Uit een homilie van de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel († 407), over de eerste brief aan de Korintiërs
De zwakheid van God is sterker dan de mensen.
Het kruis heeft, dank zij de prediking van ongeletterde apostelen, mensen overtuigd, ja, heel de wereld gewonnen; niet aangaande gewone dingen, maar aangaande God en de ware godsdienst, aangaande het leven naar het evangelie en het toekomstig oordeel. Het heeft van alle mensen, ook eenvoudigen en ongeletterden, filosofen gemaakt. Ziedaar hoe ‘de dwaasheid van God wijzer is dan de mensen en de zwakheid van God sterker dan de mensen’ (1 Kor. 1, 25).
Waarom is Gods zwakheid sterker? Omdat ze zich over de hele wereld heeft verspreid, alle mensen met kracht heeft aangegrepen. Heel velen hebben getracht de naam van de Gekruisigde te verstommen, maar het tegenovergestelde is gebeurd: die Naam groeide en bloeide, terwijl zij uitstierven en vernietigd werden; de levenden vochten tegen de dode, maar konden Hem niet overwinnen. Als een heiden mij ‘dwaas’ noemt, bewijst hij dat hijzelf uitermate dwaas is. Als ik door hem voor een dwaze wordt aangezien, blijk ik wijzer te zijn dan een wijze. Als hij mij zwak noemt, bewijst hij nog zwakker te zijn. Wat tollenaars en vissers met de genade van God konden verwezenlijken, dat hebben filosofen, retoren en tirannen, om zo te zeggen: heel de gewone wereld, zelfs niet kunnen dromen.
In die zin zei Paulus: ‘De zwakheid van God is sterker dan de mensen.’ Daaruit blijkt eveneens dat de prediking goddelijk is. Hoe konden twaalf ongeletterde mensen eraan denken zoiets te ondernemen? Ze hadden altijd op het water geleefd en in afgelegen streken en nauwelijks een stad of een marktplein betreden. Hoe konden ze eraan denken tegen heel de wereld ten strijde te trekken? Ze waren bang en kleinmoedig. Dat getuigt de evangelist zonder te trachten hun tekorten te verbergen, wat wel het beste bewijs is van de waarheid. Wat vertelt hij over hen? Dat ze vluchtten toen Christus gevangen genomen was, hoewel ze talloze wonderen hadden gezien; en dat hun leider Hem verloochende.
Hoe dan te verklaren dat zij die de aanval van de joden niet konden verdragen toen Jezus nog leefde, tegen heel de wereld ten strijde trokken, nadat Hij gestorven was en begraven en, zoals jullie zeggen, niet verrezen was en niet in staat was om met hen te spreken en om hen aan te moedigen? Hadden ze toen bij zichzelf niet moeten zeggen: ‘Wat betekent dat? Hij was niet in staat zichzelf te redden. Zou Hij ons kunnen beschermen? Toen Hij leefde, kon Hij zichzelf niet verdedigen. Zou Hij, nu Hij dood is, ons de hand kunnen reiken? Tijdens zijn leven heeft Hij geen enkel volk onderworpen, en wij zouden door zijn woord heel de wereld moeten winnen. Is het redelijk dat te ondernemen of zelfs eraan te denken?’
Vast en zeker, ze zouden het niet gewaagd hebben, als ze Hem niet verrezen hadden gezien en een overtuigend bewijs hadden gekregen van zijn macht.