donderdag 6 juli 2017

Jan van Ruusbroec Het geduld naar het voorbeeld van Christus en de heiligen.

Uit de geschriften van de zalige Jan van Ruusbroec († 1381)

Het geduld naar liet voorbeeld van Christus en de heiligen.

Wanneer we beschouwen hoe de heiligen geleden hebben, wordt het duidelijk dat we niet enkel met geduld moeten lijden, maar met blijheid. Want hoe groter de vervolging en de kwellingen, hoe blijer zij waren. Aldus de heilige Andreas die toen hij zijn kruis zag, het begroette met grote blijdschap en sprak: ‘Ik groet u, kruis, waarnaar ik zo verlangd heb.’

Waren we echt geduldige mensen, dan zou men ons geen grotere weldaad kunnen bewijzen clan met ons te vervolgen en ons te versmaden. Hoe meer men ons zou vervolgen en versmaden, des te grotere goedheid men ons zou bewijzen.

Want nooit lijden we iets voor de eer van God, hoe klein het ook is, of het brengt ons meer voordeel op dan wanneer men ons alle gaven van de wereld en van de hemel zou schenken. Inderdaad, al is het lijden dat wij voor Gods eer doorstaan, nog zo klein, God geeft ons niets minder ervoor terug dan zichzelf. De heiligen waren mensen zoals wij en wij worden door God geholpen zoals zij, want God is even bereid en even machtig ons te helpen zoals Hij hen hielp; hoe moeten wij ons dan schamen, niet enkel omdat wij niet kunnen lijden, maar tevens omdat wij niet willen lijden.

Maar laten we nu niet meer zozeer het lijden van de heiligen beschouwen, als wel het lijden dat de Heer der heren en de Koning der koningen om onzentwil geleden heeft. Hij onderging de schandelijkste dood en de ergste marteling, die ooit een mens onderging. Aan het kruis werd Hij gehangen tussen twee dieven. In zijn kostbaar lichaam behield Hij geen enkele druppel bloed. Er was geen lid aan zijn verheerlijkt lichaam, dat niet verscheurd en doorboord was. Bedenken we daarbij wie Hij is en hoe Hij uit pure minne geleden heeft om de zonden, bedreven door deze mensen die  Hem al dit leed aandeden. Toch had Hij ze uit het niet tot een eervol bestaan geroepen. En zie hoe minnelijk en trouw Hij de mens, die Hem de dood aandoet, was toegekeerd: zijn armen heeft Hij uitgespreid om hem te omhelzen, zijn hoofd neergebogen om hem te kussen, zijn hart geopend om hem erin te laten wonen.

Wanneer ik dat alles beschouw, verwondert het mij erg, dat iets ons verdrietig kan stemmen als wij te lijden hebben, hoe groot dat lijden ook moge zijn.