Waarom het burgerlijk jaar op 1 januari begint weet
waarschijnlijk niemand, maar (hopelijk) wel waarom het kerkelijk jaar met
Kerstmis (om precies te zijn: met aanloop daar naar toe - de Advent) begint.
Met Jezus’ geboorte (komst) in deze wereld heeft God immers een nieuw begin
gemaakt. Dat heeft men (pas een paar honderd jaar) later goed begrepen door
(terugrekenend) met Jezus’ geboorte (komst) een nieuw jaartelling te beginnen,
resp. onze geschiedenis in te delen in de periode vóór en na Christus. Dat men
daarbij (achteraf bezien) een paar telfoutjes heeft gemaakt mag de pret niet
drukken. Het gaat om de betekenis van Gods menswording voor onze wereld én voor
ons eigen leven.
Dat nieuwe leven met Jezus is voor ons persoonlijk begonnen
bij ons doopsel. Toen zijn we door onze (peet-)ouders op Jezus’ spoor gezet en
het is vooral sinds onze (eerste) heilige communie en het vormsel dat ons leven
nog meer spoort met Jezus’ levensweg. Al was het maar omdat we daarin ook en
vooral zelf een rol hebben te vervullen. Leven in het voetspoor van Jezus. Dat
klinkt gemakkelijker als dat het is. Want wat men tegenwoordig onder ‘christelijk’
(als fatsoensnorm) verstaat, valt niet altijd samen met datgene waartoe Jezus ons,
zijn volgelingen (nog altijd) uitnodigt. Dat is soms zo radicaal dat wij dat
tegenwoordig al gauw als fundamentalistisch bestempelen. Extremen, uitersten
zijn nooit goed, toch?
Of
Jezus dat ook zo ziet is een vraag. In ieder geval durft Jezus meer van ons te
vragen dan het algemeen gebruikelijke. “Als
uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft”,
zo zei Hij bijvoorbeeld, “zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der
hemelen” (Mt.5,20). Of in gewoon Nederlands: “Mag het misschien een onsje
meer zijn?”
Dat
we onze liefde voor God en de naaste niet beperken tot het minimum, maar maximaal
rendement te laten dragen, dat is het wat Jezus van ons vraagt, durft vragen.
Want zelf is Hij ons daarin voorgegaan, niet alleen in zijn zelfgave aan het
kruis, maar ook in zijn menswording als geheel. “Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen
vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en
het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als
mens verschenen heeft Hij zich vernederd, Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot
de dood aan een kruis” (Fil.2,6-8). Wat dat betreft liggen kribbe en kruis ook
niet ver uit elkaar. Minder ver dan misschien menigeen denkt. Zelfs de oude
tekstdichters merkten dat verband al gauw op: “’t (pasgeboren Kindeke) kwam op
de aarde en ’t had er geen huis, ’t kwam op de aarde en ’t droeg al zijn kruis”.
Kerstmis is dan ook alles behalve een zoetsappig
feest om even bij weg te zwijmelen, zoals het meisje uit het bekende sprookje
van Andersen, dat zich bij het aansteken van een zwavelstokje even in een
andere wereld waande. Het is juist de kunst (of is het een gave?) de soms harde
werkelijkheid van het leven in het licht te zien van wat we met Kerstmis
eigenlijk vieren: dat God niet alleen mens-zijn wilde delen, maar ook het
lijden en kruis dat daar onlosmakelijk mee is verbonden. Juist daarin en daardoor wees Hij ons een weg
ten leven, de weg namelijk die ook ons door lijden en kruis brengt tot
verrijzenis en nieuw leven. Zalig Kerstmis!
Jos. L’Ortye, pastoor