Uit de geschriften van de zalige priester Jan van Ruusbroec († 1381)
Het symbool van de schitterende edelsteen.
De Geest van onze Heer spreekt in het boek van de Openbaring van de heilige Johannes: ‘Wie overwint’ - degene namelijk die zichzelf in alle dingen zegevierend overstijgt - ‘hem zal Ik geven van het verborgen manna’, dat is: inwendig verborgen smaak en hemelse vreugde. ‘En Ik zal hem een blinkend steentje geven, en daarop gegrift een nieuwe naam, die niemand kent dan hij die hem ontvangt’ (Apok. 2, 17).
Die blinkende steen is een symbool voor onze Heer Jezus Christus. Naar zijn godheid immers is Hij een straal van het eeuwig licht (vgl. Wijsh. 7, 26), en een afglans van de heerlijkheid Gods en een spiegel zonder vlek (vgl. Heb. 1, 3), waar alle dingen in leven. Wie dus alle dingen overstijgt en overwint, hem wordt deze blinkende steen gegeven en daarin ontvangt hij licht, waarheid en leven. Deze steen gelijkt op een vurige vlam, want de vurige minne van het eeuwig Woord heeft heel het aardrijk vervuld van minne en wil alle minnende geesten volledig in minne doen opbranden.
Dit steentje is ook zo klein dat men het nauwelijks gewaarwordt, ook al trapt men erop. En dit bedoelt Paulus wanneer hij schrijft dat de Zoon van God ‘zichzelf vernietigd en gering gemaakt heeft en de gestalte van een knecht heeft aangenomen en gehoorzaam geworden is tot de dood aan het kruis’ (Fil. 2, 7-8). En Hij spreekt zelf door de mond van de profeet: ‘Ik ben als een worm en geen mens meer, verstoten door de mensen, door het volk veracht’ (Ps. 22 (21), 7). Bij zijn verschijning in de tijd maakte Hij zich zo klein dat de mensen Hem onder hun voeten vertrapten en het niet voelden. Want hadden zij in Hem Gods Zoon herkend, nimmer hadden zij Hem durven kruisigen. En ook nu nog is Hij klein en gering geacht in de harten van de mensen die Hem niet beminnen.
Dit edel steentje is geheel rond en rondom effen. De rondheid ervan leert ons dat de goddelijke Waarheid begin noch einde heeft; en de effenheid rondom dat Hij alle dingen op gelijke schaal zal wegen, dat is: een ieder zijn verdiende loon zal geven en voor ieder zal het eeuwig zijn.
De laatste eigenschap die ik aan deze steen wil toekennen, is dat hij buitengewoon licht is. Want het eeuwig Woord van de Vader heeft geen gewicht, al draagt het hemel en aarde in zijn kracht. Het is ook alle dingen even nabij, al kan niemand het achterhalen, want het overstijgt alle schepselen en bestaat voor allen en het zal zich alleen openbaren aan wie en waar het wil. En in zijn lichtheid heeft onze zware mensheid alle hemelen overstegen en zit gekroond aan de rechterhand van de Vader.
Dat is de blinkende steen die de schouwende mens gegeven wordt. En in deze steen is een nieuwe naam gegrift die niemand kent dan hij die hem ontvangt. Hiervoor moet ge weten dat alle geesten bij hun terugkeer naar God een naam ontvangen. Ieder krijgt zijn eigen naam, naar de edelheid van zijn dienst en de verhevenheid van zijn minne; deze is dus anders dan de eerste naam van de onschuld die wij in het doopsel ontvangen: die is namelijk gesierd met de verdienste van Christus onze Heer. Mochten wij deze naam van de onschuld door de zonde verliezen, maar toch wederom God willen volgen, dan worden wij opnieuw gedoopt in de heilige Geest en dan ontvangen wij een nieuwe naam die ons eeuwig bijblijft.