Zalig Pasen!
Vanaf Aswoensdag tot Pasen is het een hele ruk, zeker als je er bewust werk maakt van de ‘actiepunten’ die de Kerk ons altijd tijdens de voorbereidingstijd op Pasen aanreikt. De Veertigdagentijd is zoiets als een jaarlijkse APK-keuring; dan nemen we ons leven nog eens onder de loep, onze relatie met onze naaste, onze relatie met God en onze relatie met onszelf (vgl. Mt.6,1-18). Zijn we in balans als het gaat om onze aandacht en zorg voor onszelf en de ander? Als je je daar eens echt mee bezig wilt houden, als je je leven eens echt tegen het licht wil houden, dan vraagt dat energie, dan kost dat tijd. Maar het levert wel wat op, niet zomaar ‘wat’, maar - als we Jezus mogen geloven - meer dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden. En wie dat beseft, die heeft het er graag voor over: die investering in energie en tijd.
Gelukkig is daar aan het begin van de Vastentijd ook aandacht voor, de vastentijd die ook wel eens vergeleken wordt met een ‘retraite’, een periode van afzondering voor spiritueel zelfonderzoek en geestelijke oefening. Nadat we op de eerste Vastenzondag werden uitgenodigd met Jezus de ‘woestijn van de beproeving’ binnen te trekken (Mt.4,1-11), werd al meteen de zondag erop een tipje van de sluier opgelicht van wat die woestijntocht uiteindelijk zal opleveren: het beloofde land van melk en honing, oftewel de hemel (Mt.17,1-9).
Maar ook in de ‘aanloop’ naar de eerste Vastenzondag werd daar al bij stil gestaan. De Vastentijd wordt immers steevast op Aswoensdag geopend met een dramatische oproep om ons toch vooral met God te willen verzoenen en ‘met vasten, geween en rouwklacht’ boete te doen voor onze zonden (Joel 2,12-18). Daags erna wordt die oproep verbonden met de uitnodiging om dat wat we onszelf in deze periode opleggen en ontzeggen in te voegen in het zoenoffer dat Jezus zelf op Goede vrijdag zal brengen (Luc.9,22-25). Op die dag, de dag dat ‘de bruidegom van ons wordt weggenomen’, zal er dan ook (zelfs extra) gevast worden (Mt.9,14-15). De bereidheid om (ook en vooral die dag) te vasten onderstreept onze bereidheid om boete te doen, want Jezus is niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, opdat ze zich bekeren (Luc,5,27-32).
Dat is dus – in een notendop - de zin en de betekenis van de Vastentijd, de veertigdaagse voorbereiding op Pasen: de jaarlijkse herdenking van Jezus, lijden, sterven en verrijzenis. Want aan Jezus’ lijden, sterven en verrijzen danken we niet alleen de vergiffenis van onze zonden, maar ook en vooral onze toegang tot het eeuwig leven. Dat is ook de reden waarom Pasen zo’n groot feest is, zelfs het grootste feest dat wij christenen te vieren hebben. Dankzij Gods liefde en barmhartigheid is Jezus’ Pasen immers ook óns Pasen geworden; dankzij Jezus’ verzoenend kruisoffer is er immers ook voor ons uitzicht op verrijzenis en eeuwig leven gekomen!
Het is ons Paasgeloof dat ons op de weg van het leven (beter: naar het Leven) gaande en staande houdt, het Paasgeloof dat ons niet alleen nieuw (levens-)perspectief geeft, maar ons daar ook nu al in doet delen. In en door ons doopsel zijn we eigenlijk al van de dood naar het leven overgegaan (vgl. Joh.5,24). Redenen te over om het Paasfeest niet zomaar voorbij te laten gaan; redenen te over om na de ‘winterse’ vasten de (voorjaars-)bloemetjes weer eens buiten te zetten, ons leven weer in het volle licht en de intense warmte van Pasen te plaatsen. Want dat doet goed, zo goed als goed maar zijn kan. En dat is ook wat ik U en mij, ons allen graag van harte, mede namens ons pastoraal team en ons kerkbestuur, toewens als ik besluit met een welgemeend: zalig Pasen!
Jos. L’Ortye, pastoor