Hymne Vespers
Exsúltet cælum láudibus,
resúltet terra gáudiis:
Apostolórum glóriam
sacra canunt sollémnia.
Vos, sæcli iusti iúdices
et vera mundi lúmina,
votis precámur córdium,
audíte preces súpplicum.
Qui cælum verbo cláuditis
serásque eius sólvitis,
nos a peccátis ómnibus
sólvite iussu, quæsumus.
Quorum præcépto súbditur
salus et languor ómnium,
sanáte ægros móribus,
nos reddéntes virtútibus,
Ut, cum iudex advénerit
Christus in fine sæculi,
nos sempitérni gáudii
fáciat esse cómpotes.
Deo sint laudes glóriæ,
qui dat nos evangélicis
per vos doctrínis ínstrui
et prósequi cæléstia. Amen.
Gij, hemel, breek in vreugde uit.
Ook op de aarde klinke het lied,
dat luid bezingt de heerlijkheid
die Christus zijn apostelen biedt.
Die eens als rechters tronen zult
en alles met uw licht bestraalt,
u bidden wij, vervult de wens,
waarom ons hart u nederig vraagt.
Gij die de hemel door uw woord
opent en sluit, naar Gods bestel,
leidt ook ons, zondaars, tot de poort,
van schuld bevrijd op uw bevel.
De ziekte wijkt als gij beveelt,
wat zwak is krijgt weer levenskracht;
geneest de harten ook en heelt
de wonden door uw grote macht.
Opdat als Christus wederkeert
als rechter aan het eind der tijd,
Hij ons de vreugd, zo fel begeerd,
deelachtig maakt in eeuwigheid.
Wij brengen met het roemrijk koor
van uw apostelen dank en eer,
aan U, o Vader, de eeuwen door,
de Geest ook en uw Zoon, de Heer.
Gezongen versie: link