Homilie van de
zeereerwaarde heer P. Pierik
In Nativitate
Domini 2017 in nocte
Ik
sta voor de deur en Ik klop…
Er was voor hen
geen plaats in de herberg. Zo horen wij vandaag in het evangelie. Je leest er
zo gemakkelijk overheen. “Terwijl zij in Bethlehem verbleven, brak het uur aan
waarop zij moeder zou worden; zij bracht een zoon ter wereld, haar
eerstgeborenen. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe,
omdat er voor hen geen plaats was in de herberg”.
Voor wie maken wij
deze kerst plaats? Zijn het familieleden of vrienden; blijft U misschien alleen
en wilt U liever voor niemand plaats maken? Plaats maken, ruimte geven aan
mensen, dat zijn dingen die met ons hart te maken hebben. Je bent van harte uitgenodigd. Hartelijk
welkom.
Al jaren lang
spreek ik met de kinderen in de Advent over het volgende zinnetje: “Ik sta voor
de deur en ik klop. Als iemand voor Mij de deur opent, zal Ik bij hem
binnentreden. Ik zal maaltijd met hem of haar houden en hij of zij met Mij”.
“Een Kind is ons
geboren” en ook: “Dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren Kind
vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe”. Het lijkt wel of God zich verstopt bij zijn
ingrijpen in onze wereld. Een klein Kind. En toch is het groots. Paulus
omschrijft dat ingrijpen als volgt: “De genade van God, bron van alle heil voor
alle mensen is op aarde verschenen”.
Had dat
verschijnen niet een beetje indrukwekkender kunnen zijn. Herodes verwachtte in
de Christus een geweldenaar, en daarmee een gevaar voor zijn eigen koningschap.
En zou een figuur zoals Gladiator in de
beroemde film over dit soort helden niet veel meer indruk gemaakt hebben?
“Ik sta voor de
deur en Ik klop”. Jezus klopt zachtjes, en waarom: Gods ingrijpen heeft de liefde als
uitgangspunt. Daarover zegt Paulus: “De goedheid en mensenliefde van God is op
aarde verschenen.” Welnu, de liefde dringt zich niet op. Diezelfde Paulus
omschrijft de goddelijke liefde als volgt: “De liefde praalt niet, zij beeldt
zich niets in, zij verdraagt alles”. Dat zijn mooie woorden. Maar weten wij
ook, hoe wij met die liefde, die God is, moeten omgaan?
Als God zich
aandient als bron van liefde, hoor ik Hem dan? De liefde dringt zich nu eenmaal
niet op. Kijken we naar de mensen die in de eerste kerstnacht het Kind van God
ontdekten; zij leefden allemaal in de stilte. En wie in de stilte durft leven,
vangt iets op. Wie stil durft te zijn, kan naar anderen luisteren. Hebt U
iemand in Uw leven die echt naar U luistert? Iemand die opneemt wat U zegt, die
zich probeert eigen te maken wat U bezig houdt! Lang niet iedereen weet te
luisteren. Wij zijn vaak zo druk met onszelf, dat de nood van anderen ons
totaal ontgaat.
Dat Jezus die
nacht in de kribbe eindigt en niet in een kinderbed, heeft alles te maken met
het feit, dat mensen zich niet de moeite nemen om stil te staan bij de nood van
anderen. Het begint al met de keizer. Zijn volkstelling heeft het leven van
heel wat gezinnen totaal ontregeld. Of de keizer daarvan enig besef had?
En wat dacht u van
de mensen in Bethlehem. Zagen zij de nood van Maria en Jozef niet? Was er een Ferrari gestopt, dan had menige
herberg zeker nog wel een plaatsje gevonden. Maar de liefde prijst zich niet
aan zoals een Ferrari. Zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. Zij verdraagt
alles. Of zoals wederom Paulus zegt in een van zijn brieven: “Hij heeft
zichzelf voor ons gegeven”.
Het zijn de
herders die als eersten het Kind van God gewaar worden. En waarom? Zij zijn
stil. Waarschijnlijk uit armoede. Zij zaten in het open veld en bewaakten de
kudden. Een walkman of iPod kende men toen nog niet.
Wie stil durft te
zijn, ontwikkelt een open oor voor alles wat Hem omringt. Maria bewaarde al de
woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf. Welke zijn dan die woorden:
“Heden is U een Redder geboren. De genade van God, bron van heil voor alle
mensen is verschenen”.
“Ik sta voor de deur en Ik klop”. Ik wens
ons allen een heel gezellig kerstfeest, lekker eten en geslaagde cadeaus. Ik
wens ons toe veel gezelligheid te midden van familie en vrienden.
Als priester wens
ik ons allen echter ook tijden van stilte toe. Om te luisteren naar de noden
van anderen.
In feite kloppen
Maria en Jozef deze nacht bij ons aan. Zij zijn wederom in nood. Heb ik ruimte
voor het Kind van God? Mag de herberg van mijn leven Jezus er voor behoeden om
wederom in een kribbe te belanden?
Zo straks bij de
Communie is het dan zo ver. Hij zal bij mij aankloppen. Zachtjes om mij vrij te
laten. De liefde dringt zich nu eenmaal niet op. Maar mocht ik Hem binnenlaten
en vervolgens in stilte bij Hem verblijven, dan zullen de woorden van de engel
vlees en bloed worden in mijn leven: Heden is u een Redder geboren die uit
liefde voor jou zich zal overleveren.