woensdag 12 juli 2017

Liturgia Horarum H. Gregorius van Nyssa over de zaligsprekingen

Uit een homilie van de heilige Gregorius, bisschop van Nyssa († 394), over de zaligsprekingen

God is als een ontoegankelijke rots.

Als je vanaf een hoge bergtop naar beneden kijkt op een uitgestrekte watervlakte, overkomt je waarschijnlijk hetzelfde als wat mij in mijn geest overkomen is, toen ik, uitgaande van de verheven uitspraak van de Heer - als van de top van een berg - neerkeek op de onverklaarbare diepte van zijn gedachten. Want vaak is er langs de kust een soort halve berg te zien, die aan de zeekant van boven tot onder loodrecht afgesneden is en waarvan aan het boveneind een piek overhelt naar de afgrond. Als je dus vanaf een dergelijke uitkijkpost van grote hoogte neerkijkt op de zee in de diepte, dan duizelt het je waarschijnlijk, net zoals het mij duizelde, toen ik in vervoering raakte door die geweldige uitspraak van de Heer: ‘Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien’ (Mt. 5, 8).
God zal zich laten zien aan degenen die hun hart gezuiverd hebben. Maar: ‘Niemand heeft ooit God gezien’ (Joh. 1, 18), zoals de heilige Johannes zegt. En ook Paulus, met zijn verheven gedachten, bevestigt dit met de woorden: ‘Geen mens heeft Hem gezien of is in staat Hem te zien’ (1 Tim. 6, 16). God is die gladde, steile rots die vanuit zichzelf geen enkel steunpunt biedt aan ons denken. Mozes heeft eveneens in zijn onderricht aangetoond dat deze rots zo ontoegankelijk is dat onze geest er nergens op kan komen. Ieder steunpunt wordt immers weggenomen door de uitspraak: ‘Geen mens kan mijn gelaat zien en in leven blijven’ (Ex. 33, 20). Maar toch bestaat het eeuwig leven in het zien van God. De zuilen van ons geloof, Johannes, Paulus en Mozes, verklaren echter dat het onmogelijk is God te zien.
Zie je de duizeling waarmee iemand getrokken wordt naar de diepte van wat hier wordt bekeken? Als God het eeuwig leven is, kan degene die God niet ziet, ook het leven niet zien. Dat men God niet kan zien, verzekeren echter de profeten en apostelen, die door God geïnspireerd worden. Wat blijft er voor de mensen dan nog aan hoop over? Maar de Heer ondersteunt onze hoop, als die wankelt. Zo deed hij ook bij Petrus, toen deze dreigde te zinken: de Heer zette hem weer stevig op het water dat hem kon dragen. Welnu, ook wij staan te wankelen in de diepte van deze beschouwingen;
maar, als het mensgeworden Woord van God ons de helpende hand reikt en ons door een van deze gedachten vaste grond geeft, dan hoeven wij niet meer bang te zijn, want het Woord dat ons leidt, houdt ons stevig met twee handen vast en zegt: ‘Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien’ (Mt. 5, 8).

Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen. De Heer is groot en alle lof waardig, zijn grootheid is niet te doorgronden.
De eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen.