Kerk, vanwege haar bestuurlijke structuur door steeds
meer mensen met argusogen wordt bekeken. De Kerk kent namelijk nog altijd een
wijze van bestuur, die meer lijkt op de koninkrijken van vroeger dan op de
democratieën van tegenwoordig. En tot verbazing van velen past de Kerk haar
structuren niet aan de democratiseringstendensen van onze tijd aan. Waarom
niet?
Het antwoord is in
feite eenvoudig. De Katholieke Kerk ziet zichzelf in zekere zin als een voorgegeven. Dit wil
zeggen: het waren niet zozeer mensen, die haar opbouwden. Nee, zij werd (zoals
Johannes het in zijn evangelie getuigt) geboren uit Christus’ doorstoken zijde.
De Kerk is dus
niet allereerst een optelsom van gelovige mensen. Nee, de Kerk ziet zich
allereerst als het Lichaam van Christus. Christus is het Hoofd van de Kerk,
onze Koning. En wij vormen als gedoopte mensen Zijn ledematen.
Dit betekent in
het concrete leven, dat wij niet allereerst aan elkaar maar aan Christus als
ons Hoofd verantwoording verschuldigd zijn. En ook een meerderheid van
gelovigen kan hieraan niets veranderen.
Velen hebben door hun onwetendheid een vreemde
opvatting over Christus Koning en zijn Kerk. Bij koningschap denken zij aan de
koningen van vroegere eeuwen die vaak hun macht misbruikten. En de Kerk had in
sommige tijden de beschikking over veel wereldlijke macht. Of die macht echter
altijd veel van doen had met de koningskracht waarover het feest van vandaag
spreekt.. De Kerkgemeenschap wordt dan ook vaak afgerekend op het gebruik, of
beter gezegd het misbruik van haar invloed op het wereldtoneel.
‘Hij zal komen om
te oordelen levenden en doden’. Dit zinnetje uit de geloofsbelijdenis heeft in
onze tijd van inspraak en democratie dan ook onder niet weinig gelovigen een
bijsmaak gekregen.
En dat is op zich
vreemd. Nog nooit hebben zoveel mensen een advocaat in de arm genomen om juist
medemensen veroordeeld te krijgen. Of
het nu gaat om burenruzies of erfenissen, het ouderschap of de media; het gaat
er vaak hard aan toe.
Vandaag viert de
Kerk de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Het einde van het kerkelijk jaar
draagt ook altijd het thema van het einde mee: Hij zal komen oordelen levenden
en doden. Het feest van Christus Koningschap met het recht oordeel te vellen.
Heeft de democratie werkelijk een eind gemaakt aan het gezag van de een over de
ander? Kan een maatschappij leven zonder gezagsstructuren?
De Kerk houdt in
ieder geval vast aan de structuur van gezag en het afleggen van
verantwoordelijkheid. Maar nu komt het: elk gezag binnen de Kerk berust op het
gezag van Jezus Christus. Wie binnen de Kerk dus iets te zeggen heeft, dient
zich te spiegelen aan Christus Koning. Elk gezag in de Kerk ontleent haar waarde dan ook uitsluitend aan zijn
koningschap. Hoe oefent Jezus als koning Zijn gezag uit? Op het eerste gezicht lijkt zijn heerschappij
hardvochtig en streng: “Gaat weg van Mij, vervloekten”. Dit verhaal is echter
een parabel. En een parabel is allereerst bedoeld als een waarschuwing. Mens,
hoe leef jij? Durf jij koninklijk te leven door het Koningschap van Jezus
tastbaar te maken in jouw leven?
En hoe wordt het
koningschap van Jezus zichtbaar? In dienstbaarheid. “Meen niet, dat Ik gekomen
ben om gediend te worden, maar om te dienen en Mijn leven te geven als losprijs
voor velen”. Wie durft deze Koning nog ervaren als een bedreiging? Betekent
Zijn heerschappij niet veeleer een bevrijding?
Indien wij opkomen
voor de zwakken en de kleinen en in deze mensen Christus herkennen als onze
Koning, dan zal Zijn oordeel over ons mild zijn. Maken wij echter onszelf tot
koning, en dit gaat meestal ten koste van anderen…
Christus Koning,
een achterhaald feest of juist de bevrijdende viering van onze diepste
menselijke werkelijkheid. De moderne democratieën laten immer voldoende zien,
dat zij evenals de koninkrijken van vroeger een goddelijke Koning nodig hebben
die de diepste gevoelens van eerbied, medemenselijkheid en verantwoordelijkheid
in ons losmaakt. Bovendien reikt zijn bevrijdende macht zover, dat Paulus durft
uit te roepen: ik wil roemen op mijn zwakheden, want juist die maken Gods
kracht in mij zichtbaar. Wij mogen Gods kracht zichtbaar maken in het navolgen
van de dienstbaarheid van Christus Koning.