John Henry Newman [1801-1890]
Gebed (4e en laatste gebed) tot de Heilige Geest:
"O, geef mij die genade! Zij is mijn leven"
Mijn God, ik aanbid U als de derde Persoon van de hoogheilige Drievuldigheid, die genoemd en aangeduid wordt als de Liefde. Gij zijt die levende liefde waarmee de Vader en de Zoon elkaar liefhebben. Gij zijt ook de Bewerker van de bovennatuurlijke liefde in ons hart. – Fons vivus, ignis, caritas. Als vuur kwam U op Pinksterdag van de hemel neer: en als vuur brandt Gij het vuil van de zonde en ijdelheid uit de harten weg, en ontsteekt Gij daarin de zuivere vlam van godsvrucht en liefde. Gij zijt het die hemel en aarde verenigt door ons de glorie en de schoonheid van de goddelijke Natuur te tonen, en ons te doen beminnen wat reeds in zich zo aantrekkelijk en verrukkelijk is. Ik aanbid U, om ongeschapen en eeuwig vuur waardoor onze ziel leeft en dat het enige is, dat onze ziel geschikt maakt voor de hemel.
God, heilige Geest, ik erken U als de Gever van die grote genade, die alleen in staat is ons te redden: de bovennatuurlijke liefde. Van nature is de mens blind en ongevoelig voor alle geestelijke zaken; hoe moet hij dan de hemel bereiken? Dat gebeurt door de vlam van Uw genade, die hem verteert teneinde hem te herscheppen en geschikte te maken om datgene te genieten waarin hij zonder U geen smaak zou vinden. Gij zijt het, almachtige Geest, die altijd geweest zijt en nog zijt de sterkte, de vitaliteit en het uithoudingsvermogen van de martelaar te midden van zijn folteringen. Gij zijt de stem van de belijder in zijn voortdurende, langdurige en vernederende bezigheden. Gij zijt het vuur waardoor de geloofsverkondiger zonder aan zichzelf te denken zielen wint in zijn missie-arbeid. Door U staan wij op uit de dood der zonde, en verwisselen wij de afgoderij van het schepsel met de zuivere liefde voor de Schepper. Door U verwekken wij oefeningen van geloof, hoop, liefde en berouw. Door U leven wij in een aardse atmosfeer zonder haar besmetting te ondergaan. Door U zijn wij in staat ons aan onze geestelijke bediening te wijden en de daaraan verbonden ontzagwekkende verplichtingen te volbrengen.
Door het vuur dat Gij in ons hebt ontstoken, bidden wij, mediteren wij, doen wij boete. Zoals ons lichaam niet zou kunnen leven als de zon was uitgedoofd, zo kan onze ziel het niet als Gij afwezig zijt.
Mijn allerheiligste en heiligmakende Heer, al wat er goeds in mij is komt vaqn U. Zonder U zou ik van jaar tot jaar steeds slechter worden. Indien ik ook maar enigszins van de wereld verschil, dan is het omdat Gij mij uit de wereld gekozen hebt en de liefde Gods in mijn hart hebt ontstoken. Indien ik van heilige verschil dan is het omdat ik niet dringend genoeg vraag om Uw genade, en om voldoende genade, en omdat ik niet ijverig genoeg gebruik maak van wat Gij mij gegeven hebt. Vermeerder in mij deze genade van liefde niettegenstaande mijn onwaardigheid. Zij is kostbaarder dan wat ook in de wereld. Ik neemt het aan liever dan alles wat de wereld mij geven kan. O, geef mij die genade! Zij is mijn leven.
Gebed (4e en laatste gebed) tot de Heilige Geest:
"O, geef mij die genade! Zij is mijn leven"
Mijn God, ik aanbid U als de derde Persoon van de hoogheilige Drievuldigheid, die genoemd en aangeduid wordt als de Liefde. Gij zijt die levende liefde waarmee de Vader en de Zoon elkaar liefhebben. Gij zijt ook de Bewerker van de bovennatuurlijke liefde in ons hart. – Fons vivus, ignis, caritas. Als vuur kwam U op Pinksterdag van de hemel neer: en als vuur brandt Gij het vuil van de zonde en ijdelheid uit de harten weg, en ontsteekt Gij daarin de zuivere vlam van godsvrucht en liefde. Gij zijt het die hemel en aarde verenigt door ons de glorie en de schoonheid van de goddelijke Natuur te tonen, en ons te doen beminnen wat reeds in zich zo aantrekkelijk en verrukkelijk is. Ik aanbid U, om ongeschapen en eeuwig vuur waardoor onze ziel leeft en dat het enige is, dat onze ziel geschikt maakt voor de hemel.
God, heilige Geest, ik erken U als de Gever van die grote genade, die alleen in staat is ons te redden: de bovennatuurlijke liefde. Van nature is de mens blind en ongevoelig voor alle geestelijke zaken; hoe moet hij dan de hemel bereiken? Dat gebeurt door de vlam van Uw genade, die hem verteert teneinde hem te herscheppen en geschikte te maken om datgene te genieten waarin hij zonder U geen smaak zou vinden. Gij zijt het, almachtige Geest, die altijd geweest zijt en nog zijt de sterkte, de vitaliteit en het uithoudingsvermogen van de martelaar te midden van zijn folteringen. Gij zijt de stem van de belijder in zijn voortdurende, langdurige en vernederende bezigheden. Gij zijt het vuur waardoor de geloofsverkondiger zonder aan zichzelf te denken zielen wint in zijn missie-arbeid. Door U staan wij op uit de dood der zonde, en verwisselen wij de afgoderij van het schepsel met de zuivere liefde voor de Schepper. Door U verwekken wij oefeningen van geloof, hoop, liefde en berouw. Door U leven wij in een aardse atmosfeer zonder haar besmetting te ondergaan. Door U zijn wij in staat ons aan onze geestelijke bediening te wijden en de daaraan verbonden ontzagwekkende verplichtingen te volbrengen.
Door het vuur dat Gij in ons hebt ontstoken, bidden wij, mediteren wij, doen wij boete. Zoals ons lichaam niet zou kunnen leven als de zon was uitgedoofd, zo kan onze ziel het niet als Gij afwezig zijt.
Mijn allerheiligste en heiligmakende Heer, al wat er goeds in mij is komt vaqn U. Zonder U zou ik van jaar tot jaar steeds slechter worden. Indien ik ook maar enigszins van de wereld verschil, dan is het omdat Gij mij uit de wereld gekozen hebt en de liefde Gods in mijn hart hebt ontstoken. Indien ik van heilige verschil dan is het omdat ik niet dringend genoeg vraag om Uw genade, en om voldoende genade, en omdat ik niet ijverig genoeg gebruik maak van wat Gij mij gegeven hebt. Vermeerder in mij deze genade van liefde niettegenstaande mijn onwaardigheid. Zij is kostbaarder dan wat ook in de wereld. Ik neemt het aan liever dan alles wat de wereld mij geven kan. O, geef mij die genade! Zij is mijn leven.