Ex Sermónibus
sancti Bernárdi abbátis
(Sermo
5 de diversis, 1-4: Opera omnia, Edit. Cisterc. 6, 1 [1970] 98-103)
Tweede lezing
Uit de preken van de H.
Bernardus, abt
(Sermo 5 de diversis, 1-4: Opera omnia, Edit. Cisterc. 6, 1
[1970] 98-103)
Ik wil op de uitkijk gaan
staan, om te zien wat de Heer mij zal zeggen
Wij
lezen in het Evangelie, toen de Heer predikte en zijn leerlingen vermaande om
deel te nemen aan zijn lijden, zonder het mysterie van het eten van zijn
lichaam, dat sommigen zeiden: Hard is dit
woord; en van toen af bleven zij niet meer bij Hem. Maar toen Jezus zijn
leerlingen de vraag stelde, of ook zij soms wilden heengaan, zeiden zij: Heer, naar wie zouden wij geen? Gij
hebt woorden van eeuwig leven.
Zo
zeg ik tot u, mijn broeders, dat tot op heden het nog voor sommigen duidelijk
is, dat de woorden, die Jezus spreekt, geest en leven zijn en zij Hem daarom
volgen; maar dat ze aan anderen hard toeschijnen, en dat dezen elders hun
armzalige troost zoeken. De wijsheid toch roept luid op de pleinen, op de brede
en ruime weg namelijk, die leidt tot de dood, om hen die erop wandelen tot haar
terug te roepen.
Tenslotte
zegt Hij: Veertig jaar lang was Ik bij
dit geslacht en Ik sprak: Steeds dwaalt hun hart van Mij af. En in een
andere psalm leest gij: Eenmaal heeft God
gesproken. Eenmaal namelijk, omdat dit altijd blijft. Het is één uitspraak,
niet onderbroken, maar voortdurend en blijvend.
Hij
roept de zondaars op tot bezinning van het hart, verwijt ze de dwalingen van
hun hart, omdat Hij daar zelf woont en spreekt en doet wat Hij heeft
voorgehouden door de Profeet, die zegt: Spreekt tot het hart van Jeruzalem.
Ziet,
mijn broeders, hoe heilzaam de Profeet ons vermaant om als wij heden Gods stem
horen, onze harten niet te verharden. Want bijna dezelfde woorden leest gij
zowel in het Evangelie als bij de
Profeet. De Heer zegt immers in het Evangelie: Mijn schapen luisteren naar mijn stem. En de heilige David zegt in de psalm: Wij zijn zijn volk (zonder twijfel van de Heer) en de schapen van zijn kudde. Als gij heden zijn stem verneemt, verstok dan uw harten niet.
Profeet. De Heer zegt immers in het Evangelie: Mijn schapen luisteren naar mijn stem. En de heilige David zegt in de psalm: Wij zijn zijn volk (zonder twijfel van de Heer) en de schapen van zijn kudde. Als gij heden zijn stem verneemt, verstok dan uw harten niet.
Luister
tenslotte naar de profeet Habakuk, hoe hij het verwijt van de Heer niet
veronachtzaamt, maar ijverig en met zorg daarover nadenkt. Hij zegt immers: Nu wil ik mijn wachtpost betrekken en op de uitkijk
gaan staan, om te zien wat Hij tot mij zegt en wat ik antwoord op zijn verwijt
tegen mij. Ik bezweer allen onder ons, broeders, op onze wachtpost te
staan, want de tijd is aangebroken voor de strijd.
In
ons hart, waarin Christus woont, in oordeel en wijs beraad zij ons overleg.
Natuurlijk zó, dat wij niet daarop alleen ons vertrouwen stellen, noch alleen
op onze zwakke bewaking steunen.