donderdag 16 februari 2017

De Pastoor van Ars: H. Johannes Vianney WE WORDEN OP DE PROEF GESTELD


Maar wat baat u Gods hulp, broeders, als ge zelf niet voelt dat ge bijna in al uw handelingen op de proef gesteld wordt: nu eens door de trots, de ijdelheid of de hoge dunk die we van onszelf hebben, dan weer door de jaloezie, de haat of de wraakzucht? Een andere keer tovert de duivel u de smerigste en de gemeenste beelden voor ogen. Onder het gebed sleept hij onze geest van de éne verstrooiing naar de andere – Overigens zult ge van Adam tot nu toe geen enkele heilige vinden die niet door God werd beproefd, de één zus, de ander zo, en de grootste heiligen het zwaarst. Wanneer zelfs Jezus Christus aan de verlokkingen van de duivel blootstond, hoeveel te méér wij! Wij moeten er te allen tijde op bedacht zijn, broeders. Ge zult me misschien willen vragen wat nu eigenlijk de oorzaak  van onze beproevingen is. Wel, niets anders dan de schoonheid en de waarde van onze ziel! De duivel begeert haar. Hij begeert haar zó hartstochtelijk, dat hij desnoods twee verdoemenissen zou willen verduren om haar naar de hel te kunnen sleuren.

We mogen nooit ophouden over onszelf te waken, uit vrees dat de duivel ons zal verrassen op een ogenblik dat we er niet op voorbereid zijn. Sint Franciscus vertelt ons dat de goede God hem eens liet zien hoe zijn volgelingen door de duivel op de proef gesteld werden, vooral op het gebied van de zuiverheid. Hij zag een troep duivels die niets anders deden dan pijlen afschieten op zijn volgelingen. Sommigen pijlen keerden terug en troffen de duivels zelf, die ze hadden afgeschoten. De getroffenen sloegen onder vreselijk gehuil op de vlucht. Andere pijlen schampten af en vielen op de grond zonder Franciscus’ volgelingen enig letsel te veroorzaken. Slechts enkele pijlen troffen doel en doorboorden hun slachtoffers geheel en al. Wanneer de duivel ons bekoort, zegt Antonius, moeten we hem met zijn eigen wapens trachten te verjagen. Bekoort hij ons met hoogmoed, dan moeten wij ons haastig vernederen voor God. Stelt hij onze zuiverheid op de proef, dan moeten we ons lichaam en onze zinnen tuchtigen en onszelf nog zorgvuldiger bewaken. Wil hij in ons een afkeer wekken voor het gebed, dan moeten wij nóg langer en nóg aandachtiger bidden, en hoe vaker de duivel ons ertoe aanzet het gebed achterwege te laten, hoe meer gebeden wij moeten verrichten.

Het meest te vrezen zijn de bekoringen waarvan we ons niet bewust zijn. Sint Gregorius vertelt ons van een kloosterling die lange tijd zeer vroom was geweest. Maar plotseling overviel hem een hevig verlangen om het klooster verlaten en terug te keren in de wereld. Hij meende dat God een andere bestemming voor hem had. – Vriend, sprak Gregorius, het is de duivel. Hij kan het niet verkroppen dat je ziel hem ontgaat. Bestrijd hem!
Maar nee, de ander bleef bij zijn mening. Tenslotte kreeg hij verlof te gaan. Nog vóór hij echter vertrokken was, wierp Gregorius zich op de knieën en smeekte de goede God dat zijn broeder op tijd het juiste inzicht mocht krijgen. Nauwelijks had deze een voet over de drempel van de kloosterpoort gezet of hij werd door een reusachtige draak overvallen.
O, broeders! Help! Schreeuwde hij. Hier is een draak die me wil verslinden!
De andere monniken snelden toe en vonden de ongelukkige languit op de grond, halfdood. Ze droegen hem het klooster binnen en toen zag hij werkelijk in dat hij door de duivel was bekoord. Deze had zich uit loutere woede in de vorm van een draak op de ziel geworpen, die de H. Gregorius hem door zijn gebed afhandig had gemaakt. Laten we hieruit leren, broeders, dat we vooral moeten vrezen voor bekoringen die we niet kennen. En we zullen ze nooit leren kennen, als we de goede God niet om inzicht vragen.

Uit: Jean- Baptiste Marie Vianney, De Preken van de heilige Pastoor van Ars