zaterdag 16 december 2017

Lezingen H. Mis derde zondag van de advent, jaar B

Eerste lezing (Jes. 61,1-2a.10-11)
Uit de Profeet Jesaja.
De geest van de Heer God rust op Mij;
Hij heeft Mij gezalfd
om aan de armen de blijde boodschap te brengen.
Hij heeft Mij gezonden
om te genezen allen wier hart gebroken is,
om de gevangenen vrijlating te melden,
aan wie opgesloten zijn vrijheid;
om aan te kondigen het genadejaar van de Heer.
Ik wil jubelen en juichen in de Heer.
Mijn ziel wil zich verheugen in mijn God,
want Hij heeft Mij bekleed met het kleed des heils
en Mij de mantel der gerechtigheid omgehangen,
als een bruidegom, die zich het hoofd feestelijk omhult
of als een bruid, die zich met haar sieraden tooit.
Want zoals de aarde haar vruchten voortbrengt
en zoals een tuin het zaad laat rijpen,
zo laat de Heer de gerechtigheid ontluiken
en zijn glorie voor het oog der volken.

Tweede lezing (1 Tess. 5,16-24)
Uit de eerste brief van de apostel Paulus aan de christenen van Tessalonica.
Broeders en zusters,
weest altijd blij.
Bidt zonder ophouden.
Dankt God voor alles.
Dit is wat God van u verlangt in Christus Jezus.
Blust de Geest niet uit:
kleineert de profetische gaven niet,
keurt alles, behoudt het goede.
Houdt u verre van alle soort van kwaad.
De God van de vrede,
Hij moge u heiligen, geheel en al.
Heel uw wezen: geest, ziel en lichaam,
moge ongerept bewaard
zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus.
Die u roept is getrouw:
Hij zal zijn woord gestand doen.

Evangelie (Joh. 1,6-8.19-28)
Er trad een mens op, een gezondene van God;
zijn naam was Johannes.
Deze kwam tot getuigenis,
om te getuigen van het Licht,
opdat allen door hem tot geloof zouden komen.
Niet hij was het Licht,
maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes,
toen de Joden uit Jeruzalem
priesters en levieten naar hem toezonden
om hem te vragen:
“Wie zijt gij?”
Daarop verklaarde hij
zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid:
“Ik ben de Messias niet.”
Zij vroegen hem:
“Wat dan?
Zijt gij Elia?”
Hij zei:
“Dat ben ik niet.”
“Zijt gij profeet?”
Hij antwoordde:
“Neen.”
Toen zeiden zij hem:
“Wie zijt gij dan?
Wij moeten toch een antwoord geven
aan degenen, die ons gestuurd hebben.
Wat zegt gij over uzelf?”
Hij sprak:
“Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt,
de stem van iemand, die roept in de woestijn:
Maak de weg recht voor de Heer!”
De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën.
Zij vroegen hem:
“Wat doopt gij dan
als gij de Messias niet zijt,
noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde hun:
“Ik doop met water,
maar onder u staat Hij, die gij niet kent,
Hij die na mij komt,
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.”
Dit gebeurde te Betanië,
aan de overkant van de Jordaan
waar Johannes aan het dopen was.