zaterdag 23 mei 2015

Overweging bij Hoogfeest van Pinksteren

Hoogfeest van Pinksteren

Handelingen van de apostelen 2, 1-11
1 Korintiërs 12,3-13
Johannes 20,19-23

De genade van de Heer Jezus, de liefde van God en de eenheid met de heilige Geest zij met u allen. 
Het is de vijftigste dag na Pasen, het feest van de Geest, het feest van het hemelse vuur en de goddelijke levensadem. 
Na het zingen van het Intredelied: ‘Kom, Schepper Geest, daal tot ons neer,’ na de ontroerende hymne ‘Kom, o Geest des Heren, kom’ en na het beluisteren van de drie lezingen uit het Nieuwe Testament met Psalm 104 als tussenzang, na dat alles past ons eigenlijk een eerbiedig stilzwijgen! Wat zou ik als celebrant nog moeten toevoegen aan deze devote, diepzinnige en bijna mystieke teksten? Wat voor uitleg behoeven nog de riten en symbolen die teruggaan op oerbijbelse gegevens zoals water en licht, brood en wijn, olie en zout, handoplegging met zegening en zalving, de duif, de vis en het lam? Teksten en tekens zijn door eeuwenlang kerkelijk gebruik geijkt en geheiligd. Ze brengen geloofsgeheimen onder woorden  die onuitsprekelijk zijn, ze geven klank en vorm aan het mysterie van Gods onpeilbare en onzegbare liefde. Wat zou iemand die geroepen is om bedienaar en beheerder te zijn van Gods geheimen, zoals Paulus het zo mooi zegt (1 Korintiërs 4,1), wat zou ik dus nog anders moeten of zelfs anders kunnen dan alleen mijn hand op de mond te leggen zoals eens Job die tegenover de ontzagwekkende God in diep stilzwijgen verzonk? (Job 40,3-5).  Of zoals de psalmdichter die zei: “Ik moet mij inhouden, mijn tong voor zonde behoeden, mijn mond met een muilband bedwingen” (psalm 39,2). Maar gaat hij door: “Ik zei dan ook niets, geen woord, ik zweeg. Toch vond ik geen verlichting, ik voelde steeds heviger pijn. Het brandde in mijn binnenste, bij mijn zuchten laaide een vuur op en mijn tong begon te spreken”(39,3-4). En de profeet Jesaja roept uit: “Om Sions wil kan ik niet zwijgen” (Jesaja 62,1). Nee, vandaag kunnen wij niet zwijgen, want de Geest neemt bezit van allen die in Jeruzalem in het huis bijeen zijn. Zijn vuur maakt hun tongen los en doet hen spreken van Gods grote daden. 
De Geest van God omspant de gehele bijbel. De H. Schrift opent reeds aan het begin met de zinsnede dat Gods Geest over de oerwateren streek, om al wat woest en doods was te bezielen met zijn levensadem (Genesis 1,2). Evenzo besluit de ziener Johannes de bijbel met de woorden: ‘‘De Geest en de bruid zeggen: Kom, laat wie dorst heeft komen! Laat wie dat wil vrijelijk drinken van het water dat leven geeft!’’ (Openbaring 22,17). En tussen dit begin en dit einde staan de meest mooie uitspraken over Gods Geest. Wenste Mozes niet dat God zijn Geest over heel het volk zou uitstorten? (Numeri 11,29). Rechters en profeten werden door Gods Geest aangeraakt om hun taak op bezielde wijze te vervullen. En de profeet Joël voorspelt dat er een dag zal komen dat God zijn Geest uitstort over alle zonen en dochters van Israël (Joël 3,1-2). De evangelist Lucas die ook de schrijver is van het boek Handelingen, laat in de synagoge van Nazaret aan Jezus de boekrol van de profeet Jesaja overhandigen waaruit hij hardop voorleest: ‘‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd en mij gezonden om aan armen het goede nieuws te brengen” (Lucas 4,16-18). En tenslotte  wil ik de geladen tekst uit het evangelie van Johannes noemen: “Op de laatste dag van het feest stond Jezus in de tempel, en hij riep: ‘Laat wie dorst heeft, bij mij komen en drinken! Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft.’’’ En Johannes vervolgt: ‘‘Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden, zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods glorie verheven’’ (Johannes 7,37-39).
Op het paasfeest waren de Israëlieten bijeen om de bevrijding uit Egypte te gedenken, de dag dat God zijn volk uit de dood had doen opstaan en als zijn bruid had aangenomen. Vandaar dat op het pesachfeest tot op de dag van vandaag het Hooglied wordt gelezen. Vijftig dagen later stonden zij aan de voet van de Sinai, waar God met hen een eeuwig verbond sloot en hun de Tora gaf uit handen van Mozes. In het boek Exodus lezen we dan ook dat het volk getuige was van de donderslagen en lichtflitsen, van de rook die uit de berg opsteeg, en van de donkere wolk, het teken van Gods aanwezigheid. In het verhaal van het boek Handelingen herkennen we al deze elementen in de samenkomst van de moeder des Heren en de leerlingen. Het college van de Twaalf is aangevuld om de heelheid van de 12 stammen van Israël te symboliseren. Vanaf de Hemelvaart van de Heer zijn ze als in een novene negen dagen bijeen in gebed en bezinning om zich voor te bereiden op de Belofte die op het Wekenfeest, het feest van de Oogst, als een gave vanuit de hemel op hen zou neerdalen. Nu Jezus terug is in de heerlijkheid die hij vóór alle eeuwen bij zijn Vader had, kan hij zijn belofte waar maken, de belofte van de Geest die hem en zijn Vader tot eenheid verbindt. Hij laat de Geest over hen en op ons neerdalen als een duif van vrede die onze verdeeldheid overstijgt, als een frisse wind die onze benauwde en benarde harten openwaait, als een laaiend vuur dat onze lauwheid weer opstookt, als een warm waterbad dat ons gewond bestaan heelt en dragelijk maakt. Aldus is Pinksteren de kostelijke vrucht van Pasen, een waarachtig oogstfeest.
Zoals wij hier bijeen zijn, zusters en broeders, is het geen congres van partijgangers, maar het samengaan van mannen en vrouwen uit alle windrichtingen, die zich verenigen tot één groot koor dat zingend in eigen taal God prijst om zijn heilige Naam en zijn grote daden. De angst om naar buiten te treden is verkeerd in moed om te getuigen, het bange stilzwijgen heeft plaats gemaakt om vrijmoedig te spreken. Want door de vergeving die Jezus brengt, is onze band met God hersteld en zal de verdeeldheid die ons vanaf de torenbouw van Babel van elkaar scheidt, wijken voor eenheid en voor de overtuiging dat wij allen kinderen van dezelfde God zijn. Dat is de vrede die Jezus hier onder ons aanwezig u en mij toewenst. Amen.

Dr. Alfons Jaakke, pr.