vrijdag 21 juli 2017

Lezingenofficie 16e zondag door het jaar Liturgia Horarum

Lezingen van het Lezingenofficie 



Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing
Begin van de Tweede Brief van de apostel Paulus aan de Korintiërs 1, 1-14

Dankzegging te midden van moeilijkheden

Van Paulus, apostel van Christus Jezus door de wil van God, en van onze broeder Timoteüs. Aan de gemeente van God in Korinte en aan alle heiligen in heel Achaje. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven. Zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo delen wij volop in de troost die God ons door Christus geeft. Ondervinden we tegenspoed, dan is het opdat u bemoedigd en gered wordt. Worden we bemoedigd, dan is het opdat u de moed krijgt te volharden in hetzelfde lijden als wij ondergaan. De hoop die wij voor u hebben is gegrond: we weten dat zoals u deelt in ons lijden, u ook deelt in de troost die ons gegeven wordt. U moet weten, broeders en zusters, dat de tegenspoed die we in Asia hebben moeten doorstaan, uitzonderlijk groot was. We hadden het zwaar te verduren, zo zwaar dat het onze krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, we waren er zelfs zeker van dat het doodvonnis al over ons was uitgesproken. Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op hem hebben we onze hoop gevestigd: hij zal ons altijd redden. En ook u bent ons tot steun door voor ons te bidden. Zo klinkt uit talloze monden de dankzegging voor de gunst die hij ons bewezen heeft. Hierop kunnen wij ons laten voorstaan: ons geweten kan getuigen dat we ons overal in deze wereld, en vooral bij u, hebben laten leiden door de oprechtheid en zuiverheid die God van ons verlangt, dat we niet werden geleid door de wijsheid van deze wereld, maar door Gods genade. Wat u in onze brieven leest en eruit begrijpt, hebben we ook precies zo bedoeld. Ik hoop dat u eens ten volle zult begrijpen wat u al gedeeltelijk begrepen hebt, namelijk dat u op de dag van onze Heer Jezus trots op ons kunt zijn, zoals wij op u.

Tweede lezing
Begin van de Brief aan de Magnesiërs van de H. Ignatius van Antiochiën, bisschop en martelaar

Men moet niet alleen christen heten maar het ook zijn

Ignatius, die ook Theophorus heet, aan haar, die gezegend is door de genade van God de Vader in Christus Jezus, onze Verlosser, in Wie ik de Kerk groet in Magnesia aan de Meander aanhaar mijn beste wensen in God de Vader en in Jezus Christus.
Daar ik wist, dat uw vrome liefde zo goed geordend is, besloot ik, vol vreugde in het geloof in Jezus Christus, u te schrijven. Want gesierd met de zeer eervolle naam in de boeien die ik nu draag, prijs ik de kerken, die ik de vereniging toewens met het Vlees en de Geest van Jezus Christus, ons eeuwig leven, en de vereniging in geloof en liefde, waar niets boven gaat, vooral de vereniging met Jezus en de Vader. Want als we in Hem alle geweld van de vorst dezer wereld uithouden en eraan ontkomen, zullen wij God winnen.
Want daar ik waardig werd gekeurd u te zien in de persoon van uw God waardige bisschop Damas en de geëerbiedigde priesters Bassus en Apollonius en mijn mede dienaar, de diaken Zotion, in wins aanwezigheid ik mij graag altijd zou willen verheugen, omdat hij gehoorzaam is aan zijn bisscop als aan Gods welwillendheid en aan de priesters als aan de Wet van Jezus Christus.
Maar het past u niet de (jeugdige) leeftijd van uw bisschop te misbruiken; ge moet hen integendeel alle eerbied bewijzen met het oog op de macht van God de Vader, zoals ik ook vernomen heb dat uw heilig priestercollege geen misbruik maakt van zijn blijkbaar jeugdige leeftijd, maar als deugdzame in God hem onderworpen zijn, niet echter aan zijn persoon maar aan de Vader van Jezus Christus, ons aller bisschop. Uit eerbied dan ook voor Hem, die ons bemint, moeten wij gehoorzamen zijn hypocrisie; anders bedriegt men hierin niet deze zichtbare bisschop, maar tracht men de Onzichtbare te bedriegen. Wat men in deze kwestie doet, heeft geen betrekking op het menselijke, maar slaat op God, die het onzichtbare kent.
Derhalve moet men niet alleen christen heten, maar het ook zijn; zoals er ook zijn, die hun bisschop wel zo noemen, maar alles buiten hem om doen. Zulke mensen schijnen mij toe geen goed geweten te hebben, daar zij niet nauwgezet volgens de voorschriften hun bijeenkomsten houden.
Daar nu alle dingen een einden hebben en er twee mogelijkheden voor ons liggen, de dood en het leven, en eenieder naar zijn eigen plaats  zal gaan, - want zoals er twee muntstukken bestaan, het ene van God en het andere van de wereld, terwijl elk van beide zijn eigen stempel draagt ingeslagen, zo ook dragen de ongelovigen het stempel van deze wereld, maar de gelovigen in liefde het stempel van God de Vader door Jezus Christus- en als we niet uit eigen verkiezing door Hem willen sterven met het oog op zijn Lijden, dan is zijn leven niet in ons.


(Inscriptio; nn. 1, 1 — 5, 2: Funk 1, 191-195)