maandag 3 april 2017

Liturgia Horarum H. Johannes Fisher - Wij hebben een voorspreker bij God

Lezing uit het Getijdengebed van maandag na de 5e zondag van de Vasten

Uit de Commentaren op de Psalmen van de H. Johannes Fisher, bisschop en martelaar [1469-1535]


Ook als iemand gezondigd heeft, hebben wij een voorspreker bij de Vader

Christus Jezus is onze Hogepriester; zijn kostbaar Lichaam is onze Offerande, die Hij op het altaar van het kruis voor het heil van alle mensen heeft opgedragen.
Het Bloed, voor onze verlossing vergoten, was niet dat van kalveren of bokken (zoals in de oude Wet), maar van het alleronschuldigste Lam, onze Verlosser Jezus Christus.
De Tempel, waar in onze Hogepriester de heilige handeling verrichtte, was niet met handen gemaakt, maar gebouwd door de macht van God alleen. Zijn Bloed immers vergoot Hij voor het aanschijn van de wereld: en deze tempel nu is gemaakt door Gods hand alleen.
Deze Tempel nu heeft twee afdelingen: de ene is de aarde, die wij nu bewonen; de andere is voor ons, stervelingen, nog onbekend.
Zijn eerste Offer bracht Hij hier op aarde, toen Hij zijn aller bitterste dood onderging. Daarna echter, toen Hij met een nieuw kleed van onsterfelijkheid was bekleed, ging Hij door zijn eigen Bloed het Heilige der Heiligen, dit is de hemel, binnen: waar Hij ook het Bloed van onmetelijke waarde, dat Hij voor de zondeschuld van alle mensen zevenmaal vergoten had, aanbood voor de troon van zijn hemelse Vader.

Dat Offer nu is God zo aangenaam en dierbaar, dat, zodra Hij dit ziet, niets anders kan doen dan terstond medelijden met ons hebben en aan alle waarlijk boetvaardige zijn vergeving schenken.
Dit offer nu is eeuwig: het wordt niet eenmaal in het jaar (zoals bij de Joden gebruikelijk was) maar alle dagen, en zo ook ieder uur en ieder ogenblik, tot onze troost opgedragen, opdat wij een allersterkste troost zouden hebben. Daarom wordt er door de Apostel aan toegevoegd: Omdat Hij een eeuwige verlossing verwierf.

Aan dit heilig en eeuwig Offer worden in waarheid zij allen deelachtig die echt berouw hebben over hun misdaden en daarvoor boete doen, en die met bewuste overtuiging hun zonden daarna niet meer willen bedrijven maar standvastig willen volharen in de begonnen toeleg op de deugd.
Dit wordt nog eens onderstreept door deze woorden van de H. Johannes: Mijn kinderen, dit schrijf ik u, opdat gij niet zoudt zondigen. En mocht iemand zondigen, dan hebben wij een Voorspreker bij de Vader, Jezus Christus de rechtvaardige. En Hij zelf is de verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor onze zonden, maar voor die van de gehele wereld.

(Ps. 129: Opera omnia, edit. 1579, p. 1610)