woensdag 25 februari 2015

Overweging 1e zondag veertigendagentijd "Het gaat ook over ons hier en nu"


Overweging  voor de 1e zondag  van de Veertigdagentijd
Genesis 9, 8-15
1 Petrus 3, 18-22
Marcus 1,12-15

Afgelopen Aswoensdag, zusters en broeders, zijn we de veertigdagentijd begonnen als voorbereiding op het heilig paasfeest. Die veertig dagen lopen van Aswoensdag tot en met Palmzondag, telt u maar na, 5 weken van zeven dagen + de vier dagen vanaf Aswoensdag, en Palmzondag zelf, die dan tegelijk het begin is van de Goede Week met het Paastriduüm. Op Aswoensdag zijn we getekend met het askruisje als teken van onze broosheid en vergankelijkheid maar tegelijk ook als symbool van het nieuwe leven dat ons in Jezus Messias te wachten staat. In de eerste lezing begint God na de zondvloed een nieuwe schepping door zijn verbond met Noach; in de tweede lezing haakt Petrus daarop in door het water van de zondvloed op te vatten als symbool van het doopwater, en in de evangelielezing zijn we met Jezus in de woestijn. N.B. Na de viering maakte iemand van u mij erop attent dat het beter is de 40 vastendagen als volgt te tellen:  6 weken x 6 dagen = 36 [de 6 zondagen mogen niet als vastendagen worden gerekend] + de vier dagen van Aswoensdag tot en met zaterdag, dat is 40 dagen bij elkaar. Met dank aan de verbeteraar! 

Een  aantal weken geleden heb ik u uiteengezet hoe knap Marcus als vertolker van de apostel Petrus zijn evangelie gecomponeerd heeft. Het is veel korter en bondiger dan Matteüs en Lucas maar juist hij gebruikt het meest het woordje terstond/meteen , wel veertig maal. Alsof hij wil zeggen: De tijd is maar kort. Jezus heeft haast, want het koninkrijk van God is nabij  en voor dralen en uitstellen is het nu de tijd niet. Jezus is van uit Galilea naar Johannes gegaan voor de Doop van ommekeer. Hij is het water van de rivier de Jordaan ingegaan, en meteen wanneer Hij bovenkomt, daalt vanuit de hemel Gods Geest in de vorm van een duif op Hem neer, en hoort Hij de stem van God: Jij bent mijn Zoon, mijn geliefde Zoon. 

De H. Schrift waaruit we van zondag tot zondag lezen, is een boek met historische heilsfeiten, een verslag van Gods grote daden. Maar het is ook een boek met verborgen verbanden en symbolische betekenissen die de grote waarheden van ons geloof en onze relatie met God blootleggen. Zo is Jezus’ onderdompeling altijd in verband gebracht met de zondvloed waarop de ark van Noach dreef, en met de duif die met een palmtak in zijn bek kwam aanvliegen als teken dat het weer goed was tussen God en de mensen.  Maar ook met de doortocht van de Israëlieten door het water van de Rode Zee, waaruit zij onder leiding van Mozes op wonderbare wijze gered werden. Zo staat Jezus niet alleen symbool voor het Joodse volk dat door God is uitverkoren om te getuigen van zijn heilige Naam en zijn grote wonderdaden, maar ook voor heel de mensheid waarvan God na de zondvloed zich het lot heeft aangetrokken om zo tot een nieuwe schepping te komen. En er is nog een verband, en wel met het offer dat Abraham moest brengen (Genesis 22). We lezen daar immers: Neem je zoon, je enig beminde zoon, en ga met hem naar de berg die ik je zal wijzen. In de christelijke theologie is daar altijd een verwijzing in gezien naar Jezus als Gods enig geliefde Zoon die naar de Calvarieberg zijn kruis moest dragen, zoals Isaak de voorraad hout op zijn schouders moest torsen.
In aansluiting op dit doopverhaal horen we de inzet van het evangeliegedeelte van vandaag. Niet met ‘in die tijd’ zoals de liturgische stoplap wil, maar met voor de tweede maal ‘terstond’. Nadat de Geest terstond op Jezus is neergedaald en de stem uit de hemel hem heeft aangewezen als Gods enig beminde Zoon, vervolgt Marcus met: en terstond dreef de Geest Jezus weg, de woestijn in. Mooi zoals de verticale beweging vanuit de diepte naar omhoog gevolgd wordt door de horizontale gang vanuit het water de woestijn in. Juist zoals de woeste wateren van de chaos een God- en mensvijandig element is, zo is ook de woestijn een plaats waar de mens niet kan wonen en waar hij zo snel mogelijk doorheen trekt. Het is het domein van de boze geesten en de kwade machten die de mensen tegenwerken. We kennen allemaal nog wel het liedvers: brandend zand en nergens water. Overdag doet de hitte alle vocht in je lijf en leden verdampen, des nachts is het de kou die een mens tot op zijn botten doet verkleumen. Maar het is ook de plek waar je als mens met God alleen bent, in de worsteling met je eigen ik: wie ben je, mens, wat is je roeping? Ook nu zijn er verbanden met de Tora: met de veertig jaar lange woestijntocht terwijl er gebrek was aan water en voedsel. Een tocht waarvan Mozes zegt: “Denk aan de tocht die de HEER, uw God, u door de woestijn heeft laten maken, veertig jaar lang, om te ontdekken wat er in uw hart leefde, om te beproeven of u Hem gehoorzaam zou zijn of niet” (Deuteronomium 8,2). En uiteraard wil Marcus ons ook verwijzen naar het Boek der Koningen waarin de profeet Elia in de woestijn verbleef, waar raven (wilde dieren!) hem van water en voedsel voorzagen; en waar hij gesterkt door brood uit de hemel een veertigdaagse tocht maakte naar de berg Horeb om daar God te ontmoeten. Ook Jezus wordt gediend door de wilde dieren en de engelen om Hem door de helse beproevingen heen te halen, en voor zichzelf helder te krijgen: wat wil God, mijn Vader, van Mij; welke taak heeft Hij voor Me weggelegd?

We moeten goed beseffen dat het er niet alleen maar om gaat oude voorbije heilsfeiten te vermelden. Nee, het gaat ook over ons hier en nu. Ook wij zijn ondergedompeld in het water van de Doop. Ook over ons is Gods heilige Geest neergedaald, en ook over ons heeft de stem geklonken: God houdt van je, je bent zijn geliefde zoon, zijn geliefde dochter. Ook wij hebben onze eigen woestijntocht waarin we worstelen met ons eigen bestaan, waarin we beproefd worden door tegenslagen en mislukkingen, en waarin onze trouw aan God getoetst wordt. Maar niet zonder gesterkt te worden door het brood en de wijn die Jezus als teken van zijn Aanwezigheid bij ons en in ons heeft achtergelaten. 
Er is voor ieder van ons een uitweg uit de woestijn. Er zijn waterbronnen die de woestijn doen bloeien, en er is weg gebaand die ons uiteindelijk voert naar de berg waar we God zullen ontmoeten en Hem van aanschijn tot aanschijn zullen aanschouwen. Vanuit de woestijn komt Jezus naar Galilea. Gelouterd door de beproevingen en verrijkt door zijn Godservaring kan Hij tegen alle mensen van alle tijden zeggen: richt je, oriënteer op God (dat is immers het wezen van bekeren). En geloof dat er voor ieder mens blij, goed nieuws is: je bent door God gezien, je bent door Hem gekend, je bent bij Hem geliefd. Amen.

Dr. Alfons Jaakke, pr.