woensdag 12 april 2017

Liturgia Horarum Z. Guerric Roemen op het kruis van onze Heer Jezus Christus

Uit een preek van de zalige Guerric, abt van Igny († 1157)
 
God beware mij ervoor op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus.
 
In deze dagen, waarin wij plechtig de jaarlijkse gedachtenis vieren van het lijden en de kruisdood van de Heer, is er naar mijn mening geen onderwerp passender voor een overweging dan ‘Jezus Christus en zijn kruis’ (1 Kor. 2, 2). Trouwens, wat zou men, op welke andere dag ook, met dieper geloof kunnen verkondigen, met meer geestelijk heil beluisteren, met rijkere vrucht overwegen? Is er een vromere gedachte denkbaar voor de gevoelens van de gelovigen, een krachtiger geneesmiddel voor hun levenswandel? Wat kan grondiger de zonde uitroeien, de ondeugden verdelgen, de deugden voeden en versterken, dan de gedachte aan de Gekruisigde?
Dus mag de apostel Paulus voor de volmaakten gerust spreken over de diepe lering die in het mysterie verborgen zit, als hij maar tot mij - van wie zelfs gewone mensen met eigen ogen de onvolmaaktheden kunnen zien - over de gekruisigde Christus spreekt.
Voor hen die geestelijk verloren gaan, is het kruis een dwaasheid. Maar voor mij, en voor wie gered wil worden, is het de kracht en de wijsheid van God. Voor mij is het zonder meer het diepste en edelste levenslicht, dat mij doet lachen om de dwaze wijsheid van de wereld en het vlees.
Hoe volmaakt zou ik mij achten, hoe ver gevorderd in wijsheid, als ik maar een aandachtig luisteraar mocht worden van de Gekruisigde, ‘die van Godswege heel onze wijsheid is geworden’, maar niet alleen onze wijsheid, ook nog ‘onze gerechtigheid, heiliging en verlossing’ (1 Kor. 1, 30). Kortom, als gij met Christus gekruisigd zijt, zijt gij wijs, rechtvaardig, heilig en vrij. Of is hij niet wijs, die met Christus van de aarde opgeheven is, om te smaken en te zoeken ‘wat boven is’ (Kol. 3, 1)? Of is hij niet rechtvaardig, voor wie het bestaan in de zonde vernietigd is, zodat hij niet langer aan de zonde dienstbaar is (vgl. Rom. 6, 6)? Of is hij niet heilig, die zichzelf heeft aangeboden als een levende, heilige offergave, die God kan aanvaarden (vgl. Rom. 12, 1)? Of is hij niet waarlijk vrij, die door de Zoon bevrijd is, en die in de vrijheid van zijn geweten dit vrije woord van de Zoon voor zijn rekening durft te nemen: ‘De vorst van de wereld is op komst. Weliswaar vermag hij niets tegen Mij’ (Joh. 14, 30).
Waarlijk, de Gekruisigde is steeds barmhartig, zijn genade onbeperkt. Hij verlost Israël van zijn ongerechtigheid (vgl. Ps. 130 (129), 7-8).
Zo kan hij boven de lasterlijke aanvallen van de vorst dezer wereld in vrijheid uitstijgen.
Laat daarom allen het zeggen die God heeft verlost, die Hij uit de hand van de vijand bevrijdde, of die Hij terugbracht uit verre landen (vgl. Ps. 107 (106), 2). Ja, laat allen het zeggen met het woord en in de geest van Paulus, hun leermeester: ‘Mij moge God ervoor bewaren op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus’ (Gal. 6, 14).