Lectio
altera
Ex Tractátu sancti Hippólyti presbýteri
Contra hæresim Noéti
(Cap. 9-12: PG 10,
815-819)
Twede lazing
Uit de verhandeling van de heilige priester Hippolytus
(† ca. 235) tegen de ketterij van Noëtus
De openbaring
van het verborgen geheim
Er
is één God die wij niet anders leren kennen dan uit de heilige Schrift. Welnu,
alles wat de Schrift verkondigt, willen wij onder ogen zien en alles wat zij onderwijst,
willen wij leren kennen. Zoals de Vader wil dat wij in Hem geloven, willen wij
ook in Hem geloven. Zoals Hij wil dat wij zijn Zoon prijzen, willen wij Hem ook
prijzen. Zoals Hij de heilige Geest wil geven, willen wij Hem ook ontvangen.
Niet naar eigen goeddunken, niet op grond van onze eigen opvatting. Dan zouden
wij Gods gave geweld aandoen. Zoals God zelf door de heilige Schrift wil
onderrichten, zo willen wij ook de zaken bekijken.
Toen
God alleen was en er niets samen met Hem bestond, wilde Hij de wereld scheppen.
Hij schiep in gedachte, woord en wil de wereld. En ze was er onmiddellijk,
geworden zoals God het wilde; en zoals Hij het wilde, heeft Hij ze tot stand
gebracht. Het is voor ons voldoende slechts te weten dat er niets tegelijk met
God was. Er was niets behalve Hem; Hij was in zijn eenheid tevens veelvuldig.
God was niet zonder rede, niet zonder wijsheid, niet zonder macht en niet
zonder wil. Alles was in Hem, Hij was het Al. Wanneer Hij wilde en zoals Hij
wilde, heeft God, op de door Hem vastgestelde tijd van het heil, zijn Woord
geopenbaard waardoor Hij alles gemaakt heeft.
God
droeg het Woord in zich en maakte het zichtbaar - ofschoon het onzichtbaar was
voor de geschapen wereld - doordat Hij het bij de schepping voor het eerst heeft
uitgesproken. Hij maakte licht uit licht en schonk aan zijn schepping haar Heer
en dus haar eigen diepste betekenis. Die eigen betekenis, die eerder alleen
voor Hemzelf zichtbaar was maar niet voor de wereld, maakte Hij zichtbaar,
opdat door het verschijnen ervan de wereld kon zien en gered kon worden.
Dat
nu is de bedoeling van God dat het Woord bij zijn komst in de wereld
geopenbaard is als de Zoon van God. Welnu, alles is door Hem (vgl. Joh. 1,
3), Hij echter komt alleen voort uit de Vader.
De
éne God gaf de wet en de profeten. En door deze gave liet Hij hen spreken in de
heilige Geest, opdat zij zijn besluiten en wil zouden verkondigen vanuit de
inspiratie van de vaderlijke macht.
Zo dus heeft het Woord zich geopenbaard, zoals de
heilige Johannes zegt, kernachtig uitdrukkend wat door de profeten gezegd is.
Hij toont namelijk aan dat door dit profetisch Woord
alles geworden is. Dat drukt hij toch uit met de woorden: ‘In het begin was het
Woord en het Woord was bij God en het Woord was God... Alles is door Hem
geworden en zonder Hem is niets geworden...’ (Joh. 1, 1-3). En even
verder zegt hij: ‘De wereld was door Hem geworden, en toch erkende de wereld
Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet’ (Joh.
1, 10-11)...