zaterdag 2 mei 2015

Overweging vijfde zondag van Pasen - "Ik ben de wijnstok"

Vijfde zondag van Pasen

Handelingen 9, 26-31
1 Johannes 3, 18-24
Johannes 15, 1-8             

Morgen staan we stil bij de vierde mei als gedachtenis aan en herdenking van de slachtoffers van oorlog en geweld, en overmorgen is het Bevrijdingsdag. Vrijheid lijkt echter steeds meer te versmallen tot: alles moet mogen, en: vooral geen hinder van een ander hebben. Hoe anders is de vrijheid die Jezus ons brengt! Zijn vrijheid is: vrij zijn voor God en vrij zijn voor de naaste! Maar een dergelijk leven in goddelijke vrijheid kan niet zonder symbolen. Symboliek geeft diepte en betekenis aan dingen die op zichzelf genomen zo plat zijn als een dubbeltje. Een vlag is niet meer dan een stuk stof, maar door hem halfstok te strijken verwijst hij ons naar de slachtoffers van oorlog en geweld; en door hem in de top te hijsen wordt hij een symbool van nationale vrijheid en trots. Een ambtsketen is maar een stuk metaal, maar hangend om de hals van een burgemeester verwijst hij ons naar diens status van gezag en bevoegdheid over anderen. En bloemen zijn niet meer dan kleurrijke natuurproducten, maar wanneer je ze uit hartelijkheid aanbiedt aan een jubilaris, aan een zieke, aan je man of je vrouw, zijn ze de uitdrukking van ons respect, ons medeleven of onze liefde voor degene die ze in ontvangst neemt. U kunt dit zelf met vele voorbeelden uitbreiden.

In de liturgie van de Kerk en in ons geloofsleven is het niet anders. We gebruiken allerlei zaken en voorwerpen als tekens en symbolen om te verwijzen naar een hogere, diepere werkelijkheid. En het mooie is dat het vaak de meest voor de hand liggende dingen zijn en dat ze nauwelijks uitleg behoeven. Ik noem maar water, brood, wijn, zout, olie, kaarsen, kleuren en getallen. Ze behoeven vrijwel geen uitleg; zonder een woord te zeggen spreken ze voor zichzelf. Ze zijn zo helder als glas omdat ze uit zichzelf klaar–blijkelijk zijn; ze zijn voor iedereen verstaanbaar omdat ze vanzelf–sprekend zijn. Zo is groen als kleur het teken van hoop, verwachting en geduld, en drukt het getal zeven volheid en voleinding uit. De heilige Schrift, de bijbel, staat vol met deze symbolische toepassingen, en Jezus, als wetsgetrouwe Jood en levend vanuit de traditie van Wet en Profeten, van tempel en synagoge, hanteert symbolen en vergelijkingen met een meesterhand. Hij neemt zijn voorbeelden uit het dagelijkse leven en daarbij toont Hij zich een goed observator, iemand die goed om zich heen kijkt. Het bijzondere aan Hem is dat Hem dingen opvallen waaraan wij gewoonlijk voorbijgaan. Zo heeft Hij gekeken naar het huishouden van zijn moeder, denk maar aan door het oog van een naald gaan; naar de werkplaats van zijn  vader: je gaat geen huis bouwen op los zand. Hij heeft gekeken naar de landbouw en de veeteelt: vogels die zaaien noch maaien, of de wolf in schaapskleren.  Hij heeft gekeken naar de visserij op het Meer van Galilea en naar de handel en het verkeer in grote steden als Caesarea en Jeruzalem. Wanneer Hij 12 apostelen uitkiest is dat niet om dat het wel een aardig getal is, maar om als symbool te verwijzen naar de twaalf stammen van Israël die Hij als een eenheid om zich heen verzamelt. Ja, de voorbeelden zijn door Jezus uit het leven gegrepen en aldus tracht Hij ons iets duidelijk te maken over wie God is, over wie Hij zelf is, en over de medemensen als onze naasten. Zo is Hem van huis uit het voorbeeld van de wijn en de wijnstok bekend. In Genesis 9 wordt de aartsvader Noach een landbouwer genoemd die als eerste mens op aarde een wijngaard aanlegde, en wordt in één adem de bedwelmende kracht van de wijn vermeld. Maar al is dronkenschap een gevaar, toch wordt ook de lof van de wijn bezongen. Wijn maakt het leven vrolijk, zegt Prediker (10,19), en de jonge bruid in Hooglied zingt dat de liefde van haar minnaar kostelijker is dan de mooiste wijn (1,2). Bij de Profeten wordt God vergeleken met een wijngaardenier die alle moeite doet om de mooiste druiven te kweken, en staat de wijngaard symbool voor het volk van Israël dat niet op tijd de verwachte oogst opbrengt (Jesaja 5). En in de Joodse traditie van Jezus´ tijd werd de leer van de Tora vergeleken met de wijnstok uit Psalm 80,12 die zich uitstrekt van de Zee tot aan de Grote Rivier de Eufraat.

Zo komt Jezus er toe om zichzelf de wijnstok te noemen die door zijn Vader is aangelegd. Zoals de wijnstok diep in grond wortelt, soms wel 10 tot 15 meter,  om de mineralen en andere bouwstoffen naar boven te halen, en die door te geven aan de ranken, zo is van alles wat Jezus zegt en doet, God, zijn Vader, de diepste grond. En zoals de ranken en de druiven aan de wijnstok de levenssappen onttrekken, zo ontlenen wij aan Hem onze levenskracht, onze levenswijsheid, onze levensvoleinding. Pas door een proces van snoeien en groeien komen wij tot bloeien. Door jaar in jaar uit trouw te blijven aan de leer en de weg van Jezus gaan wij vruchten dragen die God aangenaam zijn en die ook bijdragen aan het welzijn van de medemensen. Uit de ervaring van het Joodse volk weet Jezus dat wijnstokken lang niet altijd goede vruchten dragen.  Het is een verhaal van ontrouw en afval, van een slechte opbrengst door slechte pachters. Daarom spreekt Hij over zichzelf niet zo maar als over een wijnstok maar als over de ware wijnstok. Waar betekent hier in bijbelse zin: betrouwbaar, een wijnstok die de vruchten opbrengt die van hem verwacht wordt. In Hem wordt de verbondenheid met God beleefd en bewaarheid.  Hij staat geworteld in goede grond, in God zelf. En als wij op Jezus geënt zijn en met Hem verbonden blijven, stromen zijn levenssappen in ons uit, zijn levensgeest, zijn Geest die ons bezielt, in leven houdt en ons zekerheid geeft dat wij thuis horen bij God. Ik wil besluiten met een strofe uit een 17e-eeuws kerklied:
Gij zijt de wijnstok van het leven,
in duizend ranken uitgebreid,
het leven, ons in U gegeven,
draagt goede vruchten op zijn tijd.
Laat ons uw ranken zijn voorgoed,
doorstroom ons met uw hartebloed.
(uit: Liedboek voor de Kerken, gezang 75, strofe 11)
Amen.

Dr. Alfons Jaakke, pr.