zaterdag 11 juli 2015

Collectegebed 15e zondag door het jaar *1) – “Gij laat het licht van Uw Waarheid schijnen”

Missale Romanum – 1970
Deus, qui errantibus, ut in viam possint redire, veritatis tuæ lumen ostendis, da cuntis qui christiana professione censentur,  et illa respuere, quæ huic inimica sunt nomini, et ea quæ sunt apta sectari.

Altaarmissaal – 1979
God, om dwalenden de weg te wijzen laat Gij het licht schijnen van uw waarheid. Geef dat allen die zich christenen noemen afwijzen wat afbreuk doet aan deze naam en nastreven wat daaraan beantwoordt. 

Meer letterlijke vertaling  
O God, die aan de dwalenden het licht van uw waarheid toont, opdat zij zouden kunnen terugkeren op de rechte weg, geef  dat allen die Christus belijden,  niet alleen verafschuwen wat met die naam strijdig is,  maar ook volgen wat ermee overeenkomt.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
Het collecte – of openingsgebed voor deze 15e zondag door het jaar in de “gewone vorm van de Romeinse Ritus” wordt in de “buitengewone vorm van de Romeinse ritus” ook gebruikt op de 3e zondag na Pasen. In de “gewone vorm” is dit ook het collectegebed van maandag in de 3e week van de Paastijd.
De oratie van vandaag gaat terug tot het Sacramentarium Gelasianum (Vat. Reg. Lat. 316), 1e helft van de 8e eeuw. Een sacramentarium is een collectie van teksten die behoren tot de christelijke liturgie. Het Sacramentarium Gelasianum is het op één na nog bestaande oudste liturgische boek van het Westen. Alleen het Sacramentarium Veronense of Leonianum (Verona, Kapittelbibliotheek LXXXV, 2e helft 6e eeuw) is ouder.
De Pius V-editie van het Missale Romanum (1570) en de volgende editie van het Missale Romanum (1962) hebben de invoeging van de term  “in viam possint redire iustitiae” ("opdat zij op de rechte weg kunnen terugkeren"), die niet  aanwezig in de oudere versie van het collectegebed in het Gelasianum (ofschoon weer wel in enkele andere oude sacramentaria zoals het Leonianum).
Het Missale Romanum 1970 – de postconciliaire missaaleditie en de “gewone vorm van de Romeinse ritus” -  hebben de term iustitiae laten vallen.
S t i j l  e n  h i s t o r i s c h e  c o n t e x t

Stilistisch is dit een gebed, dat direct tot de point komt, met een fraaie alliteratie: et illaet ea en een krachtig ritme in de laatste zin.
We weten niet precies welke bronnen dit collectegebed kunnen hebben beïnvloed. Zeker is gedacht aan Johannes 14 zoals hierna verder te bespreken. Misschien is in de Collecte ook een spoor vinden van de Romeinse staatsman Cassiodorus ( + ca, 585 – consul in 514 en vervolgens Boethius’ opvolger als magister officiorum (1) onder de Ostrogotische koning Theodorik. Cassiodorus schreef: “Sed potest aliquis et in via peccatorum esse et ad viam iterum redire iustitiae? - Maar kan iemand zich tegelijk op een zondige weg bevinden en weer terugkeren tot de weg der gerechtigheid? (cf. Expos. Ps. 13). Van de andere kant kan er ook invloed zijn uitgegaan van de belangrijke bisschop Ambrosius van Milaan (+ 397) of zelfs en meer waarschijnlijk van Augustinus van Hippo (+ 430) die gelijksoortige tekstpatronen hanteert.

K l e i n  v o c a b u l a r i u m

Het werkwoord censeo betekent – bij vele betekenissen – allereerst  “schatten, wegen, taxeren, waarderen”. Het wordt gebruikt voor “van mening zijn” en iets “beschouwen, overwegen, wegen”. Er is een speciale constructie met censeo, censeri aliqua met de betekenis: “gewaardeerd, onderscheiden, gevierd worden voor een of andere kwaliteit”, ”door iets bekend zijn” en ook “erkend worden door iets”. Dit verklaart de passieve vorm in het collectegebed met de ablatief christiana professione. Censeo heeft hier de betekenis van “gerekend worden onder, geteld worden onder”. Vergelijk de verschillende betekenissen van census in het Nederlands: cijns, belasting, volkstelling, kiesrecht enz. Het meest gericht lijkt hier de vertaling “gekenmerkt, onderscheiden”, waarin de betekenis “gerekend worden onder” en “gevierd worden voor een of andere kwaliteit” zijn vervat.

Christianus, -a, - um,  is een adjectief (bijvoeglijk naamwoord) met daarnaast het substantief (zelfstandig naamwoord) professio. Bij vertalingen van het Latijn naar het Nederlands moeten soms de adjectieven apart geplaatst worden en anders worden uitgedrukt. Te denken is aan “christelijk geloof”, maar deze adjectief-constructie betekent hier “de belijdenis van Christus: het belijden van Christus”. Eenzelfde probleem is te vinden in begrippen zoals oratio dominica, dat letterlijk betekent “het Heer-lijke Gebed” maar toch minder problematisch in het Nederlands vertaald moet worden met “het Gebed des Heren”.
Respuo betekent letterlijk “uitspuwen” en dus “verwerpen, verdrijven, weigeren”. De basisbetekenis kan goed weergegeven worden als “krachtig verwerpen”. 
Het deponens sector betekent “voortdurend of ijverig volgen” in positieve of negatieve zin. Sector werd bijvoorbeeld gebruikt voor een groep volgelingen die filosofen uit de Oudheid begeleidden, waar de oorsprong ligt van ons woord “sekte”. Mogelijk komt deze afleiding van seco, secui, sectum met de betekenissen ”snijden, afsnijden, doorsnijden”.
Het substantief via vereist onze aandacht. Het betekent “een weg, methode, route, richting, modus, manier van iets te doen, koers”, dus een neutraal begrip. Via heeft echter ook een morele inhoud zoals  “de juiste, rechte of goede weg”, “de ware methode, modus of manier, gedragslijn”. 
Sedes Sapientiae Romaans, Montcornador
De antieke filosofen (het woord komt uit het Grieks en betekent  “minnaar van wijsheid“) waren gewoon in het openbaar rond te wandelen op hun sandalen en in hun gedrapeerde op toga’s lijkende gewaden. Theologisch-filosofische denkers zoals Aristoteles werden “peripatici“ genoemd vanwege hun praktijk van het rondwandelen (Grieks peripatein) onder overdekte zuilengalerijen van het Lyceum in Athene (Grieks peripatos) terwijl zij onderwezen.
Hun leerlingen zwermden om hen heen en hingen aan hun lippen, debatterend met hen en lerend hoe te denken en te redeneren.  Zij bespraken de diepere vragen die onvermijdelijk de menselijke geest en het hart raken en in deze zin waren zij theologen.  Wij moeten voorzichtig zijn om niet de moderne scheiding van filosofie en theologie aan de antieken op te leggen. In oude Christelijke mozaïeken wordt Christus soms afgebeeld in het gewaad van de filosoof terwijl Hij zijn hand geheven houdt op de wijze van het antieke onderwijsgebaar. Hij is de Mens geworden Wijsheid en de volmaakte Leraar. Hij is Degene van Wie wij over God en over onszelf zouden moeten leren.  Na Christus Zelf, hebben wij ook Zijn Kerk, die Mater et Magistra - Moeder en Lerares is. Op sommige afbeeldingen zien wij de kleine Christus gezeten op de schoot van Zijn Moeder alsof zij Zijn onderwijsstoel, of cathedra was. Wanneer Maria zo wordt afgebeeld wordt zij Zetel van de Wijsheid genoemd. Zie ook de eerder geplaatste Mei-meditatie van kardinaal Newman.
De tekst doet ook denken aan de eerste regels op van La Divina Commedia, de Goddelijke Komedie geschreven door de verbannen Florentijnse dichter Dante Alighieri (+1321) die in hoge mate werd gevormd en beïnvloed door de Ethica van Aristoteles en de gechristianiseerde  Platoonse filosofie, gebezigd door Boëthius (+525) en de H.  Thomas van Aquino. (+1274).
Deel 1, de Hel begint aldus:
Juist midden op de reistocht van ons leven
Zag ik mij in ’n donker woud verloren,
Daar ik van het goede pad was afgeweken.
Helaas, hoe ’t was dat woud, valt zwaar te zeggen.
Zo wild, was  ’t en zo woest, zo dicht en donker,
dat in mijn dromen de angsten vaak herleven.
Ja, zelfs de dood kan haast niet erger wezen.
Dante, de hoofdrolspeler van zijn eigen epos, beschrijft zijn fictieve zelf en zijn spirituele groei. Zijn poëtische persoon, in het midden van het leven (35 jaar oud), is vastgelopen in zonde en irrationeel gedrag. Hij is van de rechte weg van het leven van de rede afgedwaald en diep in het “donkere woud“ geweest. Het leven van voortdurende zonde is een leven zonder ware rede, want de menselijke rede is verlamd wanneer deze aan zichzelf is overgelaten zonder het licht van de genade.  Dante vergelijkt zijn verwarde staat met de dood. Hij moet door de hel reizen en terug. Hij maakt dan de reiniging van het vagevuur door, om terug te komen tot het leven van deugd en rede.
In de loop van de driedelige Komedie vindt hij de juiste weg terug naar het licht, de Waarheid en de rede door de tussenkomst van op Christus gelijkende personificaties  zoals Beatrice en Lucia en door Christus zelf.
In de Divina Commedia krijgt Dante het gebruik van de rede terug. Zijn gehele persoon is gere-integreerd (heel gemaakt)  in en door het licht van de Waarheid.
Vaak worden mensen die onwetend, verward of ronduit dom zijn aangeduid als “wandelend in de duisternis“. Deze duisternis heerst ook voor  mensen die volharden in de zonde. 
Door hun keuzes en weerstand tegen Gods genade hebben zij het licht van de Waarheid verloren.  Gods genade maakt het voor ons mogelijk om de juiste weg terug te vinden, hoe ver wij ook in het verleden van deze weg zijn afgedwaald.
Wanneer wij zondigen verbreken wij onze relatie met Christus.  Als wij uit luiheid  weigeren om Hem beter te kennen (elke dag), verliezen wij het zicht op onszelf en op onze naaste uit het oog. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft duidelijk gesteld dat Christus in de wereld kwam om de mens aan zichzelf vollediger te openbaren (Gaudium et Spes, nr. 22).
Christus, het Mensgeworden Woord, spreekt tot ons in Zijn woorden tot de Apostel Thomas:
“Laat uw hart niet verontrust worden.  Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Als dit niet zo was, dan zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden.  En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg (via) daarheen is u bekend”. Thomas zei tot Hem: Heer, wij weten niet waar Gij heengaat, hoe moeten wij dan de weg (via) kennen? Jezus antwoordde hem: ´Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Als gij Mij zoudt kennen, zoudt gij ook de Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem….Hij die Mij  heeft gezien, heeft de Vader gezien” (cf Jo 14,1-6).
We hebben niet alleen de woorden en daden van Christus in de H. Schrift, maar God heeft ons in de Katholieke Kerk zelf een veilige weg geschonken naar het geluk.  We kunnen van dit pad af raken . Elke weg, te ver naar links of te ver naar rechts, doet ons belanden in diepe duisternis. Als we van het rechte pad zijn afgeweken en Christus, de Weg, hebben verlaten, kunnen we weer bij zinnen komen en worden verzoend met God en onze naaste door de Sacramenten, toevertrouwd aan de Katholieke Kerk, en wel speciaal in het Sacrament van de Biecht waarna een waardig ontvangen van Christus in de Heilige Communie weer mogelijk is.
Wij, Rooms Katholieken, die publiek zelf aanspraak durven maken op de Naam van Christus, moeten opstaan en in het openbaar als zodanig worden erkend (censentur) en scherp verwerpen (respuere) wat in strijd is met de Naam van Christus.
Andere mensen moeten het Licht van Christus zien weerkaatsen in wat wij zeggen en doen. Het stralende Gelaat van Christus moet in de beleving van ieders persoonlijke roeping herkenbaar zijn. 
Zoals lenzen en reflectoren schoon moeten zijn om optimaal het licht te laten reflecteren, zo moeten wij als dragers van Christus’ Licht zuiver zijn. Als we weten dat we niet rein  (genoeg) zijn, moeten we ons zo spoedig mogelijk laten reinigen  zodat we gered kunnen worden en kunnen bijdragen aan de redding van anderen. Het is goed om ook geestelijke werken van barmhartigheid te beoefenen om ook daardoor het Licht van de Waarheid te brengen naar onwetenden en degenen die al of niet door eigen toedoen in de duisternis verkeren. 

(1)  Magister officiorum – Meester der ambten: ambt, door Constantijn de Grote ingesteld, te omschrijven als dat van opperkamerheer aan het keizerlijk hof. Hij regelde de audiënties en oefende rechtspleging uit tussen al de personen van de hofhouding

Met dank aan Father J. Zuhlsdorf, WDTPRS)