Missale Romanum – 1970
Deus,
qui errantibus, ut in viam possint redire, veritatis tuæ lumen ostendis, da
cuntis qui christiana professione censentur, et illa respuere, quæ huic inimica sunt
nomini, et ea quæ sunt apta sectari.
Altaarmissaal
– 1979
God, om dwalenden de weg te wijzen laat
Gij het licht schijnen van uw waarheid. Geef dat allen die zich christenen
noemen afwijzen wat afbreuk doet aan deze naam en nastreven wat daaraan
beantwoordt.
Meer letterlijke
vertaling
O God, die aan de dwalenden
het licht van uw waarheid toont, opdat zij zouden kunnen terugkeren op de rechte weg, geef dat allen die Christus belijden, niet alleen verafschuwen wat met die naam
strijdig is, maar ook volgen wat ermee
overeenkomt.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
Het collecte – of openingsgebed voor deze 15e zondag
door het jaar in de “gewone vorm van de Romeinse Ritus” wordt in de
“buitengewone vorm van de Romeinse ritus” ook gebruikt op de 3e zondag na
Pasen. In de “gewone vorm” is dit ook het collectegebed van maandag in de 3e
week van de Paastijd.
De oratie van vandaag gaat terug tot het Sacramentarium Gelasianum (Vat. Reg.
Lat. 316), 1e helft van de 8e eeuw. Een sacramentarium is een collectie van
teksten die behoren tot de christelijke liturgie. Het Sacramentarium
Gelasianum is het op één na nog bestaande oudste liturgische boek van het
Westen. Alleen het Sacramentarium
Veronense of Leonianum (Verona,
Kapittelbibliotheek LXXXV, 2e helft 6e eeuw) is ouder.
De Pius V-editie van het Missale Romanum (1570) en de volgende editie van het Missale Romanum (1962) hebben de
invoeging van de term “in viam
possint redire iustitiae” ("opdat zij op de rechte weg kunnen terugkeren"), die niet aanwezig
in de oudere versie van het collectegebed in het Gelasianum (ofschoon weer wel in enkele andere oude sacramentaria
zoals het Leonianum).
Het Missale
Romanum 1970 – de postconciliaire missaaleditie en de “gewone vorm van de
Romeinse ritus” - hebben de term iustitiae
laten vallen.
S t i j l e
n h i s t o r i s c h e c o n t e x t
Stilistisch is dit een
gebed, dat direct tot de point komt, met een fraaie
alliteratie: et illa …et ea en een krachtig ritme in de
laatste zin.
We
weten niet precies welke bronnen dit collectegebed kunnen hebben beïnvloed.
Zeker is gedacht aan Johannes 14 zoals hierna verder te
bespreken. Misschien is in de Collecte ook een spoor vinden van de
Romeinse staatsman Cassiodorus ( + ca, 585 – consul in 514 en vervolgens
Boethius’ opvolger als magister
officiorum (1) onder de Ostrogotische koning Theodorik. Cassiodorus
schreef: “Sed potest aliquis et in via
peccatorum esse et ad viam iterum redire iustitiae? - Maar kan iemand zich
tegelijk op een zondige weg bevinden en weer terugkeren tot de weg der
gerechtigheid? (cf. Expos.
Ps. 13). Van de andere kant kan er ook invloed zijn uitgegaan van
de belangrijke bisschop Ambrosius van Milaan (+ 397) of zelfs en meer
waarschijnlijk van Augustinus van Hippo (+ 430) die gelijksoortige
tekstpatronen hanteert.
K l e i n v o c
a b u l a r i u m
Het
werkwoord censeo betekent – bij vele betekenissen – allereerst “schatten,
wegen, taxeren, waarderen”. Het wordt gebruikt voor “van mening zijn” en iets
“beschouwen, overwegen, wegen”. Er is een speciale constructie met censeo,
censeri aliqua met de
betekenis: “gewaardeerd, onderscheiden, gevierd worden voor een of andere
kwaliteit”, ”door iets bekend zijn” en ook “erkend worden door iets”. Dit
verklaart de passieve vorm in het collectegebed met de ablatief christiana
professione. Censeo heeft hier de betekenis van “gerekend worden
onder, geteld worden onder”. Vergelijk de verschillende betekenissen van census
in het Nederlands: cijns, belasting, volkstelling, kiesrecht enz. Het meest gericht lijkt
hier de vertaling “gekenmerkt, onderscheiden”, waarin de betekenis “gerekend
worden onder” en “gevierd worden voor een of andere kwaliteit” zijn vervat.
Christianus,
-a, - um, is een adjectief
(bijvoeglijk naamwoord) met daarnaast het
substantief (zelfstandig
naamwoord) professio.
Bij vertalingen van het Latijn naar het Nederlands moeten soms de adjectieven
apart geplaatst worden en anders worden uitgedrukt. Te denken is aan “christelijk
geloof”, maar deze adjectief-constructie betekent hier “de belijdenis van
Christus: het belijden van Christus”. Eenzelfde probleem is te vinden in
begrippen zoals oratio dominica, dat
letterlijk betekent “het Heer-lijke Gebed” maar toch minder problematisch in
het Nederlands vertaald moet worden met “het Gebed des Heren”.
Respuo betekent letterlijk
“uitspuwen” en dus “verwerpen, verdrijven, weigeren”. De basisbetekenis kan
goed weergegeven worden als “krachtig verwerpen”.
Het deponens sector betekent “voortdurend
of ijverig volgen” in positieve of negatieve zin. Sector werd bijvoorbeeld
gebruikt voor een groep volgelingen die filosofen uit de Oudheid begeleidden,
waar de oorsprong ligt van ons woord “sekte”. Mogelijk komt deze afleiding van seco,
secui, sectum met de betekenissen ”snijden, afsnijden, doorsnijden”.
Het substantief via vereist onze aandacht. Het betekent “een
weg, methode, route, richting, modus, manier van iets te doen, koers”, dus een neutraal begrip. Via
heeft echter ook een
morele inhoud zoals “de juiste, rechte of goede weg”, “de
ware methode, modus of manier, gedragslijn”.
Sedes Sapientiae Romaans, Montcornador |
De antieke filosofen (het woord komt uit het Grieks en betekent “minnaar van wijsheid“) waren gewoon in het
openbaar rond te wandelen op hun sandalen en in hun gedrapeerde op toga’s
lijkende gewaden. Theologisch-filosofische denkers zoals Aristoteles werden
“peripatici“ genoemd vanwege hun praktijk van het rondwandelen (Grieks peripatein) onder overdekte
zuilengalerijen van het Lyceum in Athene (Grieks peripatos) terwijl zij onderwezen.
Hun leerlingen zwermden om hen heen en hingen aan hun lippen, debatterend
met hen en lerend hoe te denken en te redeneren. Zij bespraken de diepere vragen die
onvermijdelijk de menselijke geest en het hart raken en in deze zin waren zij
theologen. Wij moeten voorzichtig zijn
om niet de moderne scheiding van filosofie en theologie aan de antieken op te
leggen. In oude Christelijke mozaïeken wordt Christus soms afgebeeld in het
gewaad van de filosoof terwijl Hij zijn hand geheven houdt op de wijze van het
antieke onderwijsgebaar. Hij is de Mens geworden Wijsheid en de volmaakte
Leraar. Hij is Degene van Wie wij over God en over onszelf zouden moeten
leren. Na Christus Zelf, hebben wij ook
Zijn Kerk, die Mater et Magistra -
Moeder en Lerares is. Op sommige afbeeldingen zien wij de kleine Christus
gezeten op de schoot van Zijn Moeder alsof zij Zijn onderwijsstoel, of cathedra
was. Wanneer Maria zo wordt afgebeeld wordt zij Zetel van de Wijsheid genoemd. Zie ook de eerder geplaatste Mei-meditatie van kardinaal Newman.
De tekst doet ook denken aan de eerste
regels op van La Divina Commedia, de Goddelijke Komedie geschreven door de verbannen
Florentijnse dichter Dante Alighieri (+1321) die in hoge mate werd gevormd en
beïnvloed door de Ethica van Aristoteles en de gechristianiseerde Platoonse filosofie, gebezigd door Boëthius
(+525) en de H. Thomas van Aquino.
(+1274).
Deel 1, de Hel begint aldus:
Juist midden op de reistocht van ons leven
Zag ik mij in ’n donker woud verloren,
Daar ik van het goede pad was afgeweken.
Helaas, hoe ’t was dat woud, valt zwaar te zeggen.
Zo wild, was ’t
en zo woest, zo dicht en donker,
dat in mijn dromen de angsten vaak herleven.
Ja,
zelfs de dood kan haast niet erger wezen.
Dante, de hoofdrolspeler van zijn eigen epos, beschrijft zijn fictieve zelf
en zijn spirituele groei. Zijn poëtische persoon, in het midden van het leven
(35 jaar oud), is vastgelopen in zonde en irrationeel gedrag. Hij is van de
rechte weg van het leven van de rede afgedwaald en diep in het “donkere woud“
geweest. Het leven van voortdurende zonde is een leven zonder ware rede, want
de menselijke rede is verlamd wanneer deze aan zichzelf is overgelaten zonder
het licht van de genade. Dante
vergelijkt zijn verwarde staat met de dood. Hij moet door de hel reizen en
terug. Hij maakt dan de reiniging van het vagevuur door, om terug te komen tot
het leven van deugd en rede.
In de loop van de driedelige Komedie vindt hij de juiste weg terug naar het
licht, de Waarheid en de rede door de tussenkomst van op Christus gelijkende personificaties zoals Beatrice en Lucia en door Christus
zelf.
In de Divina Commedia krijgt Dante het gebruik van de rede terug. Zijn
gehele persoon is gere-integreerd
(heel gemaakt) in
en door het licht van de Waarheid.
Vaak worden mensen die onwetend, verward of ronduit dom zijn aangeduid als “wandelend in de
duisternis“. Deze duisternis heerst ook voor mensen die volharden in de zonde.
Door hun keuzes en weerstand tegen Gods genade hebben zij het licht van de
Waarheid verloren. Gods genade maakt het
voor ons mogelijk om de juiste weg terug te vinden, hoe ver wij ook in het
verleden van deze weg zijn afgedwaald.
Wanneer wij
zondigen verbreken wij onze relatie met Christus. Als wij uit luiheid weigeren om Hem beter te kennen (elke dag),
verliezen wij het zicht op onszelf en op onze naaste uit het oog. Het Tweede
Vaticaans Concilie heeft duidelijk gesteld dat Christus in de wereld kwam om de
mens aan zichzelf vollediger te openbaren (Gaudium
et Spes, nr. 22).
Christus, het Mensgeworden Woord, spreekt tot ons in Zijn
woorden tot de Apostel Thomas:
“Laat uw hart niet verontrust worden. Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In
het huis van mijn Vader is ruimte voor velen. Als dit niet zo was, dan zou Ik
het u hebben gezegd, want Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik ben heengegaan en een plaats voor u
heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar
ik ben. Gij weet waar Ik heenga en ook de weg (via) daarheen is u bekend”.
Thomas zei tot Hem: Heer, wij weten niet waar Gij heengaat, hoe moeten wij dan
de weg (via) kennen? Jezus antwoordde hem: ´Ik ben de Weg, de Waarheid en het
Leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij. Als gij Mij zoudt kennen,
zoudt gij ook de Vader kennen. Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem….Hij die
Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien”
(cf Jo 14,1-6).
We hebben niet alleen de woorden en daden van Christus
in de H. Schrift, maar God heeft ons in de Katholieke Kerk zelf een veilige weg
geschonken naar het geluk. We
kunnen van dit pad af raken . Elke weg, te ver
naar links of te ver naar rechts, doet ons belanden in diepe duisternis. Als we van het rechte pad zijn afgeweken en Christus, de Weg, hebben verlaten, kunnen we weer bij zinnen komen en worden verzoend met God en onze naaste door de Sacramenten, toevertrouwd aan de Katholieke Kerk, en wel speciaal in het Sacrament van de Biecht waarna een waardig ontvangen van Christus in de Heilige Communie weer mogelijk is.
Wij, Rooms Katholieken, die publiek zelf aanspraak
durven maken op de Naam van Christus, moeten opstaan en in het openbaar als
zodanig worden erkend (censentur) en scherp
verwerpen (respuere) wat in strijd is
met de Naam van Christus.
Andere mensen moeten het Licht van
Christus zien weerkaatsen in wat wij zeggen en doen. Het stralende Gelaat van
Christus moet in de beleving van ieders persoonlijke roeping herkenbaar zijn.
Zoals lenzen en reflectoren schoon moeten zijn om
optimaal het licht te laten reflecteren, zo moeten wij als dragers van
Christus’ Licht zuiver zijn. Als we weten dat we niet rein (genoeg) zijn, moeten we ons
zo spoedig mogelijk laten reinigen zodat
we gered kunnen worden en kunnen bijdragen aan de redding van anderen.
Het is goed om ook geestelijke
werken van barmhartigheid te beoefenen om ook daardoor het Licht van de
Waarheid te brengen naar onwetenden en degenen die al of niet door eigen
toedoen in de duisternis verkeren.
(1) Magister officiorum – Meester der
ambten: ambt, door Constantijn de Grote ingesteld, te omschrijven als dat van opperkamerheer
aan het keizerlijk hof. Hij regelde de audiënties en oefende rechtspleging uit tussen
al de personen van de hofhouding
Met
dank aan Father J. Zuhlsdorf, WDTPRS)