(Gen. 1, 20-2, 4a)
Uit het Boek Genesis.
God sprak: “Het water moet wemelen van dieren, en boven het land moeten de vogels vliegen langs het hemelgewelf.” Toen schiep God de grote gedrochten van de zee en al de krioelende dieren, waar het water van wemelt, soort na soort, en al de gevleugelde dieren, soort na soort. En God zag dat het goed was. God zegende ze en Hij sprak: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; gij moet het water van de zee bevolken, en de vogels moeten talrijk worden op het land.” Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vijfde dag. God sprak: “Het land moet levende wezens voortbrengen van allerlei soort tamme dieren, kruipende dieren en wilde beesten van allerlei soort.” Zo gebeurde het. God maakte de wilde beesten, soort na soort, de tamme dieren, soort na soort, en alles wat over de grond kruipt, soort na soort. En God zag dat het goed was. God sprak: “Nu gaan wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. God zegende hen, en God sprak tot hen: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk; bevolkt de aarde en onderwerpt haar; heerst over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.” En God sprak: “Hierbij geef Ik alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem aan u, en alle bomen met zaaddragende vruchten: zij zullen u tot voedsel dienen. Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels in de lucht en aan alles wat over de grond kruipt, aan al wat dierlijk leven heeft, geef Ik al het groene gewas als voedsel.” Zo gebeurde het. God bezag alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag. Zo werden de hemel en de aarde voltooid, en alles waarmee ze toegerust zijn. Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing. Hij rustte op de zevende dag van al het werk dat Hij verricht had. God zegende de zevende dag en maakte hem heilig, want op die dag rustte God van al het werk dat Hij scheppend tot stand had gebracht. Dit is de geschiedenis van het ontstaan van de hemel en de aarde, zoals ze geschapen zijn.