zaterdag 2 mei 2015

Collectegebed Vijfde zondag van Pasen - ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwig leven


Collectegebed Vijfde zondag van Pasen

Deus, per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio,
fílios dilectionis tuæ benignus intende, 
ut in Christo credentibus
et vera tribuatur libertas, et hereditas æterna.


God, Gij hebt ons verlost en tot uw geliefde kinderen aangenomen.
Zie in uw goedheid naar allen die Gij als een vader bemint.
Geef hun die in Christus geloven de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwig leven.

Meer letterlijke vertaling
God, door wie zowel de verlossing tot ons komt en onze aanneming tot uw kind wordt verleend,
zie in uw goedheid neer op uw geliefde kinderen
zodat aan hen die in Christus geloven
zowel ware vrijheid als het eeuwige erfdeel worden geschonken.

L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n

Bovenstaand collectegebed is hetzelfde als de collecta van de 23e zondag door het jaar. De oratie kwam in voorafgaande edities van het Romeinse Missaal niet voor: de tekst gaat terug op het oude Sacramentarium Gregorianum (522; Hadr 93,4) 9e eeuw, en werd gevonden in een reeks oraties voor de Paastijd:

Deus, per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio,
respice in opera misericordiæ tuæ,
ut in Christo renatis et æterna tribuatur hereditas et vera libertas.


Bij de liturgiehervorming van Vaticanum II heeft de tekst met enige wijzigingen een plaats gekregen in het Romeinse Missaal, editio typica 1970.

In de editie 2002 van het Romeinse Missaal werd dit collectegebed vervangen door een oratie uit het Sacramentarium Bergomense (Ambrosiaanse traditie, Ms. Bibl. di S. Alessandro in Colonna in Bergamo) 9e eeuw. (1)

O p b o u w  e n  s t i j l
- Deus: de oratie opent met de aanspreekvorm Deus (vocatief). Het aanspreken van God Zelf benadrukt dat wij door God vrijgekocht en verlost zijn en dat Hij ons als kinderen heeft aangenomen.
- per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio / door wie zowel verlossing tot ons komt als aanneming tot kind wordt verleend. De relatieve bijzin bevestigt voorafgaande stelling door de vermelding van de grote heilsdaden van God nl. verlossing en aanneming als kinderen.
- Bemerk het mooie chiasme (2) redémptio venit...præstátur adóptio (onderwerp... werkwoord...werkwoord onderwerp op en ook in de afsluitende regel vera libértas...heréditas ætérna adjectief...substantief...substantief...adjectief). De hier gebezigde woordenschat lijken afkomstig te zijn uit patristieke bronnen voor dit gebed (b.v. in Hilarius van Poitiers, Tract. de Trinitate 6,4; Ambrosius van Milaan, Epist. 9.65,5).
- Het dubbele et...et benadrukt Gods overvloedige goedheid in zijn heilswerken. God blijft zijn gaven schenken.
- fílios dilectiónis tuæ benígnus inténde / zie in uw goedheid neer op uw geliefde kinderen:
dit is de bede, het verzoek, in het midden van de oratie.

De oorspronkelijke tekst uit het SG vraagt dat God in zijn goedheid moge neerzien op beide werken van zijn barmhartigheid (redemptio en adoptio), concreet: naar zijn geliefde kinderen als naar een nieuwe schepping (opera). Hier wilde het Missale Romanum van paus Paulus VI blijkbaar duidelijker spreken en verving ópera misericórdiæ tuæ door fílios dilectiónis tuæ : de kinderen van uw liefde.
Bij de kinderen die God uit liefde heeft verwekt denkt men aan 1 Joh 3,1: "Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Wij worden kinderen van God genoemd, en we zijn het ook".
- ut in Christo credéntibus / zodat aan hen die in Christus geloven 
Het voegwoord ut leidt de finale of doelaanwijzende slotzin in welke in de coniuntivus staat : ut.... et vera... tribuatur.. æterna. Deze finale bijzin bevat nog een betrekkelijke bijzin : in Christo credentibus.
Het geloof is noodzakelijk om als kinderen deel te krijgen aan de gemeenschap met de Vader, Zoon en H.Geest en is voorwaarde voor het ontvangen van het eeuwig leven.
(vgl. Katechismus van de Katholieke Kerk [KKK], nrs. 161,163).
De originele versie dacht als gebed in het Paasoctaaf wel bijzonder aan de pasgedoopten (renatis – waarbij voor de "opnieuw geborenen" om erfschap en vrijheid werd gebeden. In de collecta van de 5e zondag van Pasen heeft men deze verengde toepassing op de pasgedoopten (de opnieuw geborenen) vervangen en staat er credentibus, aan hen die in Christus geloven.
et vera tribuátur libértas, et heréditas ætérna / zowel ware vrijheid als het eeuwige erfdeel worden geschonken.

De oratie vraagt voor hen die geloven de ware vrijheid van de kinderen van God, de kinderen "van de vrije vrouw" die "Christus voor die vrijheid heeft bevrijd" (Gal 4,31; vgl. 5,1). Als tweede goed wordt gebeden om het eeuwige erfgoed (erfenis van het eeuwige leven, de zalige Godsaanschouwing en het delen in het trinitaire leven van Vader. Zoon en H.Geest). Libertas en hereditas staan in de nominatief in verbinding met de passieve werkwoordsvorm tribuatur. Zoals boven gezegd ook in de slotzin een mooi chiasme en opnieuw de versterking et...et.

Als we de Lewis & Short dictionnaire raadplegen begrijpen we wat deze oratie werkelijk zegt. Præsto (præstiti, præstatum) betekent in feite "staan voor of ervoor staan". Het werkwoord heeft echter een breed scala aan betekenissen, inclusief "vervullen, handhaven, verrichten, uitvoeren" en betekenissen daar omheen, hetgeen præsto enigszins verwarrend maakt. Souter, auteur van een ander Latijns woordenboek zegt dat præsto rond de tweede eeuw "lenen" betekende (zoals het Franse "prêter") en vanaf de vierde eeuw "aanbieden". Cassiodorus (3) en andere auteurs gebruiken præsto voor "helpen, bijstaan, geven, verlenen". A.Blaise suggereert het Franse "accorder" (toestaan) wanneer het God betreft.

Het begrip adoptio komt ook aan de orde bij de uitleg van de oratie van de 19e zondag door het jaar. Hereditas kan zijn "erfdom, erfgoed" of de erfenis zelf, het vaderlijk erfdeel.
Op grond van het feit dat wij in eenheid met Christus onze gemeenschappelijke menselijke natuur bezitten, werd de weg naar het goddelijk kindschap door de Vader in Christus voor ons geopend. Christus is van nature de Zoon van de Vader, wij zijn zonen en dochters door de genade. Onze aanneming door de genade is "volmaakt" (adoptio perfecta) omdat deze volkomen is. Perfecta komt van perfício, "tot een eind of conclusie brengen, afmaken, voltooien". Vanuit Gods gezichtspunt is onze adoptie volmaakt omdat Hij zijn merkteken op ons legt, speciaal in het Doopsel en Vormsel. Aangezien God niet door tijd is beperkt en er voor Hem geen onderscheid in verleden of toekomst bestaat, ziet Hij volmaakt de resultaten van ieder gave van aanneming. Vanuit ons gezichtspunt zal adoptie pas voltooid zijn wanneer wij Hem van aangezicht tot aangezicht zien. Vanwege het Doopsel is het stempel van de Vader in ons voor eeuwig verzegeld. De H.Geest brengt ons in deze wonderbaarlijke aanneming de Vader en de Zoon wanneer Hij zijn rechtmatige plaats in onze ziel inneemt, waardoor Hij de volmaakte gemeenschap, zelfs verwantschap schept in onze ziel.

Het collectegebed (en de oratie in het Getijdengebed) van vandaag is gebaseerd op de beeldspraak van adoptie in het Nieuwe Testament. Het vloeit eveneens voort uit de oude Romeinse wettelijke concepten van het vrijlaten van slaven en het adopteren van erfgenamen. Onze adoptie door God haalt ons uit de slavernij en geeft ons een nieuwe status als vrije leden van de Kerk en als zonen en dochters. Het Doopsel verleent deze vrijheid, lidmaatschap en adoptie. Zelfs natuurlijke kinderen van een vader in Rome hadden zijn erkenning nodig voordat zij met recht als zijn wettelijke kinderen en erfgenamen konden worden beschouwd. Adoptie kon dezelfde rechten en privileges verlenen. De Romeinse adoptio verwijderde een persoon uit de ene familie en plaatste hem in een andere, terwijl adrogatio de mensen niet wettelijk onder het gezag van een ouder in een familie plaatste doch onder het gezag van een paterfamilias (Griekse genitief), de meester van het huis. In het Latijn is een familia een huis en alles wat daartoe behoort: een familie-landgoed, een familiebezit.

De gedoopten zijn niet langer aan Satan onderworpen, maar vallen nu onder het nieuwe meesterschap van God. In Rome was er ook een vorm van Aadoptie@ door benoeming tot erfgenaam met het recht de naam aan te nemen van degene die het erfgoed vermaakte. Dit was echter geen complete adoptie in de volste zin: men werd erfgenaam van de naam en van het bezit van de vader zonder de andere volmachten van een paterfamilias totdat deze door de magistratuur waren bevestigd enz. Zelfs na het Doopsel kan onze status verdiept worden in het Vormsel. Vroegere slaven konden worden bevrijd, doch dat maakte hen nog niet tot Romeinse burgers met de grotere rechten. Door het Doopsel worden wij burgers van de hemel, leden van de (familie)-gemeenschap van de Kerk. Wij zijn niet enkel vrij, maar krijgen eveneens de kans op de eeuwige zaligheid. In het oude Rome kon een slaaf burger worden door bepaalde vormen van vrijlating (manumissio) uit de slavernij: door adoptie, door militaire dienst of op grond van een speciale concessie aan een gemeenschap of territorium. In zekere zin hebben wij dit alles ondergaan: door zijn hand (manus) op ons te leggen zijn wij bevrijd. We zijn tot zonen en dochters van een hemelse Vader gemaakt. Nu zijn we soldaten in de strijdende Kerk. Door het lidmaatschap van de gemeenschap van de Kerk, een heilig en priesterlijk Volk, krijgen we privileges en verplichtingen. God heeft ons als zijn eigen kinderen erkend met een volmaakte adoptie. Dit is ware vrijheid en waar erfschap, dat niets uitsluit en in zeker zin ons nog vrijgeviger en overvloediger geeft dan wij gehad zouden hebben voordat wij door zonde onder de heerschappij van de duivel vielen.

Het is een moeilijk te begrijpen mysterie: wij zijn reeds zonen en dochters in een volmaakt kindschap door adoptie, maar dat kindschap is nog niet compleet: het laatste essentiële onderdeel ontbreekt nog, en dat is volharding in geloof en gehoorzaamheid gedurende ons hele leven en hun bekrachtiging in de dood en het bijzonder oordeel. Door veel vallen en opstaan komen wij tot de volmaaktheid van de adoptie, waaraan wij nu nog op een onvolmaakte volmaakte wijze deelhebben.

Deze prachtige oratie in het voorjaar en verderop gedurende de Tijd door het jaar bevat vriendelijke aanmaningen ons te herinneren wie wij zijn, en daardoor aan wat wij te doen hebben. 
Christus heeft beide geopenbaard.

(1) Omnipotens sempiterne Deus,
semper in nobis paschale perfice sacramentum
ut, quos sacro baptismate dignatus es renovare,
sub tuae protectionis auxilio multos fructus afferant,
et ad aeternae vitae gaudia pervenire concedas.
Letterlijke vertaling in het Engels:
Almighty eternal God,
perfect in us always the paschal mystery,
so that those whom You deigned to renew by means of sacred baptism,
may under the aid of Your protection bear many fruits,
and that You will grant them to attain unto the joys of eternal life.
(2) Een chiasme of kruisstelling is een repetitio met omkering. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst om afwisseling te creëren.
(3) Flavius Magnus Aurelius Cassiodorus Senator (Scylaceum (Calabrië), ca. 484/490 ‑ klooster Vivarium bij Scylaceum, ca. 585), gewoonlijk bekend als Cassiodorus, was een Romeins staatsman (praefectus praetorio) en schrijver, tevens rechtsgeleerde en secretaris van Theodorik de Grote, koning van de Ostrogoten.Werken van zijn hand: Chronica. De orthographia. Expositio in psalterium. Complexiones in epistolis apostolorum et actibus eorum et apocalypse. Historia ecclesiastica tripartite. Historia Gothorum, overgeleverd als samenvatting in de Getica. Institutiones Divinarum et Saecularium Litterarum. Variae.