Dankbaar jegens Christus die voor ons gekruisigd werd.
De Heer werd gekruisigd. Het getuigenis daarover hebt gij ontvangen. De berg Golgota staat u voor ogen. Heft een lofzang aan om uw instemming te betuigen. Past op dat ge Hem in de vervolging niet verloochent. Verheugt u over het kruis, niet alleen in vredestijd; houdt u aan hetzelfde geloof in tijden van vervolging. Weest niet een vriend van Jezus in vredestijd en een vijand in oorlogstijd. Gij ontvangt de vergeving van uw zonden en de geestelijke gaven van uw Koning. Jezus die zonder zonde was, is voor u gekruisigd; en gij wilt niet gekruisigd worden voor Hem die voor u gekruisigd werd. Daardoor bewijst ge Hem geen dienst, want gij hebt eerder van Hem ontvangen. Maar dankt Hem en betaalt uw schuld aan Hem die voor u op Golgota werd gekruisigd.
‘Golgota’ betekent: schedelplaats. Wat een grootse profetische naam! Die naam vermaant u: beschouwt de Gekruisigde niet louter als een mens. Hij is ‘het hoofd van alle machten en krachten’ (Kol. 2, 10); maar het hoofd van alle krachten heeft zelf als hoofd de Vader, want, zegt Paulus, ‘Christus is het hoofd van de man, en God is het hoofd van Christus’ (1 Kor. 11, 3).
Christus aan het kruis strekte zijn handen uit om de grenzen van heel de aarde te omvatten, want Golgota is het middelpunt van de aarde. Dit is niet mijn gedachte, maar de gedachte van de profeet die zegt: ‘Gij voltrekt uw heilsdaden in het midden van de aarde’ (Ps. 74 (73), 12 -LXX).
Mensenhanden strekte Hij uit; Hij die met zijn goddelijke handen de hemelen heeft gegrondvest. Die handen werden aan het kruis vastgenageld. De mensheid van Jezus die de zonden droeg, werd aan het kruis genageld. Die mensheid stierf en daarmee stierf ook de zonde, zodat wij in gerechtigheid konden verrijzen; want, omdat door één mens de zonde in de wereld was gekomen, kwam ook door één mens het leven (vgl. Rom. 5, 12.18); door één mens, dat wil zeggen: door de Verlosser die vrijwillig de dood onderging. Denkt aan wat Hij gezegd heeft: ‘Macht heb Ik om mijn leven te geven, en macht om het terug te nemen’ (Joh. 10, 18).