De H. Drieëenheid in de
beeldende kunst: De Genadestoel
“O
eeuwige Godheid, eeuwige Drie-eenheid, die door de eenheid met de goddelijke
natuur het bloed van uw eniggeboren Zoon zo’n grote waarde hebt geschonken!
Gij, eeuwige Drie-eenheid, zijt als een diepe zee: hoe meer ik hierin zoek, des
te meer vind ik. En hoe meer ik vind, des te meer dorst ik ernaar U te zoeken”
zegt de H. Catharina van Siena († 1380) in de ‘Dialogus de divina Providentia’ over het mysterie van de H.
Drie-eenheid dat voor de mens ondoorgrondelijk is.
In
de loop der eeuwen poogden kunstenaars de H. Drie-eenheid uit te beelden. Een
vanaf de Middeleeuwen zeer veelvuldig voorkomende uitbeelding is de zogenaamde “genadestoel”.
God de Vader als “oude van dagen” draagt de gestorven, of nog op Zijn kruis
lijdende Christus in Zijn schoot. Tussen de beide Goddelijke Personen of boven
het hoofd van de Vader zweeft de Heilige Geest in de gedaante van een duif,
zoals Hij eerder als een duif uit de hemel op Jezus neerdaalde bij Zijn doop
door Johannes in de Jordaan. Dit moment, waarbij een stem uit de hemel zei:
‘Deze is Mijn geliefde Zoon’, (Mt 3,
17) wordt in de christelijke traditie gezien als de eerste directe openbaring
van het mysterie van de goddelijke Drievuldigheid.
De
genadestoel, een illustratie van Fil 2, 6-11
[6]
Hij die de gestalte van God had, hield
zijn gelijkheid aan God niet vast, [7] maar
deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan
een mens. [8] En als mens verschenen,
heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het
kruis. [9] Daarom heeft God hem hoog
verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, [10] opdat in de naam van Jezus elke knie zich
zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, [11] en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus
is Heer,’ tot eer van God, de Vader.