Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)
Lijden voor mijn schapen.
‘De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ (Mt. 20, 28).
Ziedaar hoe de Heer gediend heeft, ziedaar welke dienaren wij moeten zijn! ‘Hij heeft zijn leven gegeven als losprijs voor velen’, dat wil zeggen: Hij heeft ons verlost. Wie van ons is in staat iemand te verlossen? Door zijn bloed, door zijn dood zijn wij van de dood verlost; door zijn vernedering zijn wij die neerlagen, weer opgericht. Maar ook wij, hoe bescheiden ons aandeel ook is, moeten bijdragen tot het heil van zijn ledematen, want wij zijn ledematen geworden van Hem. Hij is het hoofd, wij zijn het lichaam.
In zijn brief spoort de apostel Johannes ons aan het voorbeeld na te volgen van de Heer. Hij heeft immers gezegd: ‘Wie onder u de eerste wil zijn, moet slaaf van u wezen, zoals ook de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ (Mt. 20, 27-28). Johannes spoort ons aan om aan Hem gelijk te worden: ‘Christus heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders’ (1 Joh. 3, 16).
Ook de Heer zelf vroeg na zijn verrijzenis: ‘Petrus, hebt gij Mij lief?’. Petrus antwoordde: ‘Ik bemin U.’ Jezus zei dit driemaal, en driemaal antwoordde Petrus. En de Heer zei telkens: ‘Weid mijn schapen’ (Joh. 21, 15-17).
Hoe kunt gij anders tonen dat gij Mij bemint dan door de herder van mijn schapen te zijn? Wat zult gij Mij geven als gij Mij bemint, terwijl gij alles van Mij verwacht? Gij weet wat ge kunt doen als ge Mij bemint: ‘Weid mijn schapen.’
Dit zei Hij een eerste maal, een tweede maal en nog een derde maal. ‘Hebt gij Mij lief?’ Ja, ik bemin U.’ ‘Weid mijn schapen.’ Petrus heeft de Heer driemaal verloochend uit vrees; hij heeft Hem driemaal beleden uit liefde.
Voor de derde maal had de Heer hem zijn schapen toevertrouwd, want Petrus had geantwoord en zijn liefde beleden, hij had zijn vrees veroordeeld en overwonnen. Toen voegde de Heer daar onmiddellijk aan toe: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: toen ge jong waart, deedt ge zelf uw gordel om en ging waarheen gij wilde, maar wanneer ge oud zijt, zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt. Hiermee zinspeelde de Heer op de dood waardoor Petrus God zou verheerlijken’ (Joh. 21, 18-19). De Heer kondigde zijn kruis aan en voorspelde zijn lijden. Op de weg daarheen zei Hij hem: ‘Weid mijn schapen’, dat wil zeggen: lijd voor mijn schapen.