Lectio altera
Ex Sermóne sancti Augustíni epíscopi De pastóribus
(Sermo 46, 3-4:
CCL 41, 530-531)
Tweede lezing
Uit de Preek
over ‘De Herders’, van de H. Augustinus, bisschop
(Sermo 46, 3-4: CCL 41, 530-531)
Herders, die zichzelf weiden
Laten wij nu eens zien, wat het goddelijk
spreken, dat niemand vleit, tot de herders zegt, die zichzelf weiden en niet de
schapen.
De
melk drinkt gij wel op, van de wol maakt gij uw kleding, het gemeste dier
slacht gij af, maar weiden doet gij mijn schapen niet! Het verzwakte dier hebt
gij niet gesterkt, het zieke niet genezen, het gewonde niet verbonden, het
verdwaalde niet teruggebracht, het vermiste niet opgezocht, maar het gezonde
dier hebt gij afgebeuld, en verstrooid zijn mijn schapen omdat er geen herder
is.
Tegen de herders, die zichzelf weiden, maar
niet de schapen, wordt gezegd, waar zij van houden en wat zij verwaarlozen.
Waar houden zij dan van? De melk drinkt
gij op en van de wol maakt gij uw kleding. Daarom zegt de Apostel: Wie plant een wijngaard en eet niet van zijn
vruchten? Of wie weidt een kudde zonder zich met de melk van de kudde te
voeden? Wij zien hier dus, dat de melk van de kudde al datgene was, dat
door het volk Gods aan de leiders werd toegewezen om in hun stoffelijk voedsel
te voorzien. Vanuit dit standpunt sprak de Apostel, toen hij dat zei, wat ik
aangehaald heb.
Welnu, hoewel de Apostel voor zichzelf
gekozen had om van de arbeid van zijn handen te leven en zelfs niet om de melk
van zijn schapen vroeg, zei hij toch het recht te hebben op die melk en dat
Christus het zo verordend had, dat zij, die het Evangelie verkondigen, ook van
het Evangelie konden leven. Hij zegt ook, dat zijn mede-apostelen gebruik
hebben gemaakt van dit voorrecht, dat zij zich niets aangematigd hadden maar
dat hun geschonken was. Paulus zelf deed meer, zodat hij zelfs niet aannam, wat
hem toekwam. Hij deed dus afstand van het hem verschuldigde, en van de andere
kant eiste hij niet het niet-verschuldigde; hij deed meer. Hij beeldde
misschien die mens uit, die, toen deze een gewonde naar de herberg gebracht
had, tot de herbergier zei: Wat gij méér
mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden.
Wat moeten wij nog meer zeggen over hen,
die de melk van de kudde niet nodig hebben? Zij zijn zeer barmhartig of liever
zij geven zichzelf in hoge mate aan de dienst van de barmhartigheid. Zij kunnen
het, en omdat zij het kunnen, doen zij het ook. Laten wij dezen prijzen, maar
die anderen niet veroordelen. Want ook de Apostel was niet uit op geven. Hij
wilde immers, dat zijn schapen vruchtbaar zouden zijn en niet onvruchtbaar
zonder overvloed van melk.