donderdag 7 november 2024

7 november Hoogfeest van de H. Willibrord, bisschop en geloofsverkondiger in de Lage Landen Preek van Pastoor J. l‘Ortye (2024) "dat jonge plantjes van geloof, hoop en liefde weer tot groei en bloei komen".

 7 november

Hoogfeest van de H. Willibrord, bisschop en geloofsverkondiger in de Lage Landen

Preek van Pastoor J. l‘Ortye - 2024


Vandaag vieren wij het feest van Sint Willibrord, een van de eerste missionarissen die in Noord-Nederland voet aan land zette. Helemaal onbekend was het christendom hier toen niet; in de periode vóór de komst van Willibrord was er ook al gemissioneerd. De eerste missionarissen in onze streken kwamen uit het zuiden, over de grote heerbanen die de Romeinen hadden aangelegd. In Maastricht bevindt zich het graf van de H. Bisschop Servatius, die er in 384 zou zijn overleden. In Maastricht en omgeving was het christendom dus al bekend.


In Nijmegen is er uit die periode een haarspeld met een Christusmonogram gevonden; ook in het rivierengebied was het christendom dus al bekend.

Na het wegvallen van het Romeinse bestuur in onze streken kwam deze in handen van de laatste garnizoenscommandanten, die aan het hoofd stonden van de plaatselijk gerekruteerde legertjes. Daarbij kwam dat de samenstelling van de bevolking aan het veranderen was. In 355 waren bijvoorbeeld groepen Frankische immigranten uit het huidige Drenthe, Gelderland en Overijssel het Romeinse rijk binnengetrokken, waar generaal Julianus hun land in het huidige Brabant had toegewezen, maar wel van hen had geëist dat ze legerdienst zouden verrichten.


Toen het Romeinse staatsapparaat rond 410 wegviel kwam de macht in handen van mannen met Frankische (over-)grootouders. Als ze al gedoopt waren zal het geloof toch niet heel diep gezeten hebben. Hun loyaliteit aan Rome, dat in het zuiden nog altijd de scepter zwaaide, zat daarentegen wel heel diep: toen Attilla’s Hunnen in 451 Gallië binnenvielen, streden de Franken zij aan zij met andere Romeinse bondgenoten. De Frankische commandant was een zekere Merovech, die er blijkbaar in was geslaagd de Frankische leiders te verenigen. Zijn zoon Childerik die in Doornik resideerde, had eveneens meer dan lokaal gezag en dat geldt ook voor diens zoon Clovis. Dit was een van de sleutelfiguren op het breukvlak van de oudheid en de middeleeuwen: rond het jaar 500 veroverde hij het gebied dat wij tegenwoordig als Frankrijk kennen. Om dat uitgestrekte gebied te kunnen besturen had hij mensen nodig die konden lezen en schrijven en daarom werkte hij nauw samen met de Kerk die juist in deze periode steeds meer voet aan de grond begon te krijgen.

Het was de tijd van de H. Lambertus die de bewoners van het noorden van Limburg en in Noord-Brabant voor het christendom probeerde te winnen; van de H. Amandus die ongeveer tegelijkertijd actief als missionaris was in het Vlaamse kustgebied.

Het missiewerk waartoe zij zich geroepen wisten was echter allerminst zonder gevaren. Daarom vestigde de Angelsaksische missionaris Willibrord zich niet lang na zijn aankomst in het voormalige Romeinse fort in Utrecht (‘Wiltaburg’). Die oude versterking werd hem geschonken door een van de voornaamste Frankische machthebbers van die tijd: Pepijn van Herstal die kort daarvoor (in 689) de plaatselijke bevolking had onderworpen. Die Pepijn schonk hem ook de bekende abdij van Echternach en die van Susteren, die als een statie, als een halteplaats op de weg daarnaar toe kan worden gezien. Zo’n toevluchtsoord kregen ook de HH. Wiro, Plechelmus en Otgerus hier in Berg toegewezen, waarschijnlijk door Pepijns gelijknamige kleinzoon, die ter onderscheiding van de andere Pepiniden ook wel Pepijn de Korte wordt genoemd. Ging het in Utrecht om een oud Romeins fort, hier in Berg ging het om een klooster, zoals het in de eerste levensbeschrijvingen van de Berger heiligen heet, om een gebouw dat al een christelijke bestemming had voordat zij er zich vestigden. Het waren als het ware steunpunten van waaruit het christendom zich verder zou verbreiden en verdiepen. Ze vormden het begin van de organisatie van de Kerk in onze streken die een grote bloei kende, maar inmiddels flink op haar retour is, met name sinds de grote secularisatiegolf van de jaren zestig. Het moment dat we weer terug bij af zijn, lijkt niet lang meer op zich te laten wachten. Zoals toen lijkt de toekomst af te hangen van steunpunten zoals die van weleer toen de eerste missionarissen zich hier aandienden; en van mensen als Pepijn die de missionarissen in bescherming namen en van de nodige middelen voorzagen en daarmee de missionering faciliteerden.


Dat ook wij de missie zijn toegedaan; dat - als we onszelf nog niet het geloof in den vreemde zien verkondigen, - dat wij er toch minstens in onze eigen omgeving getuigenis van durven afleggen, met name in en door het gebed dat het mogelijk maakt dat jonge plantjes van geloof, hoop en liefde weer tot groei en bloei komen.