My
Lord and Saviour, in your arms I am safe; keep me and I have nothing to fear;
give me up and I have nothing to hope for. I pray you not to make me rich, I
pray you not to make me very poor; but I leave it all to you, because you know
and I do not. If you bring pain or sorrow on me, give me grace to bear it well.
If you give me health and strength and success in this world, keep me ever on
my guard lest these great gifts carry me away from you. Give me ever to aim at
setting forth your glory; to live to and for you; to set a good example to all
around me; give me to die just at that time and in that way which is most for
your glory, and best for my salvation.
donderdag 30 juli 2015
woensdag 29 juli 2015
Woorden van de Pastoor van Ars, de heilige Jean-Marie Vianney (1786-1859)
Zoals de spijzen met zout, mengen we
alles met trots.
We zien graag als onze goede werken
bekend worden. Het verheugt ons als men onze deugden opmerkt. Bemerkt men onze
gebreken, dan stemt dat ons treurig. De heiligen waren anders. Het bedroefde
hen als hun deugden bekend werden, en zij waren blij gestemd als men hun
onvolmaaktheid waarnam.
Verstand
en wijsheid
Verstand en wijsheid doen ons inzien wat
God het liefste heeft en wat voor ons zielenheil het meest van nut is. We
moeten altijd het volmaakte kiezen.
Heiligheid
Het hart van de heiligen staat vast als
een rots te midden van de branding van de zee.
Het kenmerk van de uitverkorenen is de
liefde, het kenmerk van de verdoemden de haat.
Geen enkele verdoemde zal een andere
verdoemde liefhebben…
De heiligen beminnen iedereen en hun
vijanden in het bijzonder.
We kunnen heiligen worden – is het niet
door onschuld, dan toch minstens door boete en eerherstel.
maandag 27 juli 2015
John Henry Newman [1801-1890] An Offertory Prayer
My God, I know well, you could have
saved us at your word, without yourself suffering; but you did choose to purchase us at the price of your Blood. I
look on you, the Victim lifted up on Calvary, and I know that your death was an expiation for the sins of
the whole world.
My Lord, I offer you myself in turn as a
sacrifice of thanksgiving. You have died for me, and I in turn make myself over
to you. My wish is to be separated from everything of this world; to cleanse
myself simply from sin. Enable me to catty out what I profess.
zaterdag 25 juli 2015
Overweging bij de zeventiende zondag door het jaar (B-cyclus) - Jezus ging met zijn leerlingen een berg op
Overweging
bij de zeventiende zondag door het jaar (B-cyclus)
2 Koningen 4,42-49
Efeziërs 4, 1-6
Johannes 6,1-15
We
bevinden ons liturgisch gezien in het zogenoemde B-jaar, dat wil zeggen het
jaar waarin we van zondag tot zondag gedeelten lezen uit het evangelie van
Marcus. Maar zijn evangelie is zoveel korter dan dat van Matteüs en Lucas, dat het
niet alle zondagen met een eigen tekst kan vullen. Dat is dus de reden waarom
onze Moeder de Kerk vanaf vandaag en de zondagen in augustus aanvult met lezingen
uit het zesde hoofdstuk van Johannes.
Vorige
week hebben we gehoord hoe de leerlingen bij Jezus terugkeerden van hun drukke
rondreis. In opdracht en in navolging van Jezus hadden ze de blijde boodschap
verkondigd en genezing onder de mensen gebracht. Ze hadden nauwelijks de tijd
gehad om een hapje te eten, zo druk was het geweest. “Want het was een
voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te
eten” merkt Marcus op (6,31). Jezus had hun een korte vakantie voorgesteld: “Ga
mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten”
(Marcus 6,31). Wat een wijsheid en zorgzaamheid van Jezus! Een mens kan
opgebrand raken en onder de drukke werkzaamheden bezwijken. De boog kan niet altijd gespannen blijven. We verliezen
dan onze veerkracht en zijn tot niets meer in staat zoals een slap elastiek
waar de rek uit is. Om weer op adem te komen stelt Jezus hun een boottocht voor
over het Meer van Galilea. Ja, Jezus houdt wel van een dagje uit. U moet zich
dat meer ongeveer zo groot voor stellen als het huidige Markermeer, zo een 20
kilometer lang en ongeveer 12 kilometer breed. Het wordt in de bijbel ook het
Meer van Genesaret of het Meer van Tiberias genoemd zoals bij ons het
IJsselmeer eertijds Zuiderzee heette. Of ze gezeild hebben of misschien ook bij
te weinig wind hebben moeten roeien, we weten het niet. In ieder geval moet het
een ontspannende boottocht zijn geweest, een oversteek van west naar oost,
vergelijkbaar met een overvaart van Monnikendam, Hoorn of Enkhuizen richting
Lelystad. Maar aan de overkant gekomen is het met de rust en het alleen zijn al
snel gedaan. Want het volk heeft Jezus niet zo maar willen laten gaan, Hij is
hun idool door zijn mooie woorden en wonderdaden. Daarom zijn ze om het Meer
heengelopen, wij zouden zeggen over de dijk van Enkhuizen naar Lelystad gegaan.
En
dan vertelt Johannes ons opmerkelijke details. In de eerste plaats dat het kort
voor het Pesachfeest was. De vermelding van het Joodse paasfeest is in het
Johannesevangelie van wezenlijk belang. In hoofdstuk 2 na de bruiloft in Kana
trekt Jezus naar Jeruzalem om er Pesach te vieren (2,13 en 23); en in hoofdstuk
11 wanneer de mensen zich afvragen of Jezus nog wel naar Jeruzalem gaat, komt
Jezus zes dagen voor het Pesachfeest via Betanië toch naar de Vredesstad om er
zijn intocht en uittocht te houden (11,55; 12,1 en 13,1). Pesach het feest van
brood en beker, van het lam dat geslacht wordt, van het bloed dat reinigt, van
de bittere kruiden, van bevrijding uit de verdrukking en benauwenis naar het
nieuwe land van God, naar de ruimte waar het dank zij Gods Geest vrij leven en
ademhalen is.
Het
tweede detail dat Johannes ons mededeelt is dat Jezus de berg opgaat. Wanneer
we over een berg horen, moeten wij als hoorders van de Heilige Schrift meteen
de oren spitsen. Was het niet op de berg Ararat dat de ark van Noach zijn
veilige haven vond (Genesis 8,4); op de berg Moria bond aartsvader Abraham zijn
zoon Isaak op het hout vast (22,2 en 14); op de berg Horeb ontmoette Mozes de
ene en heilige God en ontving hij van Hem de wetstafelen met de geboden,
als handvest van een durend verbond
(Exodus 24,12). Op de berg Sion richt God de HEER voor alle volken een
feestmaal aan (Jesaja 25,6). Op de berg liet Satan aan Jezus alle koninkrijken
der aarde zien (Matteüs 4,8), op de berg sprak Jezus zijn Bergrede uit als
programma van het Koninkrijk van God (5,1 en 8,1), op de berg overschaduwde hem
de heerlijkheid van God, met Mozes en Elia als de twee getuigen van God (17,1).
Wanneer we hier lezen dat Jezus met zijn leerlingen op de berg plaats neemt,
dan is dat altijd het zitten van iemand met gezag, met bevoegdheid om te
onderrichten en te oordelen.
En
het derde detail dat opvalt luidt: Jezus ziet om zich heen en aanschouwt de
mensen die op hem toekomen. Wat ook de motieven zijn van de mensen die tot
Jezus gaan, wat hen ook mag bewegen om bij Hem hun heil te zoeken, Jezus gaat
ze niet uit de weg. Misschien had Hij nog wat langer van zijn vrije dag willen
genieten – als ik dat zo zeggen mag – maar desondanks heeft Hij tijd en
aandacht voor ze. Het staat er heel uitgebreid: Hij laat zijn ogen op hen
rusten en ziet hen aan. Wanneer Jezus iemand aankijkt, dan is het altijd met
liefde en mededogen. Wanneer Hij de schoonmoeder van Petrus ziek op bed ziet
liggen, geneest Hij haar. Heel liefdevol
ziet hij de rijke jongeman aan die hem wil volgen. Wanneer Jezus Martha en
Maria ziet wenen om hun gestorven broer, laat Hij zelf zijn tranen de vrije
loop. En wanneer Petrus Hem verloochend heeft, ziet Jezus hem aan en barst hij
van spijt in tranen uit. Ja, wanneer Jezus ons aankijkt, ziet Hij ons aan met
blikken van liefde en vergeving.
Dan
wendt Jezus zich tot Filippus, en wellicht zou je verwachten dat Hij hem de
opdracht zou geven om de mensen weg te sturen. Aan de overzijde van het Meer is
het immers een onbevolkt gebied met weinig mogelijkheden tot onderdak en
proviand. Maar in plaats daarvan is er slechts één vraag die Jezus bezig houdt:
waarvandaan kunnen we al die mensen te eten geven? Het is misschien niet zonder
reden dat Jezus die vraag juist aan Filippus stelt, een Joodse man uit Betsaïda
met een Griekse naam, de Griekse taal machtig en als intellectueel kritisch van
aard. Die kan alleen maar aan geld als oplossing denken, en moet nuchter
vaststellen dat zelfs een fors geldbedrag niet voldoende is om al die monden te
voeden. Het zal een flinke aanslag worden op de gezamenlijke kas die door Judas
wordt beheerd. Dan komt Andreas, de eerst geroepene (Johannes 1, 40), aanzetten
met een jongen die over vijf gerstebroden en twee vissen beschikt, maar het zijn
maar druppels op een gloeiende plaat. Het is een illustratie van onze
dagelijkse machteloosheid, van de ontoereikendheid van onze menselijke
middelen. Maar juist dat weinige is goud in de handen van Jezus. Wat volgt, is
een grootse eucharistieviering in de open lucht. Jezus die de broden neemt, Jezus
die de dankzegging uitspreekt, – eucharistèsas in het Grieks – Jezus die ze laat uitdelen. Van enige reactie
is noch bij de leerlingen sprake noch bij de vijfduizend koppige menigte. De
evangelist laat ons hierover in het ongewisse. Hij is niet geïnteresseerd in
menselijke gevoelens van bewondering en adoratie. Wat hij van belang vindt is:
wordt er gedaan wat er gedaan moet worden. Zoals de leerlingen op Jezus’ bevel de
mensen in het gras hebben laten aanliggen, zo voeren ze ook zijn opdracht uit
om de brokken te verzamelen en niets verloren te laten gaan. In het land waar
Jezus vandaan komt en dat Hij hier en nu present stelt, wordt brood uitgedeeld
en als in een feestmaaltijd weggegeven. Het is er in overvloed aanwezig en gaat
niet verloren. Zoals de som van de twee vissen en de vijf gerstebroden het
symbolische getal zeven van de volheid is, zo is twaalf de aanduiding van de
eschatologische gemeenschap van de weer verenigde twaalf stammen, van het vernieuwde
Israël.
Hierna
komt het volk op een negatieve manier in beeld. In het begin zijn de mensen uit
sensatiezucht Jezus achternagelopen, in de hoop op een wonderteken! Maar het
teken van het gebroken en uitgedeelde brood verstaan ze niet. Ze zijn er blind
en doof voor. Hun misvatting blijkt nu overduidelijk: ze noemen Jezus een
profeet en willen Hem tot koning maken. Ze willen Jezus meetronen, Hem
inpalmen, Hem voor hun aardse karretje spannen, maar Jezus staat dat niet toe, Hij
trekt zich terug, alleen op de berg. Wat een prachtig thema: in het begin van
het verhaal zit Jezus met de leerlingen op de berg omringd door een grote
menigte; aan het slot is Jezus op de berg geheel alleen. Mensen die het
uitdelen van het brood zien als de daad van een koningspretendent met zucht
naar de macht, miskennen de oorsprong van het handelen van Jezus: het geheim van
het waarvandaan, van de bron waar het voedsel vandaan komt, het geheim van de
Gever van het ware voedsel. Op de berg is Hij alleen, alleen met God, zijn hemelse
Vader, de Vader van wie Hij is uitgegaan.
Ik wil eindigen
met de tekst uit gezang 354:
Zijn heilig Lichaam,
in de dood gegeven,
is het brood
waardoor wij leven.
Geen groter gave
kon Hij ons schenken,
laat ons daarom
Hem gedenken. Amen.
Dr. Alphons Jaakke, pr.
vrijdag 24 juli 2015
Uit Thomas a Kempis - Navolging van Christus
EERSTE HOOFDSTUK.
Over de navolging van Christus en de verachting van de ijdelheden der wereld.
1. WIE MIJ VOLGT‚ ZAL IN DE DUISTERNIS NIET WANDELEN‚ zegt de Heer. Dit zijn de woorden van Christus‚ waarmede hij ons opwekt zijn leven en wandel na te volgen‚ voor zoveel wij waarlijk verlicht en van alle blindheid der ziel willen genezen worden. Daarom moet het onze voornaamste bezigheid zijn‚ het leven van Jezus Christus te bepeinzen.
De leer van Christus overtreft al wat ooit door de heiligen geleerd is‚ en wie zijn’ Geest bezat‚ zou er het verborgen manna in vinden. Men ziet wel dat velen‚ die het Woord dagelijks horen‚ er nochtans weinig smaak in vinden; maar dat komt dat zij den Geest van Christus niet hebben. Wie de woorden van Christus goed wil verstaan en smaken‚ moet in zijn gehele leven zoeken hem gelijkvormig te worden.
2. Wat baat het u‚ of gij met hoge wijsheid over de Drieëenheid kunt redekavelen‚ terwijl gij intussen de nederigheid mist‚ zonder welke men aan de Drieëenheid niet behagen kan? Waarlijk‚ het zijn niet de geleerde woorden‚ die den heiligen of rechtvaardigen man maken: een deugdzaam leven is het‚ dat ons Gode welbehagelijk maakt. Het is beter wezenlijk berouw te gevoelen‚ dan er de juiste beschrijving van te kunnen geven. Al kent gij den gehele Bijbel en al de lessen der wijsgeren van buiten‚ wat zou het alles u baten zonder de liefde en genade van God? IJdelheid der ijdelheden‚ het is alles ijdelheid‚ dit alleen uitgezonderd: God te vrezen en zijne geboden te onderhouden. De hoogste wijsheid is‚ met verachting der wereld‚ naar het koninkrijk der hemelen te streven.
Zo is het dan ijdelheid‚ vergankelijke schatten te zoeken‚ en daarop zijne hope te stellen; ijdelheid ook‚ naar ere-ambten en een hoge stand in de wereld te staan. IJdelheid‚ de begeerlijkheden des vlezes te dienen en te haken naar hetgeen hiernamaals zwaar zal worden’. gestraft. IJdelheid‚ naar een lang leven te wensen‚ zonder naar een deugdzaam leven te vragen. IJdelheid‚ alleen om het tegenwoordige leven te denken‚ zonder voor het toekomende te zorgen. IJdelheid‚ zijn hart te hechten aan hetgeen ras voorbijgaat‚ en zich niet liever zelf derwaarts te. spoeden‚ waar de vreugde eeuwig blijft.
Denk dikwijls aan deze spreuk: het oog wordt niet verzadigd van zien‚ en het oor wordt niet vervuld van horen; zoek dus uw hart van de zienlijke dingen af ’te trekken‚ om het over te brengen op hetgeen onzienlijk is: want zij‚ die zich aan hunne zinnelijkheid overgeven‚ bevlekken hun geweten en verliezen de genade Gods.
Over de navolging van Christus en de verachting van de ijdelheden der wereld.
1. WIE MIJ VOLGT‚ ZAL IN DE DUISTERNIS NIET WANDELEN‚ zegt de Heer. Dit zijn de woorden van Christus‚ waarmede hij ons opwekt zijn leven en wandel na te volgen‚ voor zoveel wij waarlijk verlicht en van alle blindheid der ziel willen genezen worden. Daarom moet het onze voornaamste bezigheid zijn‚ het leven van Jezus Christus te bepeinzen.
De leer van Christus overtreft al wat ooit door de heiligen geleerd is‚ en wie zijn’ Geest bezat‚ zou er het verborgen manna in vinden. Men ziet wel dat velen‚ die het Woord dagelijks horen‚ er nochtans weinig smaak in vinden; maar dat komt dat zij den Geest van Christus niet hebben. Wie de woorden van Christus goed wil verstaan en smaken‚ moet in zijn gehele leven zoeken hem gelijkvormig te worden.
2. Wat baat het u‚ of gij met hoge wijsheid over de Drieëenheid kunt redekavelen‚ terwijl gij intussen de nederigheid mist‚ zonder welke men aan de Drieëenheid niet behagen kan? Waarlijk‚ het zijn niet de geleerde woorden‚ die den heiligen of rechtvaardigen man maken: een deugdzaam leven is het‚ dat ons Gode welbehagelijk maakt. Het is beter wezenlijk berouw te gevoelen‚ dan er de juiste beschrijving van te kunnen geven. Al kent gij den gehele Bijbel en al de lessen der wijsgeren van buiten‚ wat zou het alles u baten zonder de liefde en genade van God? IJdelheid der ijdelheden‚ het is alles ijdelheid‚ dit alleen uitgezonderd: God te vrezen en zijne geboden te onderhouden. De hoogste wijsheid is‚ met verachting der wereld‚ naar het koninkrijk der hemelen te streven.
Zo is het dan ijdelheid‚ vergankelijke schatten te zoeken‚ en daarop zijne hope te stellen; ijdelheid ook‚ naar ere-ambten en een hoge stand in de wereld te staan. IJdelheid‚ de begeerlijkheden des vlezes te dienen en te haken naar hetgeen hiernamaals zwaar zal worden’. gestraft. IJdelheid‚ naar een lang leven te wensen‚ zonder naar een deugdzaam leven te vragen. IJdelheid‚ alleen om het tegenwoordige leven te denken‚ zonder voor het toekomende te zorgen. IJdelheid‚ zijn hart te hechten aan hetgeen ras voorbijgaat‚ en zich niet liever zelf derwaarts te. spoeden‚ waar de vreugde eeuwig blijft.
Denk dikwijls aan deze spreuk: het oog wordt niet verzadigd van zien‚ en het oor wordt niet vervuld van horen; zoek dus uw hart van de zienlijke dingen af ’te trekken‚ om het over te brengen op hetgeen onzienlijk is: want zij‚ die zich aan hunne zinnelijkheid overgeven‚ bevlekken hun geweten en verliezen de genade Gods.
Volledige versie on line in doc en pdf, zie deze link
Cardinal Newman on the great power of the Rosary
"It seems so simple and easy, but you know God chooses the small things of the world to humble the great (I Cor. 1,27-28).
Of course it was first of all for the poor and simple, but not for them only, for everyone who has practised the devotion knows that there is in it a soothing sweetness that there is in nothing else. It is difficult to know God by your own power, because He is incomprehensible. He is invisible to begin with, and therefore incomprehensible. We can in some way know Him, for even among the heathens there were some who had learned many truths about Him; but even they found it hard to conform their lives to their knowledge of Him. And so in His mercy He has given us a revelation of Himself by coming amongst us, to be one of ourselves, with all the relations and qualities of humanity, to gain us over. He came down from Heaven and dwelt amongst us, and died for us. All these things are in the Creed, which contains the chief things that He has revealed to us about Himself.
Now the great power of the Rosary lies in this, that it makes the Creed into a prayer; of course, the Creed is in some sense a prayer and a great act of homage to God; but the Rosary gives us the great truths of His life and death to meditate upon, and brings them nearer to our hearts. And so we contemplate all the great mysteries of His life and His birth in the manger; and so too the mysteries of His suffering and His glorified life. But even Christians, with all their knowledge of God, have usually more awe than love of Him, and the special virtue of the Rosary lies in the special way in which it looks at these mysteries; for with all our thoughts of Him are mingled thoughts of His Mother, and in the relations between Mother and Son we have set before us the Holy Family, the home in which God lived. Now the family is, even humanly considered, a sacred thing; how much more the family bound together by supernatural ties, and, above all, that in which God dwelt with His Blessed Mother".
Vindplaats: EWTN.com
Of course it was first of all for the poor and simple, but not for them only, for everyone who has practised the devotion knows that there is in it a soothing sweetness that there is in nothing else. It is difficult to know God by your own power, because He is incomprehensible. He is invisible to begin with, and therefore incomprehensible. We can in some way know Him, for even among the heathens there were some who had learned many truths about Him; but even they found it hard to conform their lives to their knowledge of Him. And so in His mercy He has given us a revelation of Himself by coming amongst us, to be one of ourselves, with all the relations and qualities of humanity, to gain us over. He came down from Heaven and dwelt amongst us, and died for us. All these things are in the Creed, which contains the chief things that He has revealed to us about Himself.
Now the great power of the Rosary lies in this, that it makes the Creed into a prayer; of course, the Creed is in some sense a prayer and a great act of homage to God; but the Rosary gives us the great truths of His life and death to meditate upon, and brings them nearer to our hearts. And so we contemplate all the great mysteries of His life and His birth in the manger; and so too the mysteries of His suffering and His glorified life. But even Christians, with all their knowledge of God, have usually more awe than love of Him, and the special virtue of the Rosary lies in the special way in which it looks at these mysteries; for with all our thoughts of Him are mingled thoughts of His Mother, and in the relations between Mother and Son we have set before us the Holy Family, the home in which God lived. Now the family is, even humanly considered, a sacred thing; how much more the family bound together by supernatural ties, and, above all, that in which God dwelt with His Blessed Mother".
Vindplaats: EWTN.com
H. Augustinus "Christus is voor allen gestorven"
Tweede lezing van vandaag uit Liturgia Horarum / Getijdengebed
Uit de ‘Belijdenissen’, van de H. Augustinus, bisschop
Christus is voor allen gestorven
De ware Middelaar, - die
Gij in uw verborgen barmhartigheid aan de mensen getoond hebt, en die Gij
gezonden hebt om op zijn voorbeeld ook zelf de ootmoed te leren, - díe Middelaar tussen God en de mensen, de Mens
Jezus Christus, verscheen tussen de sterfelijke zondaars en de
onsterfelijke Gerechtige. Sterfelijk met de mensen, maar gerechtig met God,
opdat Hij, daar het loon voor de gerechtigheid nu eenmaal het leven en de vrede
is, door zijn met zijn Godheid verbonden gerechtigheid de dood zou teniet doen
van de gerechtvaardigde zondaars, die Hij met hen gemeen wilde hebben. In welke
mate hebt Gij ons bemind, goede Vader, die uw
Enige Zoon niet hebt gespaard, maar
Hem heeft overgeleverd voor ons goddelozen! Hoe hebt Gij ons bemind, voor
ons heeft Hij zich niet willen
vastklampen aan zijn gelijkheid met U, en is gehoorzaam geworden tot de dood
aan het kruis; Hij die alleen vrij is
onder de doden, en die de macht heeft
zijn leven te geven en macht om het terug te nemen; voor ons ten opzichte
van U overwinnaar en slachtoffer, en daarom overwinnaar, omdat Hij slachtoffer
is; voor ons ten opzichte van U Priester en Offerande, en daarom priester,
omdat Hij offerande is. Hij maakte ons van knechten tot uw kinderen, doordat
Hij, Uw Zoon, onze knecht werd.
Terecht is mijn vaste hoop
op Hem gericht, dat Gij al mijn kwalen zult genezen, door Hem, die aan uw Rechterhand
is gezeten en voor ons ten beste spreekt;
anders zou ik wanhopig zijn. Want veel in aantal en groot zijn mijn kwalen,
veel in aantal en groot; maar krachtiger is uw geneesmiddel. Wij zouden gemeend
kunnen hebben, dat uw Woord veraf stond van enige band met de mens, en wij
zouden wel moeten vertwijfelen, als dat Woord niet vlees was geworden en onder
ons had gewoond. Ontsteld door mijn zonden en door de last van mijn ellende had
ik in mijn hart overwogen en bedacht om naar de eenzaamheid te vluchten. Maar
Gij hebt mij tegengehouden en mij gesterkt met de woorden: Daarom is Christus voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer
voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die ter wille van hen is gestorven.
Zie Heer, ik werp mijn
zorg op U, om te kunnen leven en de
wonderen van uw wet te aanschouwen. Gij kent mijn onervarenheid en
zwakheid; onderricht mij en genees mij. Hij is uw Eniggeborene, in Wie alle schatten van wijsheid en kennis
verborgen aanwezig zijn, en die mij heeft vrijgekocht met zijn Bloed. Laten geen hoogmoedigen mij kwellen,
want ik overdenk mijn losprijs, eet en drink ervan en deel ervan uit, en in
mijn armoede verlang ik erdoor verzadigd te worden te midden van hen, die eten
en verzadigd worden; en zij, die de Heer
zoeken zullen Hem loven.
(Lib. 10, 43, 68-70: CCL 27, 192-193)
zondag 19 juli 2015
"Kom en zie" - Maandelijkse roepings-retraitedag
Voor jonge vrouwen van zaterdag 14u tot zondag ca 15u
De Orde van de Kanunniken van het H. Graf is ontstaan in Jeruzalem bij het H. Graf van onze Heer Jezus Christus in het jaar 1099. Daar ligt ook de oorsprong van de spiritualiteit van de Kanunnikessen van het H. Graf in Sint-Odiliënberg. In de loop der eeuwen heeft deze spiritualiteit zich ontwikkeld tot de manier van leven die tot op de dag van vandaag in Sint-Odiliënberg bewaard is en de atmosfeer draagt. Deze atmosfeer treedt aan het licht in het gebedsleven, in de bestuursvormen en het dagelijks leven van de zusters, maar werkt ook door in monastieke regels en gewoonten van de priorij, op het immateriële en op het materiële vlak waarin begrippen als goed rentmeesterschap, zorg voor de schepping, duurzaamheid en zuinigheid van belang zijn en het collectief belang vaak wordt gesteld boven individueel voordeel steeds met de zorg dat het geknakte riet niet wordt gebroken en de kwijnende vlaspit niet dooft.
Deelname aan de H. Mis, het Goddelijk Officie, Rozenkransgebed, inleidingen over de H. Grafspiritualiteit, mogelijkheid tot gesprek en contact met zusters
Exacte data worden in overleg vastgesteld
Meebrengen: toiletgerei, handdoeken, rozenkrans en vooral een open hart
Contact:
Kanunnikessen van het H. Graf
Priorij Thabor
Aan de Berg 3
6077 AC Sint-Odiliënberg
E-mail: inlichtingen@priorijthabor.nl
zaterdag 18 juli 2015
Glas-in-lood raam H. Odilia van de Elzas, abdis Basiliek Sint Odiliënberg
Glas-in-lood
raam H. Odilia van de Elzas, abdis
Basiliek
Sint Odiliënberg
Afgebeeld met
schaal waarop twee ogen,
aan
haar voeten knielt een pelgrim.
Antiekglas/lood/grisaille,
150x60 cm
Gesigneerd: Joep
Nicolas 11954
Beeld van de H. Odilia in onze basiliek
Beeld
van de H. Odilia
Oorspronkelijk
Brabants Mariabeeld, rond 1500, notenhout, 83 cm, gepolychromeerd. In 1792
gaf de toenmalige pastoor Melchior Vreeën opdracht het te ‘versnijden’ tot
een Odiliabeeld (van Keulen) met in haar linkerhand een geopend boek en in
haar rechterhand een palmtak. Achterzijde hol met ingezette plank. Onder de
voet initialen ‘PV’ hoogstwaarschijnlijk verwijzend naar de Brabantse
beeldhouwer Petrus Verhoeven (1729-1816). Het ‘versneden Mariabeeld’ is afkomstig uit het
poortgebouw van het buitenhuis Hoosden, Sint Odiliënberg.
|
In
1951 gerestaureerd door Jac. Clavaux Den Haag en in 2006 door
restauratieatelier Restaura, Haelen.
|
donderdag 16 juli 2015
John Henry Newman [1801-1890] Hoop op God, de Schepper (3)
John Henry Newman [1801-1890]
Hoop
op God, de Schepper (3)
1. Welke mensengeest kan zich de liefde voorstellen
die de eeuwige Vader toedraagt aan zijn eniggeboren Zoon? Die liefde bestaat
van eeuwigheid, ze is oneindig, en ze is zo groot dat godgeleerden de Heilige
Geest noemen bij de naam van die liefde, als om haar oneindigheid en
volmaaktheid uit te drukken. En overdenk dan, mijn ziel, en buig u neer voor
het ontzagwekkend geheim: - zoals de
Vader de Zoon bemint, zo bemint de Zoon u, indien gij een van zijn
uitverkorenen zijt; want Hij zegt uitdrukkelijk: “Zoals de Vader Mij heeft
bemind, zo ook heb Ik u bemind; blijft in mijn liefde” (Jo 15,19). Welk geheim in de hele kring van geopenbaarde waarheden
is groter dan dit?
2. De liefde die de Zoon u, schepsel, toedraagt is
gelijk aan die welke de Vader toedraagt aan de ongeschapen Zoon. Wonderbaar
geheim! Dit is dus de verklaring van wat anders zo vreemd is: dat Hij mijn
vlees heeft aangenomen en voor mij gestorven is. Het eerste geheim beeldt het
andere vooraf; het tweede is slechts de vervulling van het eerste. Had Hij mij
niet zo onuitsprekelijk bemind, dan zou Hij niet voor mij geleden hebben. Ik
begrijp nu waarom Hij voor mij wilde sterven, - omdat Hij mij beminde zoals een
vader zijn kind bemint - niet slechts zoals een menselijke vader, maar als de
eeuwige Vader de eeuwige Zoon bemint. Ik zie nu de betekenis van die andere
onbegrijpelijke vernedering: Hij wilde liever mij terugwinnen dan nieuwe
werelden scheppen.
3. Wat is Hij standvastig in zijn liefde! Hij heeft
mij al bemind van de tijd van Adam af. Van de aanvang af heeft Hij gezegd: “Ik
zal Mij nooit van u aftrekken, u nooit verlaten”. Hij heeft ons niet verlaten
in onze zonde. Hij heeft mij niet verlaten. Hij zocht mij op en bracht mij
terug. Hij stond er op – Hij was besloten mij te herstellen, in weerwil van
mijzelf, in dit geluk, waartegen ik mij zo halsstarrig had verzet. En nu vraagt
Hij niets anders van mij dan dat, zoals Hij mij met een altijddurende liefde heeft
bemind, ik Hem bemin op die armzalige manier die in mijn bereik ligt.
O
allerdiepst geheim, dat de
onuitsprekelijke liefde van de Vader voor de Zoon gelijk is aan de liefde van
de Zoon voor ons! Hoe is het mogelijk, o Heer? Wat voor goeds zag Gij in mij
als zondaar? Waarom was Gij zo op mij gesteld? “Wat is de mens dat Gij acht op
hem slaat, een mensenkind dat Gij U om hem bekommert”? (Ps 134,3). Dit armzalige lichaam van mij, deze zwakke ziel die geen
leven heeft tenzij in Uw genade, daaraan hebt Gij Uw liefde geschonken. Voltooi
Uw werk, o Heer, en zoals Gij mij bemind hebt van het begin af aan, doe mij U
ook zo beminnen tot het einde toe.
dinsdag 14 juli 2015
maandag 13 juli 2015
John Henry Newman [1801-1890] Hoop op God, de Schepper (2)
John
Henry Newman [1801-1890]
Hoop op God, de Schepper (2)
1. God
was geheel volledig, geheel gelukkig in Zichzelf, maar het was zijn wil een
wereld voor zijn glorie te scheppen. Hij is almachtig, en had alles zelf kunnen
doen, maar het is zijn wil geweest zijn plannen te laten uitvoeren door de
wezens die Hij geschapen heeft. Wij allen zijn geschapen voor zijn glorie – wij
zijn geschapen om zijn wil te doen. Ik ben geschapen om iets te doen of iets te
zijn waarvoor niemand anders is geschapen. Ik heb in Gods raadsbesluiten, in
Gods wereld een plaats, die niemand anders heeft; hetzij ik rijk ben of arm,
veracht of hooggeacht bij de mensen. God kent mij en noemt mij bij mijn naam.
2. God
heeft mij geschapen om een bepaalde dienst voor Hem te verrichten; Hij heeft
mij een werk opgedragen dat Hij niet aan een ander heeft opgedragen. Ik heb
mijn zending – misschien zal ik die zending nooit in dit leven kennen, maar ik
zal ze kennen na dit leven. Op een of andere manier ben ik nodig voor zijn
plannen, even nodig op mijn plaats als een Aartsengel in de zijne; - wel kan
Hij, als ik faal, een ander in mijn plaats stellen, zoals Hij uit stenen
kinderen van Abraham kon maken. Toch heb ik een aandeel in dit grote werk; ik
ben een schakel in een keten, ik sta in betrekking met andere personen. Hij
heeft mij niet voor niets geschapen. Ik zal goed doen, ik zal zijn werk doen;
ik zal een engel van vrede zijn, een verkondiger van de waarheid op mijn eigen
plaats, zonder het te bedoelen, als ik zijn geboden maar onderhoud en Hem dien
in mijn staat en stand.
3. Daarom
zal ik Hem vertrouwen. Wat of waar ik ook ben, ik kan nooit weggeworpen worden.
Ben ik ziek dan kan mijn ziekte Hem dienen; ben ik in moeilijkheid dan kan mijn
moeilijkheid Hem dienen; ben ik in smart dan kan mijn smart Hem dienen. Mijn
ziekte, mijn moeilijkheden, mijn smarten zijn misschien noodzakelijke middelen
voor een of ander groot doel dat niemand van ons kent. Hij doet niets
tevergeefs; Hij kan mijn leven verlengen, Hij kan het verkorten; Hij weet wat
Hij voorheeft. Hij kan mijn vrienden wegnemen, Hij kan mij tussen vreemden
plaatsen, Hij kan mij vereenzaamd doen gevoelen, neerslachtig maken, de
toekomst voor mij verborgen houden, - maar Hij weet wat Hij voorheeft.
O Adonai, o Heerser van Israël, Gij die Jozef
leidt als een kudde, o Emmanuel, o Sapientia, ik geef mij aan U over. Ik
vertrouw geheel op U. Gij zijt wijzer dan ik – Gij bemint mij meer dan ik
mijzelf kan beminnen. Gelieve Uw hoge doeleinden in mij te vervullen – werk in
en dóór mij. Ik ben geboren om U te dienen, om Uw eigendom te zijn, om Uw
werktuig te zijn. Laat mij een blind werktuig zijn. Ik vraag niet te zien – ik
vraag niet te weten – ik vraag alleen gebruikt te worden.
zondag 12 juli 2015
Collectegebed 15e zondag door het jaar (2) - "Geef dat christenen afwijzen wat afbreuk doet aan benaming christen"
Collectegebed 15e zondag door het jaar (2)
Centraal in het collectegebed staan allen die zich christenen noemen, die openlijk de Naam van Christus hebben bewaard en in de wereld, in sommige landen tot bij de belastingdienst aan toe, uitdragen dat zij christen zijn. Door hun Doopsel hebben zij deze heilige Naam ontvangen, waardoor zij zich tot Christus bekennen en Christus toebehoren.
De Naam van Christus verplicht. Maar menselijke zwakheid brengt met zich mee dat ook de drager van deze Naam kan afwijken van de hem voorgeschreven weg. God laat hem dan niet in de steek, maar de oratie spreekt zich uit in een groot vertrouwen dat God dwalenden door het licht van zijn Waarheid opnieuw de rechte weg zal wijzen.
Christenen ontvangen het licht op velerlei manieren. Het collectegebed van vandaag echter reikt een principe aan dat in alle eenvoud werkelijk licht van de Waarheid kan zijn en daarom aan God wordt gevraagd: In de Naam van Christus is Christus het itinerarium, de reisroute. Mijd dus wat in tegenspraak met deze Naam is en volg wat overeenkomt met deze Naam! In deze frase van de oratie vinden we het ontwerp voor een levensprogram van iedere christen die die naam waard wil zijn,
Deze grondregel van de oratie heeft ongetwijfeld grote betekenis, niet alleen voor degene die zelf deze Naam draagt en die door deze Naam een vaste oriëntering kent. De Naam van Christus, christen, is voor hem ook een waarborg van zijn geloofwaardigheid. De geloofwaardigheid van de Kerk die volledig op geloof is aangewezen, hangt af van de mate waarin de gelovigen in levensbeschouwing en levenshouding aan deze Naam beantwoorden.
De Kerk leed reeds grote schade omdat christenen zich in strijd met hun naam gedroegen en nalieten wat recht aan deze Naam had moeten doen. We dragen een zeer grote verantwoordelijkheid; ook in dit opzicht is dit korte gebed van groot gewicht.
Missale Romanum – 1970
Deus, qui errantibus, ut in viam possint redire, veritatis tuæ lumen ostendis, da cuntis qui christiana professione censentur, et illa respuere, quæ huic inimica sunt nomini, et ea quæ sunt apta sectari.
Altaarmissaal – 1979
God, om dwalenden de weg te wijzen laat Gij het licht schijnen van uw waarheid. Geef dat allen die zich christenen noemen afwijzen wat afbreuk doet aan deze naam en nastreven wat daaraan beantwoordt.
Meer letterlijke vertaling
O God, die aan de dwalenden het licht van uw waarheid toont, opdat zij zouden kunnen terugkeren op de rechte weg, geef dat allen die Christus belijden, niet alleen verafschuwen wat met die naam strijdig is, maar ook volgen wat ermee overeenkomt.
Centraal in het collectegebed staan allen die zich christenen noemen, die openlijk de Naam van Christus hebben bewaard en in de wereld, in sommige landen tot bij de belastingdienst aan toe, uitdragen dat zij christen zijn. Door hun Doopsel hebben zij deze heilige Naam ontvangen, waardoor zij zich tot Christus bekennen en Christus toebehoren.
De Naam van Christus verplicht. Maar menselijke zwakheid brengt met zich mee dat ook de drager van deze Naam kan afwijken van de hem voorgeschreven weg. God laat hem dan niet in de steek, maar de oratie spreekt zich uit in een groot vertrouwen dat God dwalenden door het licht van zijn Waarheid opnieuw de rechte weg zal wijzen.
Christenen ontvangen het licht op velerlei manieren. Het collectegebed van vandaag echter reikt een principe aan dat in alle eenvoud werkelijk licht van de Waarheid kan zijn en daarom aan God wordt gevraagd: In de Naam van Christus is Christus het itinerarium, de reisroute. Mijd dus wat in tegenspraak met deze Naam is en volg wat overeenkomt met deze Naam! In deze frase van de oratie vinden we het ontwerp voor een levensprogram van iedere christen die die naam waard wil zijn,
Deze grondregel van de oratie heeft ongetwijfeld grote betekenis, niet alleen voor degene die zelf deze Naam draagt en die door deze Naam een vaste oriëntering kent. De Naam van Christus, christen, is voor hem ook een waarborg van zijn geloofwaardigheid. De geloofwaardigheid van de Kerk die volledig op geloof is aangewezen, hangt af van de mate waarin de gelovigen in levensbeschouwing en levenshouding aan deze Naam beantwoorden.
De Kerk leed reeds grote schade omdat christenen zich in strijd met hun naam gedroegen en nalieten wat recht aan deze Naam had moeten doen. We dragen een zeer grote verantwoordelijkheid; ook in dit opzicht is dit korte gebed van groot gewicht.
zaterdag 11 juli 2015
Collectegebed 15e zondag door het jaar *1) – “Gij laat het licht van Uw Waarheid schijnen”
Missale Romanum – 1970
Deus,
qui errantibus, ut in viam possint redire, veritatis tuæ lumen ostendis, da
cuntis qui christiana professione censentur, et illa respuere, quæ huic inimica sunt
nomini, et ea quæ sunt apta sectari.
Altaarmissaal
– 1979
God, om dwalenden de weg te wijzen laat
Gij het licht schijnen van uw waarheid. Geef dat allen die zich christenen
noemen afwijzen wat afbreuk doet aan deze naam en nastreven wat daaraan
beantwoordt.
Meer letterlijke
vertaling
O God, die aan de dwalenden
het licht van uw waarheid toont, opdat zij zouden kunnen terugkeren op de rechte weg, geef dat allen die Christus belijden, niet alleen verafschuwen wat met die naam
strijdig is, maar ook volgen wat ermee
overeenkomt.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
Het collecte – of openingsgebed voor deze 15e zondag
door het jaar in de “gewone vorm van de Romeinse Ritus” wordt in de
“buitengewone vorm van de Romeinse ritus” ook gebruikt op de 3e zondag na
Pasen. In de “gewone vorm” is dit ook het collectegebed van maandag in de 3e
week van de Paastijd.
De oratie van vandaag gaat terug tot het Sacramentarium Gelasianum (Vat. Reg.
Lat. 316), 1e helft van de 8e eeuw. Een sacramentarium is een collectie van
teksten die behoren tot de christelijke liturgie. Het Sacramentarium
Gelasianum is het op één na nog bestaande oudste liturgische boek van het
Westen. Alleen het Sacramentarium
Veronense of Leonianum (Verona,
Kapittelbibliotheek LXXXV, 2e helft 6e eeuw) is ouder.
De Pius V-editie van het Missale Romanum (1570) en de volgende editie van het Missale Romanum (1962) hebben de
invoeging van de term “in viam
possint redire iustitiae” ("opdat zij op de rechte weg kunnen terugkeren"), die niet aanwezig
in de oudere versie van het collectegebed in het Gelasianum (ofschoon weer wel in enkele andere oude sacramentaria
zoals het Leonianum).
Het Missale
Romanum 1970 – de postconciliaire missaaleditie en de “gewone vorm van de
Romeinse ritus” - hebben de term iustitiae
laten vallen.
S t i j l e
n h i s t o r i s c h e c o n t e x t
Stilistisch is dit een
gebed, dat direct tot de point komt, met een fraaie
alliteratie: et illa …et ea en een krachtig ritme in de
laatste zin.
We
weten niet precies welke bronnen dit collectegebed kunnen hebben beïnvloed.
Zeker is gedacht aan Johannes 14 zoals hierna verder te
bespreken. Misschien is in de Collecte ook een spoor vinden van de
Romeinse staatsman Cassiodorus ( + ca, 585 – consul in 514 en vervolgens
Boethius’ opvolger als magister
officiorum (1) onder de Ostrogotische koning Theodorik. Cassiodorus
schreef: “Sed potest aliquis et in via
peccatorum esse et ad viam iterum redire iustitiae? - Maar kan iemand zich
tegelijk op een zondige weg bevinden en weer terugkeren tot de weg der
gerechtigheid? (cf. Expos.
Ps. 13). Van de andere kant kan er ook invloed zijn uitgegaan van
de belangrijke bisschop Ambrosius van Milaan (+ 397) of zelfs en meer
waarschijnlijk van Augustinus van Hippo (+ 430) die gelijksoortige
tekstpatronen hanteert.
K l e i n v o c
a b u l a r i u m
Het
werkwoord censeo betekent – bij vele betekenissen – allereerst “schatten,
wegen, taxeren, waarderen”. Het wordt gebruikt voor “van mening zijn” en iets
“beschouwen, overwegen, wegen”. Er is een speciale constructie met censeo,
censeri aliqua met de
betekenis: “gewaardeerd, onderscheiden, gevierd worden voor een of andere
kwaliteit”, ”door iets bekend zijn” en ook “erkend worden door iets”. Dit
verklaart de passieve vorm in het collectegebed met de ablatief christiana
professione. Censeo heeft hier de betekenis van “gerekend worden
onder, geteld worden onder”. Vergelijk de verschillende betekenissen van census
in het Nederlands: cijns, belasting, volkstelling, kiesrecht enz. Het meest gericht lijkt
hier de vertaling “gekenmerkt, onderscheiden”, waarin de betekenis “gerekend
worden onder” en “gevierd worden voor een of andere kwaliteit” zijn vervat.
Christianus,
-a, - um, is een adjectief
(bijvoeglijk naamwoord) met daarnaast het
substantief (zelfstandig
naamwoord) professio.
Bij vertalingen van het Latijn naar het Nederlands moeten soms de adjectieven
apart geplaatst worden en anders worden uitgedrukt. Te denken is aan “christelijk
geloof”, maar deze adjectief-constructie betekent hier “de belijdenis van
Christus: het belijden van Christus”. Eenzelfde probleem is te vinden in
begrippen zoals oratio dominica, dat
letterlijk betekent “het Heer-lijke Gebed” maar toch minder problematisch in
het Nederlands vertaald moet worden met “het Gebed des Heren”.
Respuo betekent letterlijk
“uitspuwen” en dus “verwerpen, verdrijven, weigeren”. De basisbetekenis kan
goed weergegeven worden als “krachtig verwerpen”.
Het deponens sector betekent “voortdurend
of ijverig volgen” in positieve of negatieve zin. Sector werd bijvoorbeeld
gebruikt voor een groep volgelingen die filosofen uit de Oudheid begeleidden,
waar de oorsprong ligt van ons woord “sekte”. Mogelijk komt deze afleiding van seco,
secui, sectum met de betekenissen ”snijden, afsnijden, doorsnijden”.
Het substantief via vereist onze aandacht. Het betekent “een
weg, methode, route, richting, modus, manier van iets te doen, koers”, dus een neutraal begrip. Via
heeft echter ook een
morele inhoud zoals “de juiste, rechte of goede weg”, “de
ware methode, modus of manier, gedragslijn”.
Sedes Sapientiae Romaans, Montcornador |
De antieke filosofen (het woord komt uit het Grieks en betekent “minnaar van wijsheid“) waren gewoon in het
openbaar rond te wandelen op hun sandalen en in hun gedrapeerde op toga’s
lijkende gewaden. Theologisch-filosofische denkers zoals Aristoteles werden
“peripatici“ genoemd vanwege hun praktijk van het rondwandelen (Grieks peripatein) onder overdekte
zuilengalerijen van het Lyceum in Athene (Grieks peripatos) terwijl zij onderwezen.
Hun leerlingen zwermden om hen heen en hingen aan hun lippen, debatterend
met hen en lerend hoe te denken en te redeneren. Zij bespraken de diepere vragen die
onvermijdelijk de menselijke geest en het hart raken en in deze zin waren zij
theologen. Wij moeten voorzichtig zijn
om niet de moderne scheiding van filosofie en theologie aan de antieken op te
leggen. In oude Christelijke mozaïeken wordt Christus soms afgebeeld in het
gewaad van de filosoof terwijl Hij zijn hand geheven houdt op de wijze van het
antieke onderwijsgebaar. Hij is de Mens geworden Wijsheid en de volmaakte
Leraar. Hij is Degene van Wie wij over God en over onszelf zouden moeten
leren. Na Christus Zelf, hebben wij ook
Zijn Kerk, die Mater et Magistra -
Moeder en Lerares is. Op sommige afbeeldingen zien wij de kleine Christus
gezeten op de schoot van Zijn Moeder alsof zij Zijn onderwijsstoel, of cathedra
was. Wanneer Maria zo wordt afgebeeld wordt zij Zetel van de Wijsheid genoemd. Zie ook de eerder geplaatste Mei-meditatie van kardinaal Newman.
De tekst doet ook denken aan de eerste
regels op van La Divina Commedia, de Goddelijke Komedie geschreven door de verbannen
Florentijnse dichter Dante Alighieri (+1321) die in hoge mate werd gevormd en
beïnvloed door de Ethica van Aristoteles en de gechristianiseerde Platoonse filosofie, gebezigd door Boëthius
(+525) en de H. Thomas van Aquino.
(+1274).
Deel 1, de Hel begint aldus:
Juist midden op de reistocht van ons leven
Zag ik mij in ’n donker woud verloren,
Daar ik van het goede pad was afgeweken.
Helaas, hoe ’t was dat woud, valt zwaar te zeggen.
Zo wild, was ’t
en zo woest, zo dicht en donker,
dat in mijn dromen de angsten vaak herleven.
Ja,
zelfs de dood kan haast niet erger wezen.
Dante, de hoofdrolspeler van zijn eigen epos, beschrijft zijn fictieve zelf
en zijn spirituele groei. Zijn poëtische persoon, in het midden van het leven
(35 jaar oud), is vastgelopen in zonde en irrationeel gedrag. Hij is van de
rechte weg van het leven van de rede afgedwaald en diep in het “donkere woud“
geweest. Het leven van voortdurende zonde is een leven zonder ware rede, want
de menselijke rede is verlamd wanneer deze aan zichzelf is overgelaten zonder
het licht van de genade. Dante
vergelijkt zijn verwarde staat met de dood. Hij moet door de hel reizen en
terug. Hij maakt dan de reiniging van het vagevuur door, om terug te komen tot
het leven van deugd en rede.
In de loop van de driedelige Komedie vindt hij de juiste weg terug naar het
licht, de Waarheid en de rede door de tussenkomst van op Christus gelijkende personificaties zoals Beatrice en Lucia en door Christus
zelf.
In de Divina Commedia krijgt Dante het gebruik van de rede terug. Zijn
gehele persoon is gere-integreerd
(heel gemaakt) in
en door het licht van de Waarheid.
Vaak worden mensen die onwetend, verward of ronduit dom zijn aangeduid als “wandelend in de
duisternis“. Deze duisternis heerst ook voor mensen die volharden in de zonde.
Door hun keuzes en weerstand tegen Gods genade hebben zij het licht van de
Waarheid verloren. Gods genade maakt het
voor ons mogelijk om de juiste weg terug te vinden, hoe ver wij ook in het
verleden van deze weg zijn afgedwaald.
Wanneer wij
zondigen verbreken wij onze relatie met Christus. Als wij uit luiheid weigeren om Hem beter te kennen (elke dag),
verliezen wij het zicht op onszelf en op onze naaste uit het oog. Het Tweede
Vaticaans Concilie heeft duidelijk gesteld dat Christus in de wereld kwam om de
mens aan zichzelf vollediger te openbaren (Gaudium
et Spes, nr. 22).
Christus, het Mensgeworden Woord, spreekt tot ons in Zijn
woorden tot de Apostel Thomas:
“Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In
het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Als dit niet zo was, dan zou Ik
het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u
heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar
ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg (via) daarheen is u bekend”.
Thomas zei tot Hem: Heer, wij weten niet waar Gij heengaat, hoe moeten wij dan
de weg (via) kennen? Jezus antwoordde hem: ´Ik ben de Weg, de Waarheid en het
Leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Als gij Mij zoudt kennen,
zoudt gij ook de Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem….Hij die
Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien”
(cf Jo 14,1-6).
We hebben niet alleen de woorden en daden van Christus
in de H. Schrift, maar God heeft ons in de Katholieke Kerk zelf een veilige weg
geschonken naar het geluk. We
kunnen van dit pad af raken . Elke weg, te ver
naar links of te ver naar rechts, doet ons belanden in diepe duisternis. Als we van het rechte pad zijn afgeweken en Christus, de Weg, hebben verlaten, kunnen we weer bij zinnen komen en worden verzoend met God en onze naaste door de Sacramenten, toevertrouwd aan de Katholieke Kerk, en wel speciaal in het Sacrament van de Biecht waarna een waardig ontvangen van Christus in de Heilige Communie weer mogelijk is.
Wij, Rooms Katholieken, die publiek zelf aanspraak
durven maken op de Naam van Christus, moeten opstaan en in het openbaar als
zodanig worden erkend (censentur) en scherp
verwerpen (respuere) wat in strijd is
met de Naam van Christus.
Andere mensen moeten het Licht van
Christus zien weerkaatsen in wat wij zeggen en doen. Het stralende Gelaat van
Christus moet in de beleving van ieders persoonlijke roeping herkenbaar zijn.
Zoals lenzen en reflectoren schoon moeten zijn om
optimaal het licht te laten reflecteren, zo moeten wij als dragers van
Christus’ Licht zuiver zijn. Als we weten dat we niet rein (genoeg) zijn, moeten we ons
zo spoedig mogelijk laten reinigen zodat
we gered kunnen worden en kunnen bijdragen aan de redding van anderen.
Het is goed om ook geestelijke
werken van barmhartigheid te beoefenen om ook daardoor het Licht van de
Waarheid te brengen naar onwetenden en degenen die al of niet door eigen
toedoen in de duisternis verkeren.
(1) Magister officiorum – Meester der
ambten: ambt, door Constantijn de Grote ingesteld, te omschrijven als dat van opperkamerheer
aan het keizerlijk hof. Hij regelde de audiënties en oefende rechtspleging uit tussen
al de personen van de hofhouding
Met
dank aan Father J. Zuhlsdorf, WDTPRS)
11 July - St. Benedict "Beg of Him with most earnest prayer to perfect your work"
From Prologue Rule of St. Benedict
I S T E N carefully, my child,
to your master's precepts,
and incline the ear of your heart (Prov. 4:20).
Receive willingly and carry out effectively
your loving father's advice,
that by the labor of obedience
you may return to Him
from whom you had departed by the sloth of disobedience.
to your master's precepts,
and incline the ear of your heart (Prov. 4:20).
Receive willingly and carry out effectively
your loving father's advice,
that by the labor of obedience
you may return to Him
from whom you had departed by the sloth of disobedience.
To you, therefore, my words are now addressed,
whoever you may be,
who are renouncing your own will
to do battle under the Lord Christ, the true King,
and are taking up the strong, bright weapons of obedience.
whoever you may be,
who are renouncing your own will
to do battle under the Lord Christ, the true King,
and are taking up the strong, bright weapons of obedience.
And first of all,
whatever good work you begin to do,
beg of Him with most earnest prayer to perfect it,
that He who has now deigned to count us among His children
may not at any time be grieved by our evil deeds.
For we must always so serve Him
with the good things He has given us,
that He will never as an angry Father disinherit His children,
nor ever as a dread Lord, provoked by our evil actions,
deliver us to everlasting punishment
as wicked servants who would not follow Him to glory.
whatever good work you begin to do,
beg of Him with most earnest prayer to perfect it,
that He who has now deigned to count us among His children
may not at any time be grieved by our evil deeds.
For we must always so serve Him
with the good things He has given us,
that He will never as an angry Father disinherit His children,
nor ever as a dread Lord, provoked by our evil actions,
deliver us to everlasting punishment
as wicked servants who would not follow Him to glory.
John Henry Newman [1801-1890] Hoop op God, de Schepper (1)
John Henry Newman [1801-1890]
Hoop op God, de Schepper (1)
God heeft alle dingen ten goede
geschapen; alle dingen voor hun grootste goed; elk afzonderlijk ding voor zijn
eigen goed. Het goede van de een is niet het goede van de ander; wat de ene
mens gelukkig maakt zou de andere ongelukkig maken. God heeft bepaald, dat, als
ik zijn plan niet doorkruis, ik datgene zal bereiken wat mijn grootste geluk
zal zijn. Hij beschouwt mij individueel; Hij noemt mij bij mijn naam; Hij weet
wat ik kan, wat ik zijn kan, wat mijn grootste geluk is, en Hij wil het mij
geven.
God weet wat mijn grootste geluk is, maar
ik weet het niet. Er is geen algemene regel voor wat gelukkig is en goed; wat bij de een past zou niet passen bij de
ander. En de wegen waarlangs de volmaaktheid bereikt wordt, lopen sterk uiteen;
de medicijnen nodig voor onze zielen zijn van zeer verschillende aard. Zo leidt
ons God langs vreemde wegen; wij weten dat Hij ons geluk wil, maar wij weten
noch wat ons geluk is, noch de weg daarheen. Wij zijn blind; aan onszelf
overgelaten zouden wij een verkeerde weg inslaan; wij moeten ons aan Hem
overlaten.
Laten we ons dan in zijn handen stellen,
en niet schrikken, al leidt hij ons langs een vreemde weg, een mirabilis via – een wonderbaarlijke weg,
zoals de Kerk zegt. Laten we ons verzekerd houden dat Hij ons goed geleiden
zal, dat Hij ons voeren zal, niet naar wat wij menen dat het beste is, noch
naar wat het beste is voor een ander, maar naar wat het beste is voor onszelf.
Samenspraak: O mijn God, ik wil mij zonder
voorbehoud in Uw handen stellen. Wel of wee, vreugde of smart, vrienden of
verlatenheid, eer of vernedering, goede of slechte faam. Behaaglijkheid of
onbehaaglijkheid, Uw aanwezigheid of het verbergen van Uw aanschijn, alles is
goed als het komt van U. Gij zijt de Wijsheid en Gij zijt de Liefde - wat kan
ik meer verlangen. Gij hebt mij geleid in Uw raadsbesluit, en met glorie hebt
Gij mij opgenomen. Wat heb ik in de hemel, en wat verlang ik op aarde buiten U?
Mijn vlees en mijn hart bezwijken: maar God is de God van mijn hart, en mijn
erfdeel voor altijd (Ps 72,25
Nederlandse
vertaling van dr. Aurelius Pompe ofm
Abonneren op:
Posts (Atom)