Lezingen van het Lezingenofficie
Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli
(1420-1497)
Eerste lezing
Begin van de Tweede Brief
van de apostel Paulus aan de Korintiërs 1, 1-14
Dankzegging
te midden van moeilijkheden
Van Paulus,
apostel van Christus Jezus door de wil van God, en van onze broeder Timoteüs.
Aan de gemeente van God in Korinte en aan alle heiligen in heel Achaje. Genade
zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.Geprezen zij
de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons
ontfermt, de God die ons altijd troost en ons in al onze ellende moed geeft,
zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun
ellende moed kunnen geven. Zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo
delen wij volop in de troost die God ons door Christus geeft. Ondervinden we
tegenspoed, dan is het opdat u bemoedigd en gered wordt. Worden we bemoedigd,
dan is het opdat u de moed krijgt te volharden in hetzelfde lijden als wij
ondergaan. De hoop die wij voor u hebben is gegrond: we weten dat zoals u deelt
in ons lijden, u ook deelt in de troost die ons gegeven wordt. U moet weten,
broeders en zusters, dat de tegenspoed die we in Asia hebben moeten doorstaan,
uitzonderlijk groot was. We hadden het zwaar te verduren, zo zwaar dat het onze
krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, we waren er zelfs
zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken. Maar juist dat liet
ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God
die de doden opwekt, die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit
eenzelfde doodsgevaar. Op hem hebben we onze hoop gevestigd: hij zal ons altijd
redden. En ook u bent ons tot steun door voor ons te bidden. Zo klinkt uit
talloze monden de dankzegging voor de gunst die hij ons bewezen heeft. Hierop
kunnen wij ons laten voorstaan: ons geweten kan getuigen dat we ons overal in
deze wereld, en vooral bij u, hebben laten leiden door de oprechtheid en
zuiverheid die God van ons verlangt, dat we niet werden geleid door de wijsheid
van deze wereld, maar door Gods genade. Wat u in onze brieven leest en eruit
begrijpt, hebben we ook precies zo bedoeld. Ik hoop dat u eens ten volle zult
begrijpen wat u al gedeeltelijk begrepen hebt, namelijk dat u op de dag van
onze Heer Jezus trots op ons kunt zijn, zoals wij op u.
Tweede lezing
Begin van de
Brief aan de Magnesiërs van de H. Ignatius van Antiochiën, bisschop en
martelaar
Men moet niet alleen christen heten maar het ook zijn
Ignatius, die
ook Theophorus heet, aan haar, die gezegend is door de genade van God de Vader
in Christus Jezus, onze Verlosser, in Wie ik de Kerk groet in Magnesia aan de Meander
aanhaar mijn beste wensen in God de Vader en in Jezus Christus.
Daar ik wist,
dat uw vrome liefde zo goed geordend is, besloot ik, vol vreugde in het geloof
in Jezus Christus, u te schrijven. Want gesierd met de zeer eervolle naam in de
boeien die ik nu draag, prijs ik de kerken, die ik de vereniging toewens met
het Vlees en de Geest van Jezus Christus, ons eeuwig leven, en de vereniging in
geloof en liefde, waar niets boven gaat, vooral de vereniging met Jezus en de
Vader. Want als we in Hem alle geweld van de vorst dezer wereld uithouden en
eraan ontkomen, zullen wij God winnen.
Want daar ik
waardig werd gekeurd u te zien in de persoon van uw God waardige bisschop Damas
en de geëerbiedigde priesters Bassus en Apollonius en mijn mede dienaar, de diaken
Zotion, in wins aanwezigheid ik mij graag altijd zou willen verheugen, omdat
hij gehoorzaam is aan zijn bisscop als aan Gods welwillendheid en aan de
priesters als aan de Wet van Jezus Christus.
Maar het past u
niet de (jeugdige) leeftijd van uw bisschop te misbruiken; ge moet hen
integendeel alle eerbied bewijzen met het oog op de macht van God de Vader,
zoals ik ook vernomen heb dat uw heilig priestercollege geen misbruik maakt van
zijn blijkbaar jeugdige leeftijd, maar als deugdzame in God hem onderworpen
zijn, niet echter aan zijn persoon maar aan de Vader van Jezus Christus, ons
aller bisschop. Uit eerbied dan ook voor Hem, die ons bemint, moeten wij
gehoorzamen zijn hypocrisie; anders bedriegt men hierin niet deze zichtbare
bisschop, maar tracht men de Onzichtbare te bedriegen. Wat men in deze kwestie
doet, heeft geen betrekking op het menselijke, maar slaat op God, die het
onzichtbare kent.
Derhalve moet
men niet alleen christen heten, maar het ook zijn; zoals er ook zijn, die hun
bisschop wel zo noemen, maar alles buiten hem om doen. Zulke mensen schijnen
mij toe geen goed geweten te hebben, daar zij niet nauwgezet volgens de
voorschriften hun bijeenkomsten houden.
Daar nu alle
dingen een einden hebben en er twee mogelijkheden voor ons liggen, de dood en
het leven, en eenieder naar zijn eigen
plaats zal gaan, - want zoals er
twee muntstukken bestaan, het ene van God en het andere van de wereld, terwijl
elk van beide zijn eigen stempel draagt ingeslagen, zo ook dragen de
ongelovigen het stempel van deze wereld, maar de gelovigen in liefde het
stempel van God de Vader door Jezus Christus- en als we niet uit eigen
verkiezing door Hem willen sterven met het oog op zijn Lijden, dan is zijn
leven niet in ons.
(Inscriptio;
nn. 1, 1 — 5, 2: Funk 1, 191-195)