vrijdag 13 september 2019

H. Joannes Chrysostomus Hoe te Communie gaan?

H. Joannes Chrysostomus
Hoe te Communie gaan?
Met het gebed op de lippen en berouw in het hart.


 Zonder een blad voor de mond te nemen onderricht de H. Joannes Chrysostomos [349-407], toen hij nog als priester verbonden was aan de kerk van  Antiochië in Syrië (tegenwoordig Antakya, in het zuiden van Turkije) alvorens in 397 bisschop te worden van Constantinopel, de hoofdstad van het keizerrijk.
Zijn theologie was bij uitstek pastoraal gericht met de constante zorg kennis van de waarheid en rechtschapen levenswijze met elkaar in harmonie te brengen: de kennis van de christelijke leer moet zich in leven vertalen. Elke bijdragen van zijn kant beoogde steeds in de gelovigen de beoefening te ontwikkelen van de intelligentie, van de rede, teneinde de zedelijke en geestelijke eisen van het geloof te verstaan en in praktijk om te zetten. Kort voor zijn dood na een uitputtende tweede ballingschap schreef hij dat de waarde van de mens ligt in "de nauwkeurige kennis van de ware leer en in de rechtschapen levenswijze".  Zijn welsprekendheid en zijn scherpe woorden die als bliksemschichten zijn toehoorders troffen bezorgden hem de erenaam “Guldenmond”/ Chrysostomos.
Wilt u naderen tot het goddelijk gastmaal, deelnemen aan de heilige mysteriën, doe het vol vrees en ontzag, met een rein geweten, voorbereid door gebed en vasten.
Vermijdt alle gedruis, gejoel, gestamp en misbaar. Zulke houding van grootdoenerij en verachtelijk vertoon kon u anders alleen maar een flinke straf bezorgen.
Bedenkt dus, welke offer gij ontvangen, tot welke tafel gij naderen zult! Vergeet niet dat gij, stof en as, het Lichaam en Bloed van Jezus Christus gaat ontvangen. Moest een prins u aan zijn tafel uitnodigen, hoe schuchter zou u daar uw plaats innemen en met wat een eerbiedig stilzwijgen de gerechten aanraken!

Hier echter zijt gij de genodigden aan Gods tafel, waar Zijn eigen Zoon u wordt voorgezet. De Engelenmachten omringen dit Gastmaal, doordrongen van heilige vrees; de Cherubijnen bedekken zich het gelaat, de Serafijnen zingen doorsidderd van ontzag: Heilig, Heilig, Heilig is de Heer! En gij, wie zou het geloven, durft als een wanordelijk ontstichtende janboel te communie gaan!
Vergeet u, dat uw ziel, bijzonder op dat ogenblik, behoefte heeft aan sereniteit? Er zou diepe vrede, overstoorbare kalmte moeten heersen!  Weg dus alle grilligheid, onrust en ziele-storend gedruis! Hebt u reeds heel wat zonden bedreven , ban tenminste nù, op het ogenblik van deze verheven handeling, al die ongeordende gevoelens uit uw ziel, anders weet ik voor u geen verontschuldiging. Geen Brood is zo noodzakelijk als hetgeen ons hier wordt geboden. Waarom dan zo’n haast om de kerk te verlaten en terug de wereld in te gaan? Wie spoort er u toe aan?

Ik bid, ik smeek u, wekt Gods toorn niet tegen u op! Wat u aan deze dis wordt voorgezet, is een heilzame artsenij voor de wonden van de ziel; het is een onuitputtelijk schat, de sleutel van het Rijk der hemelen. Laat ons bijgevolg de heilige Tafel naderen het hart doorhuiverd van vrees en opgetogen van dankbaarheid; laat ons neervallen; onze zonden bekennen, vol droef geween om onze boosheden; laat ons zonder ophouden onze gebeden tot God opzenden. Dan kunnen wij, na reiniging van ons geweten, met sereen voorhoofd, in zedige houding, op passende wijze tot voor de Koning van de hemelen aantreden. Laten we die heilige en onbevlekte Hostie die we ontvangen, overladen met onze tederste omhelzingen en kussen met onze ogen. Moge liefdesvuur ons hart verteren! Dan wordt deze samenkomst gezien niet als een veroordeling maar als een veredeling van de ziel; dan dragen we er van mee: liefde, deugd, God-verzoening, blijvende vrede, samenbundeling van alle goederen ter zelfheiliging en tot stichting van onze broeders. 

Tot hier dus mijn raadgevingen, waar ik later nog wel op zal terugkomen. Waar dient dan uw ijver om deze plaats te bezoeken voor, als gij er geen praktische lessen ontvangt? Wat baten u preken, die er enkel op gericht zijn u te behagen? Geliefden, kort is dit leven, laten we er zuinig en waakzaam op zijn. Laten wij in alles bedachtzaam zijn, vol ijver en welwillendheid tegenover iedereen. Als u Gods Woord aanhoort, of u bidt, of tot de heilige Tafel nadert, doet het eerbiedig en onopgemerkt, om u, door geen enkele nalatigheid, Gods vloek op de hals te halen (“Vervloekt, wie het werk van Jahweh ten halve volbrengt”, Jeremias 48, 10). Overhaasting en ongeduld zijn een belediging voor deze offerande. Maar de grofste belediging is het wel tot Zijn Schepper te naderen met een bezoedeld geweten. Hoort het van de Apostel: “Als iemand de tempel van God te gronde richt, zal God hem te gronde richten” (1 Kor 3, 17).  Opgepast dus dat wij Hem niet toornig maken, maar tot Vriend maken. Laat onze ijver er voor alles op zijn gericht op het verkrijgen van de nodige zielsgesteltenissen zoals vrome aandacht, inkeer, rust, aanbidding. Zo moeten wij voor God verschijnen met het gebed op de lippen en berouw in het hart.


Homilia in Nativitate Christi, Kerstdag 386 te Antiochië