zaterdag 30 september 2017

Gospel at Mass 26th Sunday in Ordinary Time

Matthew 21:28-32

Jesus said to the chief priests and elders of the people, ‘What is your opinion? A man had two sons. He went and said to the first, “My boy, you go and work in the vineyard today.” He answered, “I will not go,” but afterwards thought better of it and went. The man then went and said the same thing to the second who answered, “Certainly, sir,” but did not go. Which of the two did the father’s will?’ ‘The first’ they said. Jesus said to them, ‘I tell you solemnly, tax collectors and prostitutes are making their way into the kingdom of God before you. For John came to you, a pattern of true righteousness, but you did not believe him, and yet the tax collectors and prostitutes did. Even after seeing that, you refused to think better of it and believe in him.’

Lezingen H. Mis 26e zondag door het jaar A

Eerste lezing (Ez. 18,25-28)
Uit de profeet Ezechiël.
Dit zegt de Heer:
“Gij beweert: De weg van de Heer is niet recht!
Huis van Israël, luister toch!
Zou het werkelijk míjn weg zijn, die niet recht is?
Zijn niet veeleer uw eigen wegen niet recht?
Als een rechtvaardige zich van zijn rechtvaardigheid afkeert
en kwaad gaat doen,
dan zal hij daaraan sterven,
sterven om het kwaad dat hij gedaan heeft.
En als de boosdoener
zich van zijn boze daden afkeert
en gaat handelen naar rechtschapenheid en deugd,
dan zal hij in leven blijven.
Als hij tot inzicht komt
en zich afkeert van zijn slechte daden,
dan blijft hij zeker leven,
dan zal hij niet sterven.”

Tweede lezing (Fil. 2,1-11)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi.
Broeders en zuster,
als vermaning in Christus en liefdevolle bemoediging
iets vermogen,
als gemeenschap van Geest,
als hartelijkheid en mededogen u iets zeggen,
maakt dan mijn vreugde volkomen
door uw eenheid van denken,
uw eenheid in de liefde,
uw saamhorigheid en eensgezindheid.
Geeft niet toe aan partijzucht en ijdelheid,
maar acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf.
Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen,
maar liever die van zijn naasten.
Die gezindheid moet onder u heersen
welke Christus Jezus bezielde:
Hij die bestond in goddelijke majesteit
heeft zich niet willen vastklampen
aan de gelijkheid met God.
Hij heeft zichzelf ontledigd
en het bestaan van een slaaf op zich genomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen
heeft Hij zich vernederd
door gehoorzaam te worden tot de dood,
tot de dood aan een kruis.
Daarom heeft God Hem hoog verheven
en Hem de Naam verleend,
die boven alle namen is.
Opdat bij het noemen van zijn Naam
zich iedere knie zou buigen
in de hemel, op aarde en onder de aarde,
en iedere tong zou belijden
tot eer van God, de Vader:
Jezus Christus is de Heer.

Evangelie (Mt. 21,28-32)
In die tijd zei Jezus
tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:
“Wat denkt ge van het volgende?
Een man had twee zonen.
Hij ging naar de eerste toe en zei:
Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard. Goed vader, antwoordde deze, maar hij deed het niet.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde.
Deze antwoordde: Neen, ik wil niet,
maar later kreeg hij spijt en ging toch.
Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?”
Zij antwoordden: “De laatste.”
Toen zei Jezus hun:
“Voorwaar, Ik zeg u:
de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.
Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid;
toch hebt gij hem geen geloof geschonken,
terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen
hem wel geloof schonken.
Maar zelfs, nadat ge dit had gezien,
zijt ge toch niet tot inkeer gekomen
en hebt ge hem geen geloof geschonken.”

Responsorie Lectio altera Lezingendienst H. Hieronymus - Qui custódit legem, fílius sápiens est

Responsorium   2 Tim 3, 16-17; Prov 28, 7a
R/. Omnis Scriptúra divínitus inspiráta est et útilis ad docéndum, ad erudiéndum in iustítia, * Ut perféctus sit homo Dei, ad omne opus bonum instrúctus.
V/. Qui custódit legem, fílius sápiens est. * Ut perféctus.

Responsorie Vgl. 2 Tim. 3, 16-17; Spr. 28, 7
Elk door God geïnspireerd geschrift dient om te onderrichten en om de mensen op te voeden tot een rechtschapen leven. Zo wordt men toegerust voor elk goed werk.
Wie de rechte leer bewaakt, is een verstandige mens.
Zo wordt men toegerust voor elk goed werk.

Responsory
℟. All scripture is inspired by God and can profitably be used for instruction and for teaching men to be holy.* This is how the man who is dedicated to God becomes fully equipped and ready for any good work.
℣. A discerning son is he who keeps the law.* This is how the man who is dedicated to God becomes fully equipped and ready for any good work.

vrijdag 29 september 2017

Liturgia Horarum 30 september H. Hieronymus Christus kennen door de H. Schrift

Uit het commentaar van de heilige priester Hiëronymus († 420) op de profeet Jesaja

De heilige Schrift niet kennen, is Christus niet kennen.

Ik geef wat ik schuldig ben, gehoorzaam aan de voorschriften van Christus, die zegt: ‘Onderzoekt de Schriften’ (Joh. 5, 39), en: ‘Zoekt en gij zult vinden’ (Mt. 7, 7) om niet het andere woord te horen: ‘Gij vergist u, omdat gij noch de Schrift noch Gods macht kent’ (Mt. 22, 29). Want als Christus volgens de apostel Paulus ‘Gods kracht en Gods wijsheid’ (1 Kor. 1, 24) is, zal ook hij die de heilige Schrift niet kent, Gods kracht en Gods wijsheid niet kennen. De heilige Schrift niet kennen, is Christus niet kennen.
Daarom zal ik de huisvader navolgen die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt (vgl. Mt. 13, 52); en ook de bruid die in het Hooglied zegt: ‘Jonge vruchten en oude: ik spaarde ze voor u, mijn beminde’ (Hoogl. 7, 14). En zo ga ik Jesaja uitleggen om hem niet alleen als profeet, maar ook als evangelist en apostel voor te stellen. Want hij zegt over zichzelf en de overige evangelisten: ‘Hoe welkom zijn de voeten van de vreugdeboden die de vrede komen melden en het goede nieuws brengen’ (Jes. 52, 7). En tot hem spreekt God als tot een apostel: ‘Wie zal Ik zenden en wie zal gaan in onze Naam?’ En hij antwoordde: ‘Hier ben ik, zend mij’ (Jes. 6, 8).
Men mene niet dat ik de onderwerpen van dit boek kort wil samenvatten, omdat dit gedeelte van de heilige Schrift alle mysteries van de Heer bevat. Hij wordt verkondigd als de Emmanuël, geboren uit de Maagd, als bewerker van schitterende daden en tekenen, als gestorven en begraven en verrezen uit de doden en als de Verlosser van alle volken. Wat zou ik hier gaan spreken over menselijke wetenschappen? Immers, al wat er in de heilige Schrift aan heiligs staat opgetekend, al wat de menselijke taal kan voortbrengen en wat het verstand kan bevatten, ligt in dit boek van de profeet opgesloten. Over de mysteries erin getuigt de schrijver zelf: ‘Elk visioen is voor u als de tekst van een verzegeld boek: geeft men het aan iemand die kan lezen met het verzoek: lees dit eens, dan zal hij zeggen: dat kan ik niet, het is verzegeld. Geeft men het aan iemand die niet kan lezen, met het verzoek: lees dit eens, dan zegt hij: ik kan niet lezen’ (Jes. 29, 11-12).
Als dit iemand niet veel zegt, laat hij dan eens luisteren naar dit andere woord van de apostel Paulus: ‘Wat de profeten betreft: twee of drie mogen het woord voeren en de overigen moeten het beoordelen. Wanneer een ander, die nog gezeten is, een openbaring krijgt, moet de eerste zwijgen’ (1 Kor. 14, 29 -30). Maar hoe kunnen zij zwijgen, daar het in de macht van de Geest ligt, die door de profeten spreekt, om ofwel te zwijgen ofwel te spreken? Want als zij begrepen wat zij zeiden, is alles vol wijsheid en verstand. Er kwam ook geen luchtstroom, door de stem bewogen, tot hun oren. Maar God sprak in de geest van zijn profeten, volgens hetgeen een andere profeet zegt: ‘De engel die in mij sprak’ (Zach. 1, 9), en: ‘Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden die roept: Abba, Vader!’ (Gal. 4, 6), en: ‘Ik zal luisteren naar hetgeen de Heer God in mij spreekt’ (Ps. 85 (84), 9 - LXX).

zondag 24 september 2017

Lezingenofficie 25e zondag door het jaar Liturgia Horarum




Sint Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit het Boek van de profeet Ezechiël 24, 15-27
Het leven van de profeet een teken voor het volk
De Heer richtte zich tot mij: ‘Door een plotselinge slag zal ik het liefste wat je hebt van je wegnemen. Je mag daar niet om rouwen of treuren, en je tranen niet laten vloeien. Klaag in stilte, rouw niet om de dode. Wikkel een tulband om en doe je sandalen aan; bedek je baard niet en eet niet van het brood dat de mensen je brengen.’ Die ochtend sprak ik nog tegen het volk, en ’s avonds stierf mijn vrouw. De volgende morgen deed ik wat mij was opgedragen. Het volk vroeg mij: ‘Wilt u ons uitleggen waarom u zich zo gedraagt, en wat dat voor ons betekent?’ Ik antwoordde: ‘De Heer heeft zich tot mij gericht. Hij droeg me op tegen het volk van Israël te zeggen: “Dit zegt God, de Heer: Ik ga mijn heiligdom ontwijden, de plaats waaraan jullie je trots en kracht ontlenen, jullie liefste bezit, de plaats waarnaar jullie hart verlangt. De zonen en dochters die jullie daar achtergelaten hebben, zullen vallen door het zwaard. Jullie zullen doen wat ik heb moeten doen: Jullie mogen je baard niet bedekken, en niet eten van het brood dat de mensen jullie brengen. Wikkel een tulband om en doe je sandalen aan, rouw niet en treur niet. Jullie schuld wordt jullie ondergang, en jullie zullen bij elkaar je leed klagen. Zo zal Ezechiël voor jullie een teken zijn: zoals hij heeft gedaan, zo moeten jullie doen. Als het onheil komt, zullen jullie beseffen dat ik God, de Heer, ben.” ‘Mensenkind, op de dag dat ik hun vesting – hun stralende vreugde, hun liefste bezit, hun hartsverlangen – van hen wegneem, en ook hun zonen en dochters, op die dag zal er een overlevende bij je komen om je dat te berichten. Op die dag zal je mond geopend worden, je zult weer kunnen spreken en niet langer stom zijn. Zo zul je voor het volk een teken zijn, en zij zullen weten dat ik de Heer ben.’

Tweede lezing

Preek over ‘De herders’ van de H. Augustinus, bisschop 8
(ontleend aan Ezechiël 34)

Over de zwakke christenen

Wat zwak is, zegt de Heer, hebt gij niet gesterkt. Hij spreekt hier tot de slechte herders , de valse herders, tot de herders, die hun eigen belangen zoeken, niet die van Jezus Christus, die zich verheugen in het goed van de melk en de wol, maar geen enkele zorg hebben voor de schapen zelf en die er slecht aan toe zijn niet sterken. Tussen een zwakke, dit is een niet-sterke – want de zwakke worden ook zieken genoemd – tussen zwakke en zieke, dit is met wie het slecht gesteld is, schijnt mij het volgende verschil te bestaan.
Wat wij nu trachten zo goed mogelijk van elkaar te onderscheiden, kunnen wij misschien nog beter bereiken door grotere zorg, en ook een ander zou dit kunnen doen, die meer ervaren is en rijker in de verlichting van de harten. Opdat gij intussen niet misleid wordt, wat de woorden van de Schrift betreft, zal ik u mijn mening zeggen. Voor de zwakke is het te vrezen, dat hem een beproeving overkomt, die hem knakt. Wie kwijnt is al ziek door een of andere begeerte en wordt daardoor verhinderd de weg naar God in te slaan en het juk van Christus op te nemen.
Let maar eens op die mensen, die de wil hebben goed te leven. Zij maken wel het voornemen goed te leven, maar blijken minder geschikt kwaad te verduren dan zij bereid waren goed te doen. Het behoort evenwel tot de standvastigheid van de christen niet alleen goed te doen, maar ook de beproeving te verdragen. Wie dus vurig schijnen in het doen van het goede, maar het dreigend leed niet kunnen of willen dragen, zijn zwakkelingen. En wie door een slechte neiging als minnaars van de wereld van de goede werken zelf worden afgehouden, die liggen kwijnend en ziek te neer, daar zij juist door die ziekte als het ware zonder enige kracht niets goeds kunnen verrichten.
Zo iemand is in mijn ziel als die lamme (in het Evangelie). Toen anderen hem niet naar de Heer konden binnendragen, opende zij het dak en lieten hem zo naar beneden. Dit is alsof gij in uw ziel het dak wilt openen en uw verlamde ziel voor de Heer wilt neerleggen, in al haar vermogens verlamd en niet in staat tot enig goed werk, bezwaard namelijk door haar zonden en kwijnend door de ziekte van haar begeerten. Als dan al die vermogens zijn verlamd en de verlamming inwendig is, moet  gij naar de geneesheer komen – misschien is die geneesheer verborgen en is hij inwendig aanwezig: dat ware verstaan licht in de Schrift verdekt opgesteld – en open het dak en leg de lamme neer om het verborgene bloot te leggen.
Gij hebt gehoord, wat ook zij moesten horen, die dit niet doen en verwaarlozen: Wat er slecht aan toe is, hebt gij niet gesterkt; en wat neergeslagen was, hebt gij niet verbonden: hierover hebben wij al gesproken. Hij was immers gebroken door de schrik voor de beproevingen. Maar daar komt iets bij, waardoor wat gebroken was wordt verbonden, namelijk deze troost: God is getrouw: Hij zal niet toelaten, dat gij boven uw krachten beproefd wordt, maar met de beproeving bepaalt Hij al het einde, zodat gij ze kunt doorstaan.
(Sermo 46. 13: CCL 41, 539-540)

vrijdag 22 september 2017

Mysterium fidei

Lezingen H. Mis 25e zondag door het jaar A

Eerste lezing (Jes. 55,6-9)
Uit de Profeet Jesaja.
Zoekt de Heer nu Hij zich laat vinden,
roept Hem aan nu Hij nabij is.
De ongerechtige moet zijn weg verlaten,
de zondaar zijn gedachten;
hij moet naar de Heer terugkeren
- de Heer zal zich erbarmen -
terug naar onze God, die altijd wil vergeven.
Uw gedachten zijn nu eenmaal niet mijn gedachten,
mijn wegen niet uw wegen
- is de godsspraak van de Heer -
maar zoals de hemel hoog boven de aarde is,
zo hoog gaan mijn wegen uw wegen te boven
en mijn gedachten uw gedachten.

Tweede lezing (Fil. 1,20c-24.27a)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi.
Broeders en zusters,
of ik leven moet of sterven, Christus zal in mij verheerlijkt worden.
Voor mij toch is het leven Christus
en het sterven een winst.
Maar blijf ik leven, dan wacht mij vruchtbare arbeid.
Daarom weet ik niet wat ik moet kiezen.
Ik word naar twee kanten getrokken:
ik verlang heen te gaan om met Christus te zijn,
want dat is verreweg het beste.
Maar voor u is het nuttiger dat ik nog hier blijf.
Alleen, gij moet een leven leiden
dat het evangelie van Christus waardig is.

Evangelie (Mt. 20,1-16a)
In die tijd vertelde Jezus aan zijn leerlingen de volgende gelijkenis:
“Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar,
die vroeg in de morgen uitging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag
en stuurde ze naar de wijngaard.
 Rond het derde uur ging hij er weer op uit
en zag nog anderen werkeloos op de markt staan.
En hij zei tot hen:
Gaat ook naar mijn wijngaard
en ik zal u geven wat billijk is.
En zij gingen.
Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit
en vond er weer anderen  staan.
Hij zei tot hen:
Wat staat ge hier de hele dag werkeloos?
Zij antwoordden hem:
niemand heeft ons gehuurd.
Daarop zei hij tot hen:
Gaat ook gij naar mijn wijngaard.
 Bij het vallen van de avond
sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester:
Roep de arbeiders en betaal hen uit,
te beginnen bij de laatsten en zo tot de eersten.
Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen,
kregen zij elk een denarie;
toen nu ook de eersten  kwamen,
meenden dezen dat zij meer zouden krijgen,
maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie.
Ze namen hem wel aan,
maar begonnen tegen de landeigenaar te morren
en zeiden:
Dezen hier, die het laatst gekomen zijn,
hebben maar één uur gewerkt
en gij stelt ze gelijk met ons,
die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.
 Maar hij antwoordde één van hen:
Vriend, ik doe u toch geen onrecht?
Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie?
Neemt wat u toekomt en ga heen.
Ik wil aan degene die het laatst gekomen is,
evenveel geven als aan u.
Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies
of zijt gij kwaad, omdat ik goed ben?
Zo zullen de laatsten de eersten
en de eersten de laatsten zijn.”

Liturgia Horarum FERIA SEXTA HEBDOMADAE XXIV PER ANNUM

Ex Sermóne sancti Augustíni epíscopi De pastóribus (Sermo 46, 10-11: CCL 41, 536-538)

Præpara animam tuam ad tentationem

Iam audístis quid mali pastóres díligant. Vidéte quid néglegant. Quod infirmátum est, non confortástis; et quod male hábuit, non corroborástis; et quod contribulátum est, id est, quod confráctum est, non colligástis; et quod errábat, non revocástis; et quod périit, non inquisístis; et quod forte fuit, confecístis, interfecístis, occidístis. Infirmátur ovis, id est, infírmum cor gerit, ut possit cédere tentatiónibus, incáuto et imparáto si supervénerit.

Pastor néglegens, quando credit talis, non illi dicit: Fili, accédens ad servitútem Dei, sta in iustítia et timóre, et præpara ánimam tuam ad tentatiónem. Qui hæc enim lóquitur, confórtat infírmum et ex infírmo facit firmum, ut non ille cum credíderit próspera huius sæculi speret. Si enim doctus fúerit speráre próspera sæculi, ipsa prosperitáte corrúmpitur; superveniéntibus adversitátibus sauciátur aut fortássis extínguitur.

Non ergo eum ædíficat super petram, qui sic ædíficat, sed super arénam ponit. Petra autem erat Christus. Christi passiónes imitándæ, non a christiánis delíciæ conquiréndæ. Confortátur infírmus, cum ei dícitur: «Spera quidem tentatiónes huius sæculi, sed ab ómnibus te éruet Dóminus, si ab illo non recésserit retro cor tuum. Nam ad confortándum cor tuum venit ille pati, venit ille mori, venit sputis illiníri, venit spinis coronári, venit oppróbria audíre, venit postrémo ligno confígi. Omnia hæc ille pro te, tu nihil. Non pro illo, sed pro te».

Quales autem sunt, qui timéntes hos lædere quibus loquúntur, non solum non præparant ad imminéntes tentatiónes, sed étiam promíttunt felicitátem huius sæculi, quam Deus ipsi sæculo non promísit? Ille prædícit labóres super labóres usque in finem ventúros ipsi sæculo, et tu vis ab ipsis labóribus excéptum esse christiánum? Quia christiánus est, áliquid plus passúrus est in hoc sæculo.

Etenim ait Apóstolus: Omnes qui volunt in Christo pie vívere, persecutiónem patiéntur. Iam si tibi placet, pastor tua quærens non quæ Iesu Christi, ille dicat: Omnes qui volunt in Christo pie vívere, persecutiónem patiéntur, et tu dic: «Si in Christo pie víxeris, abundábunt tibi ómnia bona. Et si fílios non habes, suscípies et enútries omnes, et nemo tibi moriétur». Hæccine est ædificátio tua? Atténde quid fácias, ubi ponas. Super arénam est quem constítuis. Ventúrus est imber, influxúrus est flúvius, flatúrus est ventus, impíngent domum istam, et cadet et fiet ruína eius magna.

Leva de aréna, pone super petram: in Christo sit quem vis esse christiánum. Atténdat ad passiónes Christi indígnas, atténdat illum sine ullo peccáto quæ non rápuit exsolvéntem, atténdat Scriptúram dicéntem sibi: Flagéllat omnem fílium quem récipit. Aut paret se flagellári, aut non quærat récipi.

Vertaling:

 St Augustine's sermon On Pastors
 
Prepare your soul for temptation
 
You have already been told about the wicked things shepherds desire. Let us now consider what they neglect. You have failed to strengthen what was weak, to heal what was sick, and to bind up what was injured (that is, what was broken). You did not call back the straying sheep, nor seek out the lost. What was strong you have destroyed. Yes, you have cut it down and killed it. The sheep is weak, that is to say, its heart is weak, and so, incautious and unprepared, it may give in to temptations.
  The negligent shepherd fails to say to the believer: My son, come to the service of God. Stand fast in fear and in righteousness, and prepare your soul for temptation. A shepherd who does say this strengthens the one who is weak and makes him strong. Such a believer will then not hope for the prosperity of this world. For if he has been taught to hope for worldly gain, he will be corrupted by prosperity. When adversity comes, he will be wounded or perhaps destroyed.
  The builder who builds in such manner is not building the believer on a rock but upon sand. But the rock was Christ. Christians must imitate Christ’s sufferings, not set their hearts on pleasures. He who is weak will be strengthened when told: “Yes, expect the temptations of this world, but the Lord will deliver you from them all if your heart has not abandoned him. For it was to strengthen your heart that he came to suffer and die, came to be spit upon and crowned with thorns, came to be accused of shameful things, yes, came to be fastened to the wood of the cross. All these things he did for you, and you did nothing. He did them not for himself, but for you.”
  But what sort of shepherds are they who for fear of giving offence not only fail to prepare the sheep for the temptations that threaten, but even promise them worldly happiness? God himself made no such promise to this world. On the contrary, God foretold hardship upon hardship in this world until the end of time. And you want the Christian to be exempt from these troubles? Precisely because he is a Christian, he is destined to suffer more in this world.
  For the Apostle says: All who desire to live a holy life in Christ will suffer persecution. But you, shepherd, seek what is yours and not what is Christ’s, you disregard what the Apostle says: All who want to live a holy life in Christ will suffer persecution. You say instead: “If you live a holy life in Christ, all good things will be yours in abundance. If you do not have children, you will embrace and nourish all men, and none of them shall die.” Is this the way you build up the believer? Take note of what you are doing and where you are placing him. You have built him on sand. The rains will come, the river will overflow and rush in, the winds will blow, and the elements will dash against that house of yours. It will fall, and its ruin will be great.
  Lift him up from the sand and put him on the rock. Let him be in Christ, if you wish him to be a Christian. Let him turn his thoughts to sufferings, however unworthy they may be in comparison to Christ’s. Let him centre his attention on Christ, who was without sin, and yet made restitution for what he had not done. Let him consider Scripture, which says to him: He chastises every son whom he acknowledges. Let him prepare to be chastised, or else not seek to be acknowledged as a son.

donderdag 21 september 2017

Liturgia Horarum Die 21 septembris S. MATTHÆI, APOSTOLI ET EVANGELISTÆ

Hymne Vespers

Exsúltet cælum láudibus,
resúltet terra gáudiis:
Apostolórum glóriam
sacra canunt sollémnia.

Vos, sæcli iusti iúdices
et vera mundi lúmina,
votis precámur córdium,
audíte preces súpplicum.

Qui cælum verbo cláuditis
serásque eius sólvitis,
nos a peccátis ómnibus
sólvite iussu, quæsumus.

Quorum præcépto súbditur
salus et languor ómnium,
sanáte ægros móribus,
nos reddéntes virtútibus,

Ut, cum iudex advénerit
Christus in fine sæculi,
nos sempitérni gáudii
fáciat esse cómpotes.

Deo sint laudes glóriæ,
qui dat nos evangélicis
per vos doctrínis ínstrui
et prósequi cæléstia. Amen.

Gij, hemel, breek in vreugde uit.
Ook op de aarde klinke het lied,
dat luid bezingt de heerlijkheid
die Christus zijn apostelen biedt.

Die eens als rechters tronen zult
en alles met uw licht bestraalt,
u bidden wij, vervult de wens,
waarom ons hart u nederig vraagt.

Gij die de hemel door uw woord
opent en sluit, naar Gods bestel,
leidt ook ons, zondaars, tot de poort,
van schuld bevrijd op uw bevel.

De ziekte wijkt als gij beveelt,
wat zwak is krijgt weer levenskracht;
geneest de harten ook en heelt
de wonden door uw grote macht.

Opdat als Christus wederkeert
als rechter aan het eind der tijd,
Hij ons de vreugd, zo fel begeerd,
deelachtig maakt in eeuwigheid.

Wij brengen met het roemrijk koor
van uw apostelen dank en eer,
aan U, o Vader, de eeuwen door,
de Geest ook en uw Zoon, de Heer.

Gezongen versie: link

zaterdag 16 september 2017

Lezingen H. Mis 24e zondag door het jaar A

Eerste lezing (Sir. 27,30-28, 7)
Uit het boek Ecclesiasticus.
Wrok en gramschap zijn iets afschuwelijks,
alleen een zondaar blijft ermee lopen.
Wie wraak neemt, zal de wraak van de Heer voelen:
de Heer zal zijn zonden nooit uit het oog verliezen.
Vergeef uw naaste zijn onrecht:
dan worden, wanneer gij er om bidt,
uw eigen zonden kwijtgescholden.
Kan een mens,
die tegenover een medemens in zijn gramschap volhardt,
bij de Heer zijn heil komen zoeken?
Kan hij, die onverbiddelijk is voor zijn evenmens,
om vergeving bidden voor zijn eigen zonden?
Als iemand, die zelf maar een mens is,
in zijn wrok volhardt,
wie zal dan verzoening bewerken voor zijn zonden?
Denk aan het einde en houd op met haten;
denk aan de ondergang en de dood
en houd u aan de geboden.
Denk aan de geboden
en koester geen wrok tegen uw naaste.
Denk aan het verbond van de Allerhoogste
en vergeef uw naaste zijn dwaling.

Tweede lezing (Rom. 14,7-9)
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
niemand van ons leeft voor zichzelf alleen,
niemand sterft voor zichzelf alleen.
Zolang wij leven, leven wij voor de Heer,
en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer:
of wij leven of sterven, Hem behoren wij toe.
Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden:
om Heer te zijn over doden en levenden.

Evangelie (Mt. 18,21-35)
In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak:
“Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet,
hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven?
Tot zevenmaal toe?”
Jezus antwoordde hem:
“Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe,
maar tot zeventig maal zevenmaal.
Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning,
die rekening en verantwoording wilde vragen
aan zijn dienaren.
Toen hij hiermee begon,
bracht men iemand bij hem
die tienduizend talenten schuldig was.
Daar hij niets had om te betalen,
gaf de heer het bevel hem te verkopen
met vrouw en kinderen en al wat hij bezat
om zo de schuld te vereffenen.
Maar de dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
De Heer kreeg medelijden met die dienaar,
liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt.
Maar toen die dienaar buiten kwam,
trof hij daar een andere dienaar,
die hem honderd denariën schuldig was;
hij greep hem bij de keel en zei:
Betaal wat je schuldig bent.
De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heb geduld met mij en ik zal u betalen.
Maar hij weigerde
en liet hem zelfs in de gevangenis zetten,
totdat hij zijn schuld betaald zou hebben.
Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was,
waren zij diep verontwaardigd
en gingen hun heer alles vertellen.
Daarop liet de heer de dienaar roepen en sprak:
Jij, lelijke knecht,
heel de schuld heb ik je kwijtgescholden
, omdat je mij erom gesmeekt hebt.
Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben
met je mededienaar,
zoals ik met jou medelijden heb gehad?
En in toorn ontstoken,
leverde zijn heer hem over aan de beulen,
totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader
met ieder van u handelen,
die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”

woensdag 13 september 2017

Cursus christelijk Latijn gaat weer van start op 20 september aanstaande

Met vreugde hebben we het afgelopen jaar het aantal deelnemers zien stijgen. "Iedere bijeenkomst is voor mij een feestje". zei een van de deelnemers en zo ervaren wij het zelf ook. De eerste bijeenkomst in het cursusjaar 2016/2017 vindt plaats op 20 september aanstaande. Daarna gaan we maandelijks verder waarbij op de eerste bijeenkomst zullen overleggen wat in het vervolg een geschikte dag is met alle agenda's op tafel.

Instappen kan ook steeds tussentijds omdat ook steeds de basisbeginselen aan de orde komen en in het tweede deel van de cursusbijeenkomst tekst wordt vertaald onder meer uit het Evangelie en bijvoorbeeld het martyrologium waar alle principes worden behandeld. Wie vaker deelneemt, ziet geleidelijk de nunances voorbij komen en begint er meer van te begrijpen. Learning by doing.
Iedere bijeenkomst wordt afgesloten met het gezamenlijk bidden van de Completen - uiteraard in het Latijn, want wij bidden alles in het Latijn.

Dat doen wij niet alleen omdat de teksten gestold geloof en van een bijzondere schoonheid zijn en omdat deze ons plaatsen in de millennia-oude traditie van de Rooms Katholieke Kerk die van alle tijden en van alle plaatsen is, wij bidden met name in het Latijn omdat die taal voor ons God op een bijzondere, onmiddellijke wijze nabij brengt. Die ervaring gunnen wij ook aan anderen. Het is niet nodig woord voor woord het Latijn te begrijpen om in het Latijn te kunnen bidden. Doorgaans zijn er vertalingen bij de hand. De aantrekkingskracht om in het Latijn te bidden kan wel toenemen als je iets meer van het Latijn begrijpt en zelf een mening kan vormen over de kwaliteit van een vertaling.

Wij zijn heel blij dat ook dit jaar drs. G. Dölle, kapelaan van het dekenaat Roermond beschikbaar is voor onze cursus christelijk – liturgische Latijn. Latijn leren gaat gemakkelijker als je iets van spraakkunst weet. We zijn van plan hiervoor aanvullende lessen te organiseren voor wie daarvoor belangstelling heeft. Cursisten kunnen ook alvast kijken op deze link waar uitleg over zinsdelen wordt gegeven. Wij beginnen en sluiten de lessem met gebed in het Latijn: de teksten vindt U hier.

De lessen worden telkens gegeven in priorij Thabor vanaf 19.00 uur en afgesloten met het gezamenlijk zingen van de Completen samen met de zusters in de kapel om 21.00 uur.
Leerstof: Handboek voor Kerklatijn (plus antwoordenboekje), een door drs. J. Boogaarts, Mevrouw J. Jansen, litt. class.drs  e.a. herziene uitgave van Dom Cyprianus Coppens OSB + . (Brepols, Turnhout 1985).
Verkrijgbaar bij in priorij of bij de Vereniging voor Latijns Liturgie. Kosten EURO 55,–
Aan deelname zijn verder geen kosten verbonden. Wel wordt, aan wie kan betalen, een vrije gift gevraagd voor kosten docent, huisvesting en koffie.
Data van de bijeenkomsten na 20 september worden zo mogelijk spoedig na 20 september aanstaande bekend gemaakt.

Aanmelding via e-mail: inlichtingen@priorijthabor.nl

Liturgy of the Hours 14 September The Exaltation of the Holy Cross

Hymn Office of Readings

Sing, my tongue, the glorious battle,
Sing the last, the dread affray;
O’er the Cross, the Victor’s trophy
Sound the high triumphant lay:
How, the pains of death enduring,
Earth’s Redeemer won the day.

He, our Maker, deeply grieving
That the first-made Adam fell,
When he ate the fruit forbidden
Whose reward was death and hell,
Marked e’en then this Tree the ruin
Of the first tree to dispel.

Thus the work of our salvation
Was of old in order laid.
That the manifold deceiver’s
Art by art might be outweighed.
And the lure the foe put forward
Into means of healing made.

Therefore, when at length the fullness,
Of the appointed time was come,
He was sent, the world’s Creator,
From the Father’s heavenly home;
And was found in human fashion,
Offspring of the Virgin’s womb.

Lo! He lies an Infant weeping,
Where the narrow manger stands,
While the Mother-Maid his members
Wraps in mean and lowly bands,
And the swaddling clothes is winding
Round his helpless feet and hands.

To the Trinity be glory
Everlasting, as is meet:
Equal to the Father, equal
To the Son, and Paraclete:
God the Three in One, whose praises
All created things repeat.

Liturgia Horarum St Andreas Cretensis Gloria et exaltatio Christi, crux est -

Ex Oratiónibus sancti Andréæ Creténsis epíscopi (Oratio 10 in Exaltatione sanctæ crucis: PG 97, 1018-1019. 1022-1023)

Gloria et exaltatio Christi, crux est

Crucis festum celebrámus, per quam ténebræ pulsæ sunt et lumen rédditum. Crucis festum celebrámus, et una cum Crucifíxo in sublíme tóllimur, ut, terra cum peccáto infra relícta, supérna comparémus. Talis est tantáque crucis posséssio, et qui hanc póssidet, póssidet thesáurum. Ego vero id quod ómnium bonórum pulchérrimum est re ac nómine, thesáurum iure appelláverim; in quo, et per quem, et in quem salútis nostræ summa repósita, et prístino státui restitúta est.

Si enim crux non foret, Christus crucifíxus non esset. Si crux non esset, vita ligno clavis suffíxa non esset. Si ea clavis suffíxa non esset, ex látere fontes immortalitátis, sánguinem et aquam, quæ mundum éxpiant, non fudíssent; peccáti chirógraphum disrúptum non foret, in libertátem assérti non essémus, ligno vitæ non fruerémur, paradísus non patéret. Si crux non esset, mors prostráta non esset, inférnus non spoliátus.

Magna ígitur et pretiósa res crux est. Magna quidem, quia multa per ipsam bona effécta sunt; et tanto plura, quanto magis Christi miráculis et cruciátibus potióres partes tribuéndæ sunt. Pretiósa vero, quia Dei pássio et tropæum, crux est: pássio quidem, ob spontáneam in ipsa passiónis mortem; tropæum autem, quia in ipsa diábolus sauciátus, et cum eo mors devícta est, atque inferórum claustra contríta, et commúnis univérsi orbis salus crux facta est.

Hæc et Christi glória appellátur, et Christi exaltátio dícitur. Hæc et calix desiderábilis intellégitur, et cruciátuum, quos pro nobis Christus perpéssus est, conclúsio. Quod vero Christi glória sit crux, audi ipsum dicéntem: Nunc clarificátus est Fílius hóminis, et Deus clarificátus est in eo, et contínuo clarificábit eum. Et rursus: Clarífica me, tu, Pater, claritáte quam hábui, ántequam mundus esset, apud te. Et íterum: Pater, clarífica nomen tuum. Venit ergo vox de cælo: Et clarificávi, et íterum clarificábo, illam signíficans, quæ tunc in cruce consecúta est.

Quod autem exaltátio quoque Christi, crux sit, áccipe quid ípsemet ait: Quando ego exaltátus fúero, tunc omnes traham ad meípsum. Vides quod glória et exaltátio Christi, crux sit.

Vertaling uit Nederlands getijdengebed met dank aan De Tiltenberg-Bisdom Haarlem

Uit een preek van de heilige Andreas, bisschop van Kreta († 740)

De roem en de verheffing van Christus, dat is zijn kruis.

Wij vieren het feest van het kruis, het kruis dat de duisternis heeft verdreven en het licht teruggebracht. Wij vieren het feest van het kruis en met de Gekruisigde worden wij in de hoogte getild. De aarde en de zonde laten wij beneden ons om het hemelse te verwerven. Iets zo groots is het bezit van het kruis. Wie dit verworven heeft, bezit een kostbare schat. Iets dat van al het mooie werkelijk het mooiste en duurste is, noem ik met recht een kostbare schat. In dat kruis, door en voor dat kruis is onze verlossing tot stand gekomen.
Was er geen kruis, dan was Christus niet gekruisigd. Bestond er geen kruis, dan was het leven niet aan het kruishout genageld. Was dat niet gebeurd, dan was er uit de zijde van Christus niet de bron van onsterfelijkheid opgeweld, bloed en water die de wereld reinigen, de oorkonde van onze zondigheid was niet verscheurd, wij hadden de vrijheid niet gekregen, niet van het levenshout mogen genieten, het paradijs was niet opengesteld. Was er geen kruis geweest, dan was de dood niet neergeslagen, de hel niet van zijn wapens beroofd.
Iets groots en kostbaars is daarom het kruis. Het is iets groots, omdat daardoor zoveel goeds tot stand is gekomen, des te meer omdat ook de wonderen en het lijden van Christus de prijs van de overwinning hebben behaald. Het is iets kostbaars, want het teken van Gods lijden en van zijn overwinning, dat is het kruis. Het is het teken van het lijden door zijn vrijwillige dood, ondergaan aan het kruis; het is het teken van de overwinning, omdat op het kruis de duivel is verwond en met de duivel zijn duivel en dood overwonnen. De poorten van de hel zijn verbrijzeld en het kruis is de algemene redding van de gehele wereld geworden.
Het kruis heet ook de roem van Christus en zijn verheffing. Wij zien daarin ook de kelk waarnaar wordt verlangd, en de voltooiing van wat Christus voor ons heeft doorstaan. Dat de roem van Christus bestaat in het kruis, heeft Hijzelf zo voor ons gezegd: ‘Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem en Hij zal Hem spoedig verheerlijken’ (Joh. 13, 31-32). En verder: ‘Geef Mij de heerlijkheid, Vader, die Ik bij U had eer de wereld bestond’ (Joh. 17, 5). En ook nog: ‘Vader, verheerlijk uw Naam. En er kwam een stem vanuit de hemel: Ik heb Hem verheerlijkt en Ik zal Hem opnieuw verheerlijken’ (Joh. 12, 28). Daarmee doelt Hij op de roem die Hij toen op het kruis heeft verworven.
Dat het kruis van Christus ook zijn verheffing betekent, zegt Hijzelf zo: ‘Wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal Ik allen tot Mij trekken’ (Joh. 12, 32). Je ziet het: de roem en de verheffing van Christus, dat is zijn kruis.

Bezoek van de bewoners van de H. Hart-Put aan de Kerkberg

Afgelopen zaterdag bezochten bijna 30 buren, behorend tot de H. Hart-Put de Kerkberg inclusief ons klooster. Wij horen ook bij deze buurt. Wij zijn blij met zulke goede buren. De foto's zijn van de heer Marc van Hagen.





dinsdag 12 september 2017

Liturgia Horarum Mihi vivere Christus est, et mori lucrum - Voor mij is leven Christus en sterven winst

Ex Homilíis sancti Ioánnis Chrysóstomi epíscopi (Ante exsilium, nn. 1-3: PG 52, 427*-430)

Mihi vivere Christus est, et mori lucrum

Multi fluctus instant gravésque procéllæ; sed non timémus ne submergámur: nam in petra consístimus. Sæviat mare, petram dissólvere nequit: insúrgant fluctus, Iesu navígium demérgere non possunt. Quid, quæso, timeámus? Mortémne? Mihi vívere Christus est, et mori lucrum. An exsílium, dic mihi? Dómini est terra et plenitúdo eius. An facultátum publicatiónem? Nihil intúlimus in mundum, certúmque est nos nihil hinc efférre posse: terribiliáque huius mundi mihi despéctui sunt, et bona eius risu digna. Non paupertátem tímeo, non divítias concupísco; non mortem métuo, nec vívere opto, nisi ad proféctum vestrum. Ideo præséntia commémoro, rogóque caritátem vestram, ut fidúciam hábeat.

Non audis Dóminum dicéntem: Ubi duo vel tres congregáti sunt in nómine meo, illic sum in médio eórum? Ut ubi tam numerósus pópulus caritátis vínculis constríctus, non áderit? Eius pignus hábeo: num própriis sum víribus fretus? Scriptum eius téneo. Hic mihi báculus, hæc mihi secúritas, hic mihi portus tranquíllus. Etsi conturbétur orbis totus, rescríptum teneo, eius lítteras lego, hic mihi murus, hoc præsídium. Quas lítteras? Ego vobíscum sum ómnibus diébus usque ad consummatiónem sæculi.

Christus mecum, quem timebo? Etsi fluctus advérsum me conciténtur, etsi mária, etsi príncipum furor: mihi hæc ómnia aránea sunt vilióra. Ac nisi cáritas me vestra detinuísset, ne hódie quidem abnuíssem álio proficísci. Semper enim dico, Dómine, fiat volúntas tua: non quod talis et talis sed quod tu vis fáciam. Hæc mihi turris, hæc mihi petra immóbilis, hic mihi báculus non vacíllans. Si id Deus velit, fiat. Si velit me hic manére, grátias hábeo. Ubicúmque volúerit, grátias réfero.

Atque ubi sum ego, illic et vos estis; ubi vos estis, illic et ego: unum corpus sumus, neque corpus a cápite, neque caput a córpore separátur. Loco díssiti sumus, sed caritáte iúngimur, neque mors ipsa póterit abscíndere. Etsi enim corpus meum moriátur, vivet tamen ánima, quæ pópuli recordábitur.

Vos mihi cives, vos mihi patres, vos mihi fratres, vos fílii, vos membra, vos corpus, vos mihi lux, immo hac luce suavióres. Quid enim tale mihi confert rádius, quale vestra cáritas? Rádius mihi in præsénti vita útilis est, vestra autem cáritas corónam mihi nectit in futúro.

Vertaling uit Nederlands getijdengebed:
Uit een homilie door de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel († 407)

Voor mij is leven Christus en sterven winst.

Talrijk zijn de golven en er is een zware branding, maar wij zijn niet bang dat wij zullen verdrinken, want wij staan op de rots. Laat de zee maar tekeergaan, de rots verbrijzelen kan ze niet. Laat de golven zich maar verheffen, het schip van Jezus kunnen ze niet doen zinken. Wat zouden wij vrezen, zeg het mij. De dood soms? ‘Voor mij is leven Christus en sterven winst’ (Fil. 1, 21). Moeten wij dan bang zijn voor ballingschap? ‘Aan God hoort de aarde en al wat erop is’ (Ps. 24 (23), 1). Of verbeurdverklaring van ons bezit? ‘Wij hebben in deze wereld niets meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen’ (1 Tim. 6, 7). Het schrikwekkende van deze wereld veracht ik, om haar goederen lach ik. Armoede vrees ik niet en rijkdom begeer ik niet. Voor de dood ben ik niet bang en te leven verlang ik niet, tenzij om voor uw welzijn te zorgen. Daarom breng ik u thans mijn huidige situatie onder ogen en spoor u aan om in uw liefde te volharden.
Hoort gij dan de Heer niet zeggen: ‘Waar twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden’ (Mt. 18, 20)? Waar zoveel volk is verbonden door banden van liefde, zou Hij daar niet aanwezig zijn? Ik heb zijn waarborg: vertrouw ik soms op eigen kracht? Ik heb zijn heilige Schrift: die is mijn stut en veiligheid, die is mijn veilige haven. Zelfs al wordt de hele wereld in beroering gebracht, ik heb zijn plechtige verklaring, ik lees zijn woorden, dit is voor mij de muur, dit mijn beschutting. Welke woorden? ‘Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Mt. 28, 20).
Christus is met mij, wie zal ik vrezen? Al zouden de golven en de zee en de woede van heersers tegen mij in beweging komen, voor mij is dat alles minder dan een spinneweb. Als mijn liefde voor u mij niet had vastgehouden, dan zou ik niet geweigerd hebben zelfs vandaag nog naar elders te vertrekken. Want steeds blijf ik zeggen: Heer, ‘uw wil geschiede’ (Mt. 6, 10). Niet wat deze of die wil, maar wat U wilt, zal ik doen. Dat is voor mij een verdedigingstoren, dat mijn onwrikbare rots, dat mijn staf die nooit wankelt. Als God het wil, dan moet het zo geschieden. Indien Hij wil dat ik hier blijf, dan ben ik daar dankbaar voor. Waar Hij ook wil dat ik ben, dankbaar zal ik blijven.
En waar ik ben, daar zijt gij ook en waar gij zijt, daar ben ik ook. Wij vormen samen één lichaam en het lichaam wordt niet van het hoofd gescheiden noch het hoofd van het lichaam. Ruimtelijk worden wij van elkaar gescheiden, maar wij blijven in liefde met elkaar verbonden. Zelfs de dood zal ons niet kunnen scheiden. Immers, ook al sterft mijn lichaam, toch blijft mijn ziel in leven en zij zal dit volk blijven gedenken.
Gij zijt mijn medeburgers, gij mijn vaders, gij mijn broeders, gij mijn kinderen, gij mijn ledematen, mijn lichaam, mijn licht, ja, dierbaarder dan het aardse licht. Want hoe kan een lichtstraal mij zoiets geven als uw liefde mij geeft? Het aardse licht is voor mij nuttig in dit tegenwoordige leven, maar uw liefde vlecht mij een krans in het toekomstige leven.

St John Chrysostomom Office of Readings

Hymn

Bright as fire in darkness,
Sharper than a sword,
Lives throughout the ages

God’s eternal word.
Father, Son and Spirit,
Trinity of might,
Compassed in your glory,
Give the world your light.