zaterdag 7 februari 2015

Collectegebed 8 februari Vijfde zondag door het jaar "onwrikbaar bouwen en vertrouwen op de genade"


Familiam tuam, quæsumus, Domine, 
continua pietate custodi, 
ut quæ in sola spe gratiæ cælestis innititur,
tua semper protectione muniatur.

Heer, blijf ons die U toebehoren
met liefdevolle zorg omringen.
Wees de beschermer van allen
die hun hoop alleen op uw genade stellen.

Meer letterlijke vertaling:
Wij smeken U Heer,
waak voortdurend met vaderlijke goedheid over uw gezin,
opdat het, slechts gesteund door de hoop op de hemelse genade,
steeds door uw bescherming wordt beschut.

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n

Bovenstaand collectegebed is opgenomen in talrijke codices, o.a. Adelp(retianus), Oostenr. Nationale Bibliotheek, Wenen, Ser. Nov., 206, sæc. XII; Aquilea, in Missale Aquileyensis Ecclesiæ, ed. 1519; Beneventum, Cod. VI 33 nr.25 (sæc. X-XI) Aartsbissch. Archief; Cantuariensis, Cod. Cambridge, Corpus Christi Coll., 270 (sæc. XIe–XIIe,  gregorianiseerd Gelasianum; Casinensis, Rome, Vatic. Ottobon,. Lat. 145 (s. XI); Engolismensis, Parijs, B.N., lat. 816 (sæc. VIII-IX); Fulda, Cod.: Göttingen, Univ. Bibl., Cod. Theol. 231 (ca 975); Sangallensis, Stiftsbibl., 348 (sæc. VIII-IX), originaire de Chur (Coire), sous l’évêque Remedius (796-806) en vele anderen (1).

In het preconciliaire Romeinse Missaal was deze oratie:
- het collectegebed van de 5e zondag na Driekoningen en tevens
- de “oratio super populum” – gebed over het volk (2) van zaterdag na de 2e zondag van de Vasten.

I n h o u d

God heeft zijn Zoon gezonden en Hem vele broeders gegeven, van wie Hij, de eeuwige Zoon van God, de Eerstgeborene is (Rom 8,29). Zo schiep God de “nieuwe schepping”, zijn “familia”, waarin Hij zelf de “Pater familias” is (3).

In de eerste paragraaf van de “Katechismus van de Katholieke Kerk” wordt de verhouding Vader-Zoon en aangenomen Zoon-Vader nader toegelicht:
“God die oneindig volmaakt en gelukkig in zichzelf is, heeft, uit zuivere goedheid, in vrijheid de mens geschapen, om hem te laten delen in zijn eigen gelukzalig leven. Daarom nadert Hij altijd en overal tot de mens. Hij roept hem, biedt hem hulp om Hem te zoeken, te kennen en met al zijn krachten lief te hebben. Alle mensen, door de zonde verdeeld, nodigt Hij uit tot de eenheid van zijn gezin, de Kerk. Om dat te bereiken heeft Hij zijn Zoon gezonden als Verlosser en Redder, toen de volheid van de tijden gekomen was. In Hem en door Hem, roept Hij de mensen op om in de heilige Geest zijn aangenomen kinderen te worden en zo erfgenamen te worden van zijn gelukzalig leven”.

Vervuld van de H. Geest noemen wij derhalve  GodVader. Maar bij het beleven van deze werkelijkheid, vergeten wij niet de diepere liefde die van de H. Geest komt waarop het Latijnse begrip “familia” in de strikte betekenis van de Romeinse rechtsordening wijst. (Zie ook eindnoot (3)). Met dit begrip in het achterhoofd beseft men dat de aanspreking “Abba-Vader” bij Sint Paulus een “waagstuk” is, zoals de oude overgeleverde inleiding tot het Onze Vader in de Romeinse liturgie zegt: “Præceptis salutaribus monitis…audemus dicere”: - Aangespoord door een gebod van de Heer… durven wij zeggen .

God de Vader heeft de mensen lief en heeft hen zijn liefde ontegensprekelijk bewezen door hen zijn Zoon als Verlosser te schenken.  Het is de liefde van de oneindig verheven Vader, die in het Latijn van de liturgie van de Kerk wordt uitgedrukt in het begrip “pietas” (4), omdat in de liefde van de Vader heel de sublimiteit  van zijn Wezen besloten ligt.

De familie van de kinderen Gods, de Kerk, de “familiaris consortio” (5), de familie-gemeenschap, heeft in de pietas van haar Vader en Heer grenzeloos vertrouwen: “… in sola spe gratiæ cælestis innititur --- (…steunt alleen  op de hemelse gratie). Zij bouwt enkel en alleen op de genade van de kant van de Vader.

Natuurlijk vertrouwen de mensen elkaar eveneens en ze moeten dit wel doen om sanen te kunnen leven. Maar nooit kan hun vertrouwen die absoluutheid bezitten zoals tegenover God. Daarvan getuigt het collectegebed immers op een enthousiaste manier:  “in sola spe gratiæ” – slecht gesteund door de hoop op de hemelse genade -  zoals boven reeds gezegd.

In dit onwrikbaar bouwen en vertrouwen op de genade, dit is de liefde van de kant van de Vader, bidt de oratie om voortdurende bescherming.

(1) Zie Corpus Orationum, IV, E-H, Orationes 2390-3028, in de reeks Corpus Christianorum, E. Moeller, J.M. Clément, B. Coppieters ‘t Wallant, Brepols, Tunhout, 1994, p. 122.
(2) Oratio super populum – Gebed over het volk; de oratie, waarmee op weekdagen in de Vastentijd vanaf  Aswoensdag tot en met woensdag in de Goede Week de Misviering werd besloten. Het was een oude zegenformulie in de vorm van een oratie na de postcommunio die, gezien de gebruikelijke oproep van de diaken “Humiliate capita vestra” – “Buigt uw hoofd”, vaak een gebogen houding veronderstelde (inclinatio). Zie Liturgisch Woordenboek I, Roermond 1962, kol. 789. De postconciliaire liturgiehervorming heeft de speciale zegenformules gehandhaafd maar niet met het oratiemodel.
(3) De “familia” (cf. Gr. oι̉κoς) was de kern van de voorstedelijke Romeinse samenleving. Een familia stond onder leiding van de “pater familias” die naar Romeins recht zijn “patria potestas” ("vaderlijk gezag") kon doen gelden over de “mater familias” (zijn echtgenote), “filii familias” (zijn zonen) en “filiae familias” (zijn dochters). 
(4) Binnen de antieke Romeinse godencultus was “Pietas” een personificatie van de liefde tot de mensen en van de
Romeinse deugd Pietas, de staat en de eerbied voor de goden (vroomheid). Pietas bevatte 3 elementen: geloof in de goden, trouw aan het vaderland en respect voor de ouders. 
Pietas werd voorgesteld als voor een altaar staand, met de linkerarm in de hoogte geheven, terwijl zij in de rechterhand een offerschaal houdt, ofwel strekt zij met een omsluierd achterhoofd haar beide handen uit, alsof zij tot de goden bidt. Om haar betrekking tot de vrome liefde van kinderen voor hun ouders aan te duiden staat een ibis of een ooievaar aan haar voeten. Deze godin stond vaak afgebeeld op de keerzijde van Romeinse munten met vrouwen van de keizerlijke familie aan de voorzijde, daar pietas een passende deugd was voor keizerlijke vrouwen (bv. Flavia Maximiana Theodora). De keizerlijke vrouwen staan soms zelfs op de munten met het uiterlijk van de godin.
Dit klassieke begrip kreeg een nieuwe christelijke betekenis in de relatie tussen Schepper-God-Vader en schepselen-mensen-kinderen en duidt de vaderlijke genegenheid en liefdevolle maar tegelijk gezaghebbende  zorg van vader naar kind aan en omgekeerd de liefdevolle kinderlijke gehoorzaamheid met inbegrip van natuurlijke ontzag. Ten opzichte van de Moeder Gods en de Heiligen komen daar de aspecten van vrome verering en piëteit bij.
(5) “Familiaris consortio” – De gemeenschap van het gezin; Apostolische exhortatie Joannes-Paulus II over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, 22.11.1981. Zie met name deel II over het huwelijk en de gemeenschap van het gezin als afspiegeling van de H. Drieëenheid.