woensdag 8 juli 2015

De Didachè over de H. Eucharistie "Aldus moet uw dankzegging luiden"


De Didachè over de H. Eucharistie

Lezing in het Getijdengebed  - Liturgia Horarum - van woensdag in de 14e week door het jaar uit een vroeg christelijk werkje “Didachè” ofwel “De Leer van de Twaalf Apostelen” genoemd.

De Didachè (Grieks: Διδαχ τν δώδεκα ποστόλων Didachē` tôn ddeka apostólōn“De Leer van de twaalf Apostelen“, in het Latijn Doctrina duodecim apostolorum) – ook  De Leer van de Heer door de twaalf Apostelen voor de heidenen“ genoemd, is een vroeg christelijk geschrift dat waarschijnlijk door verschillende onbekende auteurs in Syrië werd samengesteld. De titel is mogelijk later toegevoegd. Het werkje bevat teksten over de kerkorganisatie van het vroege christendom die voor het grootste deel in de 1e eeuw na Christus zijn geschreven. Ook thema’s uit het leven binnen de vroeg christelijke gemeenten wordt breed en plastisch uitgedrukt. Gedurende lange tijd werd de Didachè tot de kanonieke geschriften gerekend – hetgeen door bisschop en kerkhistoricus Eusebius van Cæsarea reeds werd afgewezen. De tekst werd in 1873 door Philotheos Bryennios in een kloosterbibliotheek in Constantinopel (Istanboel) in de Codex Hierosolymitanus, welke een collectie autentieke en niet-autenthieke oudchristelijhke teksten bevat, opnieuw ontdekt. De Didachè is van grote betekenis voor het theologisch onderzoek; buiten genoemde bron zijn geen andere handschriften bekend, zodat de autenticiteit van deze tekst slechts op grond van interne critera kan worden beoordeeld. De in de tekst De blijkbaar eenvoudige verhoudingen binnen de christelijke gemeenten zonder verwijzing naar latere theologische discussies lijken het bewijs te leveren dat de tekst van het handschrift wezenlijk onveranderd tot ons is gekomen.
Ook de volgende tekst over de H. Eucharistie is een onvergelijkelijke ontmoeting met het begin van het christendom!

De Eucharistie

De Didachè over de H. Eucharistie

Aldus moet uw dankzegging luiden: Eerst over de Kelk: ‘Wij danken U, onze Vader, voor de heilige Wijnstok van David, uw dienaar, die Gij hebt doen kennen door Jezus, uw Dienaar; U zij eer tot in eeuwigheid. ’

Bij het breken van het Brood: ‘Wij danken U, onze Vader, voor het leven en voor de kennis, die Gij ons geopenbaard hebt door Jezus, uw Dienaar; U zij eer tot in eeuwigheid. Zoals dit brood (namelijk deze graankorrels) verspreid lag op de bergen en na verzameld te zijn één (brood) werd, laat zo uw Kerk vanaf de grenzen der aarde verzameld worden tot uw Rijk; want U is de glorie en de kracht, door Jezus Christus in eeuwigheid.’

Niemand ete of drinke dus van uw ‘Dankzegging’ dan alleen zij, die gedoopt zijn in de Naam des Heren; want hierover zegt de Heer: Wilt het Heilige niet aan de honden geven.

Na verzadigd te zijn moet gij aldus danken: ‘Wij danken U, heilige Vader, voor de heilige Naam, die Gij een plaats hebt gegeven in onze harten, en voor de kennis en het geloof en de onsterfelijkheid, die Gij ons geopenbaard hebt door Jezus Christus, uw Dienaar; U zij de glorie in eeuwigheid’.
‘Gij, almachtige Heer, hebt alles geschapen om uw Naam. Spijs en drank hebt Gij de mensen tot voedsel gegeven, opdat zij U zouden danken. Ons hebt Gij echter een geestelijke spijs en drank geschonken en het eeuwig leven door uw Dienaar. Vóór alles danken wij u, omdat Gij machtig zijt; U zij de glorie in eeuwigheid’.
‘Gedenk, Heer, uw Kerk, dat Gij haar moogt verdedigen tegen alle kwaad en haar vervolmaken in uw liefde. Verzamel haar vanuit de vier windstreken, haar de geheiligde, tot uw Rijk, dat Gij haar bereid hebt; want U is de kracht en de glorie in eeuwigheid’.
‘Moge uw genade komen en moge deze wereld vergaan! Hosanna de God van David. Als iemand heilig is, hij kome nader: zo nier, laat hem boete doen: Maranatha. Amen’.

Op de dag des Heren bijeengekomen moet gij het Brood breken en dankzeggen, nadat gij uw zonden beleden hebt, opdat uw Offerande rein zij. Ieder evenwel die een onenigheid heeft met zijn naaste, kome niet met u samen vóór zij zich verzoend hebben, opdat uw Offer niet ontwijd worde. Want zo is het gezegd door de Heer: Op elke plaats en op elke tijd moet Mij een rein Offer worden opgedragen, want Ik ben de grote Koning, zegt de Heer, en mijn Naam is wonderbaar onder de volken.

(Nn. 9,1–10,6; 14,1-3: editie Funk 2, 19-22. 26)