zaterdag 30 december 2017

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Die 30 decembris De die VI infra octavam Nativitatis Ad Officium lectionis St Hippolytus Verbum caro factum deificat nos




Lectio altera
Ex Tractátu sancti Hippólyti presbýteri De refutatióne ómnium hæresum
(Cap. 10, 33-34: PG 16, 3452-3453)

Tweede lezing
Uit het tractaat “De weerlegging van alle ketterijen” van de H. Hippolytus, priester
Het vlees-geworden Woord vergoddelijkt ons
Ons geloof steunt niet op ijdele woorden; ook laten wij ons niet meeslepen door plotselinge opwellingen van het hart of worden we betoverd door het gevlei van zoete woorden, maar we kunnen geen geloof weigeren aan woorden met goddelijke kracht.
En deze gaf God mee aan zijn Woord; het Woord sprak ze uit, daardoor de mens terugbrengend van zijn ongehoorzaamheid, hem niet met geweld tot slavernij brengend, maar door hem te roepen tot vrijheid en in een vrije beslissing.
De Vader zond dit Woord op het einde der tijden. Hij wilde niet langer spreken door een profeet, noch wilde Hij dat hetgeen hij bedekt meedeelde maar vaag begrepen zou worden, maar het was zijn plan dat zijn Woord zichtbaar zou verschijnen, opdat de wereld, door het Woord zelf te zien, zou worden gered. Wij weten dat dit Woord uit de Maagd een lichaam heeft aangenomen en de oude mens door die nieuwe ontvangenis in zich heeft opgenomen. Wij weten dat dit (Woord) mens geworden is uit onze stoffelijkheid; want als deze niet uit diezelfde mensheid was voortgekomen, zou Hij on s tevergeefs bevolen hebben Hem als onze Meester na te volgen. Want als die mens toevallig van een andere substantie was, waarom beveelt Hij mij dan, die als zwakkeling geboren ben, Hem na te volgen, en hoe zou Hij dan goed en rechtvaardig zijn?
Om echter niet gehouden te worden voor iemand, die van ons verschilde, heeft Hij ook onze ellende op zich genomen: Hij wilde honger lijden en weigerde niet dorst te gevoelen ; Hij rustte uit in zijn slaap, wees het lijden niet af, gehoorzaamde aan de dood en deed ons zijn verrijzenis zien. In dit alles bood Hij zijn mensheid aan als een eerstelingen-offer opdat gij in uw lijden de moed niet zoudt verliezen, maar, uzelf ook voor een mens houdend, eveneens zoudt mogen verwachten wat God aan Hem schonk. 
Als ge de ware God hebt leren kennen, zult ge tegelijk met een ziel ook een onsterfelijk en onbederfelijk lichaam hebben en het Rijk der hemelen verwerven, gij, die op aarde hebt verbleven en uw hemelse Koning hebt leren kennen; want ge zult erfgenaam zijn van God en medeerfgenaam van Christus, niet meer verstrikt in begeerlijkheden, of hartstochten of neerliggend in ziekten, omdat ge vergoddelijkt zijt.
Wat voor ellenden ge ook gedragen hebt als mens, God liet ze over u komen omdat ge mens waart; maar al wat God eigen is, belooft Hij ook u te schenken, omdat ge vergoddelijkt zijt en onsterfelijk. Daarom ken u zelf  en erken God als uw Schepper; want kennen en gekend worden komt hem toe, die door God is geroepen.

Wil daarom geen onderlinge strijd voeren en aarzelt niet u terug te trekken. Want Christus is God over alles, die besloot de zonden van de mensen af te wassen, de oude mens nieuw makend, nadat Hij van den beginne af hem zijn beeld noemde en in dat beeld zijn liefde toonde, die Hij jegens u heeft. Als ge zijn ernstige geboden onderhoudt en een goede navolgers van de goede zijt geworden, zult ge aan Hem gelijk zijn en door Hem geërd. Want God is niet arm, die ook u vergoddelijkt heeft tot zijn eigen glorie.