Eerste lezing (Jes. 55,10-11)
Uit de Profeet Jesaja.
“Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel vallen
en daar pas terugkeren
wanneer zij de aarde hebben gedrenkt,
haar vruchtbaar hebben gemaakt en haar met groen hebben bedekt,
wanneer zij het zaad aan de zaaier hebben gegeven
en het brood aan wie moet eten;
zó zal het ook gaan met het woord
dat komt uit mijn mond;
het keert niet vruchteloos naar Mij terug;
het keert pas weer wanneer het mijn wil heeft volbracht
en zijn zending heeft vervuld.”
Tweede lezing (Rom. 8,18-23)
Uit de brief van de apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
ik ben ervan overtuigd,
dat het lijden van deze tijd niet opweegt
tegen de heerlijkheid
waarvan ons de openbaring te wachten staat.
Ook de schepping verlangt vurig
naar de openbaring van Gods kinderen.
Want zij is onderworpen aan een zinloos bestaan,
niet omdat zij het zelf wil,
maar door de wil van Hem,
die haar daaraan onderworpen heeft.
Maar zij is niet zonder hoop,
want ook de schepping zal verlost worden
uit de slavernij der vergankelijkheid
en delen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods.
Wij weten immers,
dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt,
altijd door.
En niet alleen zij,
ook wij zelf,
die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen,
ook wij zuchten over ons eigen lot,
zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam.
Evangelie (Mt. 13,1-23)
Op zekere dag verliet Jezus zijn huis
en ging aan de oever van het meer zitten.
Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zó talrijk,
dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,
terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan.
Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijkenissen.
“Eens - zo begon Hij - ging een zaaier uit om te zaaien.
Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg
en de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken,
waar het niet veel aarde had;
het schoot snel op, omdat het in ondiepe aarde lag.
Toen de zon was opgekomen,
kreeg het te lijden van de hitte,
zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op,
zodat het verstikte.
Een ander gedeelte tenslotte viel op de goede grond
en leverde vrucht op:
deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.”
Zijn leerlingen kwamen Hem vragen:
“Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?”
Hij gaf hun ten antwoord:
“Aan u is het gegeven
de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen,
maar aan hen is het niet gegeven.
Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in overvloed;
maar wie niet heeft,
hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.
Als Ik tot hen spreek in gelijkenissen,
dan is het omdat zij,
ofschoon zij ogen hebben, niet zien
en ofschoon zij oren hebben, niet horen of begrijpen.
Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld die aldus luidt:
Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan,
met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien.
Want verhard is het hart van dit volk,
met hun oren luisteren ze slecht
en hun ogen doen zij dicht,
uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen,
met hun oren zouden horen,
met hun hart zouden verstaan,
zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen.
Maar gelukkig úw ogen, omdat zij zien,
en úw oren, omdat zij horen!
Want voorwaar, Ik zeg u:
Vele profeten en rechtvaardigen hebben verlangd
te zien wat gij ziet,
maar zij hebben het niet gezien;
en te horen wat gij hoort,
maar zij hebben het niet gehoord.
Gij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort,
maar niet begrijpt,
komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart;
dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid,
is hij die het woord hoort
en het terstond met blijdschap opneemt:
maar hij heeft geen wortel geschoten,
hij leeft bij het ogenblik,
en als hij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd wordt,
komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij, die het woord wel hoort,
maar dit wordt door de zorgen van de wereld
en de begoocheling van de rijkdom verstikt
en zo blijft het zonder vrucht.
Maar die in goede aarde werd gezaaid,
is hij die het woord hoort en begrijpt
en daarom vrucht draagt;
bij de één is de opbrengst honderdvoudig,
bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.”