Advent is een werkelijkheid, ook voor de Kerk. God heeft de geschiedenis niet ingedeeld in een lichte en donkere helft. Hij heeft ook de mensen niet zodanig ingedeeld dat Hij sommigen heeft verlost en anderen heeft vergeten. Er bestaat slechts één enkele ondeelbare geschiedenis die volledig getekend is door de zwakheid en erbarmelijkheid van de mens en die geheel en al staat onder de medelijdende liefde van God, die deze geschiedenis voortdurend omvat en draagt. Onze eeuw nodigt ons uit de waarheid van de Advent op geheel nieuwe wijze te leren: de waarheid namelijk, dat het reeds altijd Advent was maar ook steeds nog Advent is. Dat heel de mensheid uniek is voor het aanschijn van God. Dat heel de mensheid zich in het duister bevindt maar ook beschenen wordt door het licht van God. Als het echter zo is dat het reeds altijd Advent was en nog altijd is, betekent dit ook dat voor geen enkele periode van de geschiedenis God als het ware slechts verleden tijd zou zijn, die reeds achter ons ligt en waarin reeds alles is gedaan. Maar God is voor ons allen de oorsprong, uit wie wij voortkomen, maar ook steeds de toekomst die wij tegemoet gaan. Verder betekent dit dat God voor ons allen op geen enkele andere wijze te vinden is dan dat wij Hem tegemoet gaan als de Komende, die verwacht en verlangt dat wij opbreken. Men kan God beslist niet anders vinden dan in deze exodus, in dit vertrekken uit de behaaglijkheid van het heden naar de verborgenheid van de komende heiligheid van God.
Vertaling in het Nederlands uit: Joseph Kardinal Ratzinger, Vom Sinn des Christseins, p. 30 e.v. opgenomen in Mitarbeiter der Wahrheit. Gedanken für jeden Tag (van dezelfde auteur). Pfeiffer, München 1979, p. 364.